Algemeen huishoudelijk-, natuur-, zedekundig- en konstwoordenboek, Volume 1

aangenaam aarde allerleij Aloë aluin Amandelen Antimonie azijn Balfem bekwaam bereid Bezoar Bier bladen bloed bloemen Boekweit boom boter brandewijn champignons deegen deszelfs dewijl dezelve dienftig dikwils doet drachma drie droog duim eenige eerfte egter fchoon fijn fijroop fmaak foliis ftaan ftaat fteen fterk ftoffe ftukken gebruikt gedaante geel gefchied gekookt gelijk gemeene gemengt genaamt gewas gezegt giet goed grein groeit grond groote hebbende hout hunne inzonderheid kleine koleur kooken kookt koud kragt kruid laat latijn lighaam lijder LINN lugt maaken maakt malkanderen meede menfchen mengt mest middel neemt olie once onderfcheid onze peulen plaatzen planten poeijer pond regt reuk roode Sijft Spec tegens terpentijn tinctuur tusfchen veeltijds verfcheidene vervolgens vogt vogtige voort vrugten vuur wanneer warm warmte water weinig wijn wijze witte wordende wortel zaad zaamen zagt zelve zijnde zodanige zoete zommige zomtijds zoort zout zuiker zulks zwart zwavel