Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Pag. 38.

fag 40.

geheel en volkomen met alle fyne verfchynfelen, de Hooggel. Hr. THORBERN BERGMANN, daar van ooggetuigen geweeft zynde, heeft deeze fyne waarneeming aan de Academie medegedeeld.

5. De regen word niet altyd veroorzaakt door eene veranderde zwaarte van den dampkring, en dit is de rede, dat de Barometer de zelve ook niet altyd kan voorfpellen. Somtyds hangt de regen af van eene veranderde warmte der lugt op de eene of andere plaats, voornamentlyk als dezelve vogtig is, want door deeze verandering worden de opgeheeve dampen veranderd in droppen, welke, de lugt bedaard zynde, op den grond vallen. De Abt DE SAUVAGES heeft een zeer eenvoudig middel gevonden, om deeze foort van regen te voor zeggen; wanneer men namentlyk op eenen, met vierkante fteenen beftraaten, grond van een gebouw, aan een' tuin gelegen, eene flauwe fchaduw van een lighaam, welk, op eenigen afstand geplaatft, door de zon befcheenen word, befchouwd, en in die fchaduw eene zeke re beweeging, als van een' opklimmenden waasfem, ontdekt, dan kan men zeker zyn, dat 'er veele dampen uit den grond worden opgehee, ven, welke den volgenden dag in regen zullen veranderd zyn, ten zy een opkomende wind dezelven verdryve.

6. Den vier- en twintigsten April 1759 wierd by Cette gevangen een vifch van eene wanstaltige gedaante. Tuffchen den kop en het lighaam had dezelve vyf vliezen, die de gedaante van een Monniks-kap hadden. Onder deeze vlie

zen

zen waren openingen, waar door het water met geweld in- en uit-drong. De huid was ruuw, met fchobben bezet, en fcherp als die van een' zee-hond. Deszelfs lengte was tweeen twintig voeten, en hy had eenen omtrek van zeventien voeten. De kop was alleen vier voet', en had eenen, veruitsteekenden, fnuit, De bek was zeer wyd en met kleine scherpe tanden bezet. De neusgaaten waren aan het einde, en onderste gedeelte van den fnuit. De oogen hadden nauwelyks eene middenlein van een' duim. De vliezen losgemaakt waren meer dan twee voet' lang; de kieuwen, die onder de vliezen verborgen waren, waren met buig, baare baarden voorzien; aan elke zyde had hy drie vinnen, en twee op den rugge. Wan neer men hem uit het water haalde zaten twaalf Lampreijen, aan fyn' buik vast, en deeze konden niet, dan met geweld, van den. zelven worden afgetrokken.

[ocr errors]

Vyf ontleedkundige Waarneemingen vindt in het Historische gedeelte..

1. De Hr. FOUGEROUX heeft aan de Academie Pag. 81, verflag gedaan, van eene wanstaltige vrugt in een Conyn gevonden. Deeze vrugt beftondt uit twee vrugten, welke met de voorste zyde van den kop af tot aan het onderfte gedeelte van het borst-been famen vereenigt, maar beneden het borst-been van een gefcheiden waren. De bovenste deelen waren op eene wonderlyke wyze als in een gemengt, en op dezelven stondt de kop, welke nauwelyks wanftaltig was. holligheid van de borft wierd. gemaakt door A 4

De

twee

Pag 83.

twee rugge-graaten, welke beiden aan elke zy. den ribben hadden, die vastgehegt waren aan twee borst beenen, het een van boven, en het ander van onderen. Deeze holligheid wierd verdeeld door een vlies, 't welk, zich van de eene rugge-graat tot aan de andere uitftrekkende, eene foort van middenfchot maakte; behalven dit middenfchot was 'er nog een ander, 't welk het voorgaande met eenen regten hoek kruifte. In deeze vereeniging was het hart, en de long van de eene vrugt byna geheel vernietigt. Men ontdekte wel twee lugtpypen, afzonderlyk geplaatft, in elk deezer holligheden, maar de eene eindigde in eene long, daar de andere eindigde in eene foort van long, waar aan de grootste lobbe ontbrak; ook ontdekte men geene vaten, welke met het hart gemeenschap hadden. De lever, flokdarm, en maag, waren enkeld, maar aan de maag waren twee darmen vereenigt.

2. In een jong lam heeft men gevonden eenen vliesigen zak, aan de voorkant van den endel. darm geplaatft, alwaar gemeenlyk de blaas is. Deeze zak was verdeeld in twee deelen, welke van boven vry ver van elkander afftonden, doch van onderen tot een naderden, alwaar derzelver holligheden ook gemeenschap met elkander hadden. De inwendige oppervlakte van deeze twee deelen was bedekt met zeer veele vleefchige veezelen. De zak was van alle deelen afgefcheiden, uitgezondert alleen van de ballen, waar aan dezelve vereenigt was met eene foort van banden, welke voortkwamen van de opperballetjes, digt by de vafa deferentia,

waar

waar mede deeze banden ook overeen kwamen. In den zak waren byna fes oncen van een helder vogt, waar mede dezelve volmaakt gevult was, en 't welk zeer duidelyke tekenen van een fterk zuur gaf; Men kon geene opening ontdekken, waar door dit vogt in den zak had konnen komen, of zich uit denzelven ontlaften. De opperballetjes waren ter plaatse, daar de vafa deferentia uit dezelven komen, zeer fterk uitgezet, gelyk de genoemde vaten ook veel wyder waren, dan natuurlyk is. Sy liepen na de midden van elk gedeelte van den zak, waar op fy een foort van bogt maakten, om dus onder dezelven te komen, en zich te vereenigen in eene ronde buis welke aan

de bovenkant open was, en in maakfel veel overeen kwam met de vafa deferentia. Wanneer men in een van deeze vaten blies, kwam de lugt ook in de anderen, en ontlaste zich door de genoemde buis. Van onderen zag men een ander vleefchig gedeelte, 't welk de blaas fcheen te zyn, en verdroogt was. Aan elke kant, en onder aan de buis, waar in de vafa deferentia eindigden, ontdekte men een knobbeltje, byna van dezelfde grootte en gedaante yan een klein wit boontje, welke knobbeltjes in eenen hals famen kwamen, tot aan het onderfte gedeelte van het lighaam, 't welk de blaas fcheen te zyn, voortliepen, en waarfchynelyk met de pis buis gemeenschap hadden.

3. In den jaare 1715. heeft men bekend gemaakt Pag. 85. het geval van drie Duitfche Soldaaten, die de Cicutaria aquatica, welke fy voor een ander gewas aanzagen, gegeeten hebbende, binnen het A 5

half.

half-uur ftierven (*). Nu deelt de Academie mede een berigt van zeventien Soldaaten, wel. ke op het Eiland Corfica geftorven zyn, door het eeten van eene plant, by de Kruid-kundi. gen bekend onder den naam van Oenanthe fucco virofo croceo. Zoo dra fy van dit kruid hadden gegeeten, wierden fy geplaagt met braakingen, en alle toevallen, welke een vergift te kennen gaven: twee ftierven, voor dat men hun eenige hulpe kon toebrengen, en de vyftien overigen wierden gebragt na het Hofpitaal te Ajaccio, alwaar de Heer VACHER door braak-verwekkende, buik-zuiverende, en hart-sterkende middelen, als ook door eene goede levensregeling, hen in 't leeven spaarde. Sy waren niet, dan na verloop van fes dagen in ftaat, om uit het Hofpitaal te gaan, ja, een van hen kon hetzelve niet verlaaten voor den drie- en twintigsten dag. Het groot voordeel, welk hy in deeze ziekte van het Oxymel fcylliticum heeft gezien, heeft hem doen denken, of de zuuren geen tegengift van deeze plant zyn zouden. Het geval deezer foldaaten fchynt veel overeen te komen met dat, welk WATSON in Philofophical Tranfa Etions heeft befchreeven (†).

4. In

(*) In een' van deeze Soldaten vondt men de maag geheel doorboord, en in de twee anderen was dezelve alleenlyk befchaadigt. In alle drie was de maag vol van een witachtig fchuim. De overige ingewanden van den buik waren weinig aangedaan, de long, en het hart in allen flets, en de vaten vol vloeybaar bloed.

(†) De Hr. W. WATSON heeft in Philofophical Tranfactions for the year 1746. n. 480. p. 227. de

doode.

« VorigeDoorgaan »