Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

anders volmaakt het. Zo heeft onzen Chy mist dan niets voortgebragt, maar bestaande Zaaken vermengt. Om zeekere behoeftigheeden voortekomen, heeft God toegelaaten, dat 'er uit twee onderfcheide Dieren, zom tyds een Monster kan voortkomen, gelyk den Muil-Ezel is Ik onderftel voor een oogenblik, tegens de waarheid der ondervinding, dat alle vermengde zoorten, afstammelingen konnen hebben; en dat de Muil-Ezelin,of diergelyke Monster, moeder kan worden, en dat haar jong daar ook toe bequaam is, wanneer het met een ander Dier te doen heeft, en dit zo voort indien gy wilt, tot in het twintigste geflacht. Wat zal dan den uitslag zyn! Dat den Ezel en het paard, de eerfte oorfpronk van dit geflacht vergeeten zullen worden, wanneer de bastaarden dé overhand zullen verkreegen hebben; zo dat het moejelyk zoude zyn een paard te vinden; waar door het eerfte geflacht geheel vernietigt zoude konnen worden.

De onvruchtbaarheid van het eerfte monfter, belet dit gevolg; en de geftelde order word bewaart. En de werktuigige zoorten, zo wel als de Hoofdftoffelyke natuur, die door een oneindige wysheid vaftgefteld zyn, blyven onveranderlyk.

Wat altyd is er uitgewonnen, en hoe veel Quakzalverysen connutte onderzoekinge kan men verwerpen, zo dra men weet, dat 'er maar een oorzaak van alles, naamelyk GOD is; en dat alle beweeging, niets nieuws, kan voortbrengen. Hier uit ziet men de bedrige

ry van de geene; die een calculatie van de uitwerking der beweeging en van een zo genaamde zaamentrekking gemaakt hebben, aan⚫ stonds aan hunne arbeid de grootse naamen, van Waare Natuurkunde of wiskunftige be ginzelen van het gebouw der waareld, toeeigenen. Indien zy zyden dat God dit alles gemaakt heeft, ons alleen de beweeging en het gebruik daar van bekend gemaakt heeft, zo zoude hunne Natuurkunde weezendlyker, zeediger en bevattelyker zyn: En zy zouden ons op een aangenaame wyze oeffenen, in het geen gemaakt is om ons beezig te houden: daar nu de meefte Philofophen, door hunne zamenstellen ons door moejelyke weegen, tot befluiten die geen nuttigheid hebben, trachten te leiden.

Overtuigt te zyn, dat de Studie der beweeging ons nooit tot de Kennis van de natuur der zaaken zal brengen, is een groote zaak; dewyl wy daar door in onze kring zullen bly. ven; bepaalende de Natuurkunde tot de Kennis van het gebruik, dat wy van het geen ons omringt konnen trekken wanneer men bevind, dat het oogmerk waar toe God die doet dienen, ten dienft des Menfchen is.

P

[ocr errors]

Wy hebben (1) elders volkomen uit een eenvoudige befpiegeling der Aarde beweezen, dat zo 'er den Mensch niet was, alles zonder fchoonheid, zonder overeenstemming en zonder oogwit zoude zyn; maar dat den Mensch, alle

(1) Eerfte brief, die het eerfte deel van de Schouwburg der Natuur eindigt.

alle de banden van het geen op der Aarde gevonden word, te zaamen bind, om dat alles aan zyn macht, aan zyne wysheid, beheer. fching en aan zyne dankbaarheid overgegeeven, is Aldus geeft de ondervindende Natuurkun. de, ons niet alleen voorfchriften van een ge zɔnde Zeedekunde, maar ook de middelen om ons, het zy door werkingen die reets onderzocht zyn, of door onderzoekingen die be quaam zyn om iets voordeeligs aan het licht te brengen, te oeffenen. En dit is waarlyk de Natuurkunde, die weezendlyk en nuttig is.

Maar is het wel zeeker, dat wy klaar konnen. verstaan, in wat order en tot wat oogwit, alles wat ons omringt gemaakt en zo geschikt is? zo men de Natuurkundige raadpleegt, dan is 'er niets onbevatbaarder : Maar luistert men na de Stemme der Natuur of de ondervinding, zo is niets eenvoudiger. Vraagt eens aan de Philofophen, hoe en waarom alles gemaakt is; zo zullen de Ouden zo wel als de hedendaagfche, uw in een Doolhof van twistreedenen verwerren, om dat zy, niet de ondervinding maar hunne gedachten raadplegen. Den een vind het wel ftout, dan den Mensch zig als het middelpunt aanmerkt van het geen God rondom hem geplaaft heeft; en schoon hy niets buiten den Menfch vind, dat daar gebruik van kan maaken, zo vind zyn Philofophifche zeedigheid goed om te vraagen, of het gevogelte om den Menfch, of den Menfch om het gevogelte is gefchaapen. En wat praaten zy niet al? want naar een diergelyke vraag, zo konnen zy den Mensch met en Zwyn, zon

G 3

der

der onderfcheid van zang of plicht gelyk ftellen. Andere, om de werken Gods te verklaaren, gelooven dat zy het oogmerk Gods moeten laaten vaaren; meenende op een zeekere wyze, alles door de paffer en winkelhaak te verklaaren en om dat 'er eenige juistheid in die lienien is die zy trekken, zo verbeelden zy zig, het ontwerp van den Schepper, uitgevonden te hebben. Die groote bouwkonftenaars; maar zagt laat ons liever zeggen, die kruipende wormen, onderneemen ieder op zyne wyze om een zon toe te ftellen, en ons een fchets van het geheel-al te geeven, om dat zy twee Stroohalmen over elkander kunnen leggen, of eenige houten om in te woonen konnen schikken: Ondertuffchen belacht den een het werk van den ander. Laat ons dan niet langer gehoor aan hunne dwaasheeden geeven, maar na de natuur luisteren.

Het Opper-weezen, willende den Mensch fcheppen, heeft een woonplaats voor hem bereid; Scheppende de Aarde, waar op hy hem wilde plaatzen, Deeze Aarde, heeft God zo voordeelig geplaaft, dat ze deel aan de vertooning van het geheel-al konde hebben; en gelyk de zelve tot een Paleis voor den Menfch moeft verstrekken, zo diende den Hemel en alle het overige hem tot verciering en bedekking. Spreekt niet van het geen God elders gedaan heeft, dat weeten wy niet. Het is genoeg, dat wy kennen het geen ons aangaat. Door een gevolg van het voorneemen Gods omtrend den Menfch, zo heeft den Schepper het licht gefchaapen, om alles voor hem zicht

baar

baar te maaken, formeerende de lucht om te ademen, en het vuur om daar door te leeven. Uit het zelve ontwerp komen de metallen het zout en de aardsche Hoofdstoffen voort om alles te onderhouden en te vernieuwen wat noodig voor de Inwoonders der Aarde is,

Dit zal vervolgt worden.

TWAALFDE VERTOOG.

[ocr errors]

D' Engelfche Merkurius.

Behelzende een naauwkeurig verhaal, van het aanmerkelykfte dat geduurende de voorleede Maand, in Engeland is voorgevallen.

en

Uit het Engels.

Een gezelschap van Rovers, bezettende des

[ocr errors]
[ocr errors]

avonds omtrend neegen uuren, de Oost zyde van de Brug van London; en niettegenftaande dat 'er zeer veel volk heen en weeder paffeerden zo beroofden zy een Juffrouw die zeer wel gekleed was, van alles wat zy by haar had tot haar fluweel hoedje toe, zonder dat iemand hen dorft hinderen. Deeze dat zy Juffrouw was zodanig verfchrikt in Stuypen viel, fchoon zy naderhand met veel moeyte, nog weederom bequam. G4

[ocr errors]

Daar

« VorigeDoorgaan »