Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

voor een af keer behoorden men de misdaad van zelfmoord dan niet aan te zien, die een deur voor alle grouwelen opend.

NEGENDE VERTOOG.

Brief aan den Informator, met zyn andwoord.

Heer Informator.

Ik

k bezit een van de flechtste gebreeken, die ooit het verftand van een Jongeling konnen ontluisteren, en hoe zeer ik al myne krachten infpan om het zelve te overwinnen, bevinde ik my waarlyk niets daar in te vorderen. Namentlyk, zo dikwils ik eenig werk in het stuk van wetenschappen onder handen neem, en reeds een goed begin gemaakt heb, vervalt my de luft om het te voleinden. Ik maak van alles ontwerpen, vlyende my genoeg in ftaat te zyn om het verftandig uit te voeren, maar zo dra ik tot het midden van iets in het schryven gevorderd ben, laat ik het leggen, en ik 'neem wederom van nieuws iets anders voor. Zo doende bereik ik nooit het oogmerk, het geen ik by my zelve met zo veel genoegen vooraf opgemaakt heb. Het is zeker een verfoeyelyk gebrek Alle Schryveren, die daar omtrent eenige raad aan de hand geeven, vol doen my genoeg aangaande de hulpmiddelen, die zy tegen het zelve voorfchryven, maar het fchynt des niettegenftaande, dat ik het nooit zal te boven komen, Derhalven myn Heer,

[ocr errors]

is alleen myn ernstig verzoek, zo UE eenige byzondere raad voor my over hebt, om die drift op het krachtigfte te konnen tegengaan, dat UE. daar zyne gedachten eens over gelieft te uiten, waar mede UE. my ten hoogsten zult verplichten.

Amfterdam 29 Funy,

ven,

1739.

PHILANDER.

Ik meen dat het myn plicht als Informator is, om den Heer Philander op zyn verzoek naa vermogen te beandwoorden: Nogtans is de zaak zwaarder als men in den eerften opflag zig zoude verbeelden; want, laat men een wifpeltuurig Jongeling zo veel uit de zeedekunde voorprediken als men wil, zo zal men hem wel doen bekennen, dat het een gebrek is; dog het zal nooit in staat zyn, om hem daar van te geneezen. De gemeene mistasting van alle die over de zeedekunde hebben geschreeof die het hun werk maaken, om de dwaalingen, gebreken en ondeugden der Men. fchen te beftraffen, beftaat hier in, dat zy die wel ontdekken, en de quaade gevolgen daar van aantoonen, en het dan daar by laaten fteeken. Maar wat kan het een kranke helpen,dat men hem aantoond dat hy ziek is, en dat zyn quaal hem in het graf zal fleepen, zo hy niet gezond word? ja, al voegden men 'er by, dat zyn quaal uit de Gal, uit koude of iets diergelyks voortfproot, zo lang men hem de noo dige hulpmiddelen niet ter hand fteld, die zo

veel kracht hebben, dat ze de quaal konnen overmeesteren, en de ziekte ftuyten, zo zal een kranke ziek blyven; fchoon dat onze ZeedeMeesters zeggen, dat men de ondeugd die zy beschreevén en bestraft hebben, alleen door de deugd, als het waare hulpmiddel kan overmeesteren; maar teffens bekennen zy, dat zy ons niet deugdzaam konnen maaken, en dat wy van natuure de minfte deugd niet bezitten; dat de deugd alleen een vrucht van het Geloof, en het geloof een vrye genaade gifte Gods is; en fchoon deeze waarheeden volzeeker zyn, zo vloeyt hier uit zonneklaar, dat een ongeloovig Menfch, nooit deugdzaam zal worden, al prees men hem de deugd nog zo aan; ja, al schilderden men die met nog zulke schoone verwe. De gebreken, nu hoo ren meede tot de ondeugden; dierhalven zal men een gebrek overwinnen, zo moet men het niet alleen grondig kennen

maar men

moet zodanig een Geeftelyke Kranke, een hulpmiddel ter hand ftellen, dat machtig is, die quaal te geneezen; en dat hy in zyn vermogen heeft om werkstellig te maaken. Dit is nog niet genoeg; want gelyk de meeste hulpmiddelen in de Artzeny-kunde, gemeenlyk uit bittere dranken, walgelyke Conferven en wanfmakelyke pillen beftaan, daar de natuur een afkeer van heeft, zo gebruikt de zie. ke dezelve doorgaans met een tegenzin; en hy verwerpt die dikmaals, zo dra hy begint te beeteren, eer de quaal grondig geneezen is: Dierhalven moet een ervare Medicyn-Meefter hier in trachten te voorzien; hetzo fchik

kende

[ocr errors]
[ocr errors]

kende, dat de kranke de hulpmiddelen met vermaak gebruikt. Is dit nu noodzaakelyk ten opzichte van de lighaamelyke quaalen, zo is het omtrend de Geeftelyke gebreken, nog veel noodzakelyker; want een kranke zal ligt bekennen dat hy zick is; maar den andere zal zig meeft altoos verbeelden, dat hy gezond zynde, geen hulpmiddelen noodig heeft; en overtuigt men hem daar van, zo komen hem de hulpmiddelen onverkrygbaar voor; of ten minfte moeielyker voor als de quaal zelfs. Dierhalven verwondert het my niet dat den Heer Philander klaagt, dat de hulpmiddelen, die hy by deeze en geene Schryver vind, hem weinig helpen; maar het tegendeel zou my verwonderen. Uit het gezegde nu kan men zien, hoe moeielyk het is, om met nut dit verzoek te beandwoorden.

Dog den Heer Philander zal zeggen, die. redeneeringen zyn goet; maar ook niet bequaam, om myn gebrek te geneezen Dit beken ik: en daarom zal ik ter zaak komen.

Wy hebben gezien, dat men eerft een quaal grondig moet kennen, zal men dezelve wel geneezen. De oorzaaken der quaalen nu zyn zeer onderfcheiden, na dat de byzondere Conftitutie van den Mensch is; zelfs is een quaal veeltyds aan meer als een oorzaak toeteschryven; daarom taft men hier omtrend mis, zo zyn de geordoneerde dranken &c. te vergeefs, en doen dikmaals meer quaad als goed. Ik zal de wifpeltuurigheid niet bepaalen, nog alle de oorzaaken waar uit dezelve voortspruit, als meede de schaadelyke gevolgen daar van niet P 2

ор

[ocr errors]

opgeeven, dat door andere genoeg gefchiet is, alleen zal ik my tot het gebrek van den Heer Philander tegenswoordig bepaalen. De oorzaaken van zyn quaal, moet ik uit de befchryving ontdekken. De teekenen zyn: 1. Dat dit gebrek meeft doorftraald, als hy eenig werk in het stuk van wetenschappen onder de hand neemt. 2. Als hy een goed begin ge maakt heeft, dat hem dan de luft vervalt om het te voleinden. 3. Dat hy van alles ontwerpen maakt, zig vleiende in ftaat te zyn om het verftandig uit te voeren. Uit het 1. blykt dat hy groote luft tot de weetenfchappen heeft:. Uit het 3. dat hy een groote verbeelding van zyn eige bequaamheid heeft, en uit het 2. dat hy wel in ftaat is om een goed begin te maa ken, dog dat 'er iets is, dat hem belet te voleinden gelyk hy begonnen heeft. Hier blykt de oorzaak van die quaal zonneklaar; naamelyk, dat deezen Heer te veel vuur bezit en de meeste Jongelingen van dit temperament, zyn dit gebrek onderworpen. Zy verbeelden zig een weetenschap grondig te verstaan, als zy een oppervlakkig denkbeeld van iets verkreegen hebben, en zonder met bezadigtheid, van de eerfte grondbeginzelen tot het einde voorttegaan, zo hebben zy zo dra geeindigt als begonnen: En hun verkeerde verbeelding, aangeprikkelt door de eerzucht, die 'er altoos meede vergezelt gaat, doet hen iets onderneemen welkers begin goet, en zomtyds fraai genaamt mag worden, om dat het vol vuur is, dog zy voleinden nooit, om dat het vuur aanstonds vervliegt, dewyl het

[ocr errors]
« VorigeDoorgaan »