Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

RICHTERS

Lijfartz des Konings van Groot-Brittanje en de Keurvorft
van Brunswijk Luneborgh. Bij de Georg Auguft Univer-
fiteit te Gottingen gewoon openbaar Hoogleeraar in de Ge-
nees- en Heelkunde, Prefident van het Heelkundig Genoot-
fchap, Lid van de Koninglijke Gottingfche en Koninglijke
Zweedfche Akademie der Wetenfchapen, als ook van het
Geneeskundig Genootschap te Kopenhagen, enz., enz.

HEELKUNDIGE
BOEKZAAL.

Uit het Hoog- in het Nederduitsch vertaalt, met Voor-
rede, eenige Aanmerkingen en nieuwe Plaaten vermeerderd,
DOOR

JAN BERNARD JACOBS,

[ocr errors]

Artis Obftetric. Prof. Pub. & Col. Med. Gand. Affeffor,
Gezworen Heelmeefter, Gepenfioneerden der Stad Gend en
de Caffelrije den Auderburg.

Pleas'd to commend, yet not afraid to blame. Pope.

SESDE DEEL, EERSTE STUKJE.

TE GEND,

Bij J. F. VANDER SCHUEREN, Boekdrukker in de
Breidelftege bij d'Appelbrugge.

M. D. CC. LXXX.

Ex Legato VERRIJST.

Hi funt Magiftri, qui nos inftruunt fine virgis & ferulis fine cholerâ, fine pecuniâ: fi accedis, non dormiunt; fi in quiris, non fe abfcondunt; non obmurmurant, fi oberres: cachinnos nefciunt, fi ignores.

Richard de Burg.

[merged small][ocr errors]

D. A. GOTTLIEB

RICHTERS

HEELKUNDIGE BOEKZAAL.

I.

Obfervations on the Wounds of the Head. With a particular Enquiry into the Parts principally affected in thofe, who die in confequence of fuch Injuries. By William Deafe, Surgeon to the united Hospitals of St. Nicolas and St. Catharine. London, pr. for Robinson, 1776 8vo. 175 Bladz.

DE

Over de Wonden van het Hoofd.

E H. Deafe beweert in deez Schrift twee voornaame Hoofdpunten. Voor eerft verwerpt hij den raad, welke fomige geeven, van de afgefcheurde Lappen der uitwendige Bekleedfels, welke voor een deel noch aanhangen, tevens weer aan te leggen en te bevestigen. Deze Lap, zegt hij, is gefcheurd en gekneuft; en gekneusde Wonden en heelen niet ten zij met een gevolg van Verettering. Gemeenlijk is hij vol Drek en Vuiligheid waar door deszelfds aanwaffing verhindert wordt. Volgens zijnen VI. Deel. I. Stukje. A

raad, zal men een stukje fijn Linnen, 't gene met Digestiv beftreeken is, tuffchen de Herfenpan en de Vleefchlap leggen, na eenige dagen, wanneer de Lap geëttert heeft, het Linnen wegneemen, en de Lap zal zig alsdan wel zeer haaft aan de Herfenpan kleeven.

(De Drek en Vuiligheid aan de Lap, kan afgeveegt en gezuivert worden, en zal deswegens de Geneezing niet verhinderen. Dikmaals en is de Lap op ver na zo zeer niet gekneuft, dan de H. Deafe zig inbeeldt. De ronde gedaante van het Hoofd maakt, dat het uitwendig gewelt gemeenlijk maar een kleine ftreek aanraakt, en deze is bijzonder gekneuft, maar niet de geheele Lap. De ondervinding staaft, dat ook gekneusde Wonden zonder Verettering geheelt worden. Dit is tegen 't Gevoelen van de H. Deafe. Doch het mag zijn zo het wilt: waarom moet men een stukje Linnen onder de Vleefchlap leggen? waarom de Lap op de ontbloodte Herfenpan niet aangelegt? dikwils zo de ondervinding aantoont, geneeft hij zonder Etterdragt; dit zal niet geschieden als men'er een stukje Linnen onderlegt. Is hij zo zeer gekneust, dat hij zonder Verettering niet geheelt kan worden, zo zal hij, in weêrwil van het Linnen, doch in Etterdragt overgaan. Het linnen Lapje is dan bij het eerfte Geval schaadelijk, en bij het tweede noodeloos.)

Zijne tweede Voorwending is gewigtiger en meer gegrondveft. Vele, en bijzonder de H. Pott, aanzien de Affcheiding, Ontsteking en Verettering van het harde Moedervlies voor de meest bijzondere oorzaak van de laat navolgende en gevaarlijke Toevallen der Hoofdwonden. De H. Dease en aanziet ze op ver na voor zo gevaarlijk niet, en meent, dat al het gevaar 't gene van de verettering des harde Moedervlies afhangt, door de Trepaan kan weggenomen worden.

Voorders word 'er gemeenlijk beweert, dat, wegens de

famenhang des harde Moedervlies met de Herfenpan en Beenvlies door de Bloedvaten, ieder Belediging der Herfenpan en Beenvlies eene Ontsteking, Affcheiding en Verettering des harde Moedervlies tot gevolg heeft. Ook deez wederlegt de S. en beroept zig op eigen ondervinding, de gene het tegendeel aantoont. De Fontanellen, welke men in verscheide Gevallen op de Naaden der Herfenpan ftelt, ftooren de uitwendige famenhang der Bloedvaten : maar hebben ze doch ooit eene Affcheiding en Verettering van het harde Moedervlies te weeg gebragt? de harde Venusgiftige omkleede Gezwellen en Been-uitwaffen van't Hoofd ftooren insgelijks de famenhang der Bloedvaten, doch toonen niemaals aan, dat ze eene bijzondere uitwerking op het harde Moedervlies hebben. Ja zelfds doordringt de Beeneeter door beide Tafels van de Herfenpan, en na deszelfds Affchilffering, vertoont zig het harde Moedervlies met een gezond en jong Vleefch overd at. Indien bij deze Gevallen, bij welke de gemeenfaamheid van het harde Moedervlies met de Hersenpan klaarblijkelijk gestoort wordt, nu noch geene affcheiding van deez Vlies, of door de afscheiding der zelfde geen gevaar ontstaat, waarom zoude dan de affcheiding welke op de Hoofdwonden volgt, met zulk groot gevaar verknogt zijn, daar bij deze nochtans het Lichaam anderzints gezond is, en gemeenelijk door de Trepaan een spoedige uitloos aan de Etter bezorgt wordt.

De oorzaak des Doods in Gevallen waar over hier gehandelt wordt, en legt niet in het harde Moedervlies, maar in het dun Moedervlies en in de Herfenen zelfds. Hier worden de teere Bloedvatjes door de Herfenfchudding zeer ligt verzwakt, zelfds verlamt, en de gevolgen hier van, zijn het stilstaan en ophoopen der Vogten, Ontsteking en Verettering. Immer heeft de S. in deze Omftandigheden het dunne Moedervlies en de uitwendige Zelfftandigheid der Herfenen in Verettering aangetroffen.

« VorigeDoorgaan »