APOLLO EN MINERVA. Waar in de uitgeleezendste Zaaken en Stoffen, Geopend door den Onder de Zinspreuk, E PLURIBUS UNUM. EERSTE DEEL, Voor de Maand Augustus, 1739. Te AMSTERDAM; POLLO en MINERVA, Koning en Koninginne, van het Ryk der wysheid, Dichtkunde en Weetenfchappen,en Voorstanders van alle Geleerden en Schrandere Geeften: alle die geene, die dit zullen leezen, onze groeteniffe. Door dien ons niets meer als het welzyn van het pronkstuk der Natuur den Menfch, ter harte gaat; en wy met droefheid ondervinden, dat de Nyd en onweetendheid, die Vyandinnen der wysheid, haar niet ontzien, om door alle mogelyke middelen, den loop daar van te ftuyten; zoekende, door het verbannen van de Geleerdheid en de luft tot alle Weetenfchappen, de Ondeugd, Slaverny, en Elenden, ten Troon te voeren; waar door het Menschdom van zyn cieraad ontbloot van reedelyke Schepzelen, in ongetemde Dieren, zouden komen te veranderen: zo hebben wy, met goed vinden van onze getrouwen Raaden, beflooten, om daar in te voorzien: Ten dien einde ordonneerende en beveelende, gelyk wy ordonneeren en beveelen by deeze, aan alle onze getrouwe Onderdaanen, om het voorneemen van dit gespuys, met moed en dapperheid tegen te gaan. En om ons goed voorneemen te bereiken, zo is ons |