Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

ZESDE VERTOO G.

M

ONDERZOEK.

Of Eneas, ooit in Italien is gekomen.

[ocr errors]

en heeft aangemerkt, dar meest alle Volkeren in hunne gefchiedeniffen, de waarheid met de valsheid vermengt hebben, om hunne af komft en oorfprong doorlugtiger te maaken. Of dit aan een zeekere Hovaardy en verwaandheid moet toegeschreeven worden, om derzelver af komft, boven die van hunne naburen te verheffen; of dat het zelve door Staatkundige Vorften is uitgevonden, om hunne Onderdaanen, ter naarvolging der deugden hunner voorouderen aantezetten, zullen wy nu niet onderzoeken. Dog de heedendaagsche Natien, hebben altoos zeer veel vermaak gevonden, om derzelver oorspronk van de Troyaanen, boven alle andere Volkeren afteleiden; dat nogtans zeer te verwonderen is, dewyl de Troyaanen in alles voor de Grieken moeten wyken. Zy wierden overwonnen, in dien langen en bloedigen oorlog, en waren de eerste aanvallers, door het beschermen van een Prins, die zig aan Roof en Echtbreuk fchuldig gemaakt had; gelyk de Grieken tot wraak, eindelyk hunne Stad met vuur verwoeft hebben: En nogtans hebben veele Natien naderhand de grootste achting voor dit onrechtvaardig en overwonne volk getoond, zelfs met hunne oorfpronk daar van te doen afdaalen. De Franfche Schryvers, hebben zig eerft aan die verwaantheid fchuldig gemaakt, zeg

C 4

gende,

cus,

gende, dat zy af komelingen zyn van * Frans de zoon van Hector, die zy zeggen dat in Gaule lande, dat geweft overwon, en zig daar ter needer zetten, geevende het volk de naam van Franken in plaats van Gaulaizen gelyk zy te voren genoemt wierden. De Engelfche zyn niet wyzer geweeft, want Jeffry fchryft, dat Brutus, de kleinzoon van Eneas, en Zoon van Silvius, de broeder van Afcanius zyn Vader by geval op de Jacht gedood hebbende, naar Griekenland vlood, verloffende veele gevangen Troyaanen waar meede hy naar Engeland zeilde, dat doen Albion genaamd en door een geflacht van Reufen bewoond wierd: Hy lande tot Totnes in Devonsbire, verwinnende de bewoonders, wanneer hy een nieuw Koningryk ftichte, noemende het zelve Britain naar zyn naam. Dog geleerde Mannen, hebben reets voorheen aangetoond, dat dit beide maar een Fabel is; al zo wel als dat de Inwoonders van Walles, hunne oorfpronk van Camber, een Troyaans Prins reekenen, om nu van anderen te zwygen. Dit zyn overleeveringen en gevoelens, die zo lang zullen duuren als de Menfchen geneegen zyn, zig te laaten milleiden; onwillig zynde om te fcheiden van de

Mentis gratiffimus Error ;

dat is, zo lang als de waereld zal duuren. Zom mige

* Den Geeftryken Heer Voiture, die geen liefhebber van, de Griekfe Schryvers is, mogelyk om dat hy hen nooit ge. leezen heeft, was gewoon al boertende te zeggen, dat hy een natuurelyke afkeer van de Grieken had om dat by Tan Erancus afftamde.

[ocr errors]
[ocr errors]

mige Geleerden, hebben het zelve gevoelen van de komst van Eneas in Italien, en het oprechten van een Koningryk aldaar; voor een verzonne verdichtfel der Romeinen aangezien, om hunne oorfpronk doorlugtig te maaken. Den Geleerden Bochartus, in een Brief aan Segrais, de Franfche vertaalder van Virgilius, heeft getracht die vertaaling te doen afkeuren. Dit gevoelen fundeert hy op een paffage in Homerus, het 20 Boek vs. 307.alwaar Neptunus voorzegt, dat Eneas, zyne kinderen en naakomelingschap naar de ondergang van Troyen, over de Troyaanen zouden heerfchen. Zommige Oordeelkundi. gen, om de eer der Romeinen en de achting van Virgilius op te houden, hebbende deeze ichynbaare teegenftrydigheid tuffchen die twee Poeëten, zoeken weg te neemen, met te ftellen, dat Eneas, weezendlyk in Italien geland is; en dat hy naar de vaftstelling van zyn Zoon Ascanius, aldaar wederom naar Afia is gekeert, en over de Troyaanen geheerst heeft. Dog behalven dat het niet waarschynelyk is, dat die Prins zyn nieuw Koningryk, dat hy eerft op gerecht had verzaakt zoude hebben, om naar een verwoefte Stad weder te keeren, zo vind men ook het minste bewys van achtbaarheid voor dit verhaal. Anderen hebben gedacht, dat 'er een fout in de text van Homerus was en dat de waare leezing niet Τζώτων maar παντεωιν ἀκάζει Was. Maar Boc bartus zegt, dat men dus een onverandwoordelyke vryheid gebruikt, omtrend de Schrif ten der Ouden; dog onder het welneemen

[ocr errors]

van dien zeer geleerden Man, zo is die onderscheide leezing niet zonder fundament, want het is zeeker, dat die plaats aldus in verscheide oude handfchriften geleezen word : En dat het nog te waarfcheinelyker maakt, is dat dit naauwkeurig met de twee vaarsen van Vergilius overeenftemt, die een woordelyke navolging van Homerus, fchynen te

[ocr errors]

zyn.

Hic Domus Enea cunctis dominabitur avis, Et Nati Natorum, qui nascentur ab illis. Eneid. L. 3. v. 57.

Zo dat het zeer waarfchynelyk is, dat avTEOI de waare en natuurlyke leezing is; of ten minsten, dat het zo, gevonden wierd in het handfchrift, daar Virgilius gebruik van gemaakt heeft. Dog al eens toegestaan zynde, dat Homerus reden gelyk het in de teegenswoordige uitgaave ftaat, gefchreeven heeft, zo kan ik niet zien, waarom zulks het komen van Eneas in Italien zoude teegen spreeken, ofte in ftaat zyn, om de grondlagt van dit edel gedicht omvertewerpen; nademaal Neptunus in zyn voorzegging, (gelyk het de natuur van die voorzeggingen is dat deze!ve duister en dubbelzinnig zyn) insgelyk heeft wille te kennen geeven, dat Eneas over de Troyanen in een ander land, zoude heer fchen, en niet binnen Troyen. Dit was lang geleden, het gevoelen van Dionifius Halicarnaffus, en van de beste oordeelkundige schry

vers onder de ouden. Waar op Bochartus, andwoord, dat hy dit fchreef, om zyn hof by de Romeinen, en een Compliment aan> Auguftus te maaken, onder wiens regeering hy leefde. Deeze befchuldiging fchynt wat hart, ten aanzien van dien keurigen onderzoeker der oudheid, die zonder twyffel, eenige oude Schryvers tot zyne voorgangeren hier in zal gehad hebben. De Overleevering van de komft van Eneas in Italien, heeft eens tot groot voordeel van de inwoonders van * Acarnania geftrekt, die naar de dood van Alexander, Zoon van Pyrrhus Koning van Epirus, bevreest zynde, dat de inwoonders van Ætolien hen den Oorlog zouden aandoen, Afgezanten naar Italien zonden, om de bystand van de Roomfchen Raad te verzoeken; en om den Raad aan te zetten, dat zy dit verzoek mog-› ten inwilligen, zo gaven zy voor, het eeni-, ge landschap te zyn, dat geen Scheepen of byftand in den Oorlog tegens hunne Voor-Va-.: deren de Trooyaanen, gezonden had; waar op hun verzoek toegeftaan, en een Afgezant naar! de Ætolianen gezonden wierd, met ordre om hen in ruft te laaten. Dit gefchiede in het Jaar 512 naar de bouwing van Romien, en 200 Jaar, voor de neade gefchreeven is. Dog de overleevering was voor de Inwoonders van Ithaca, geenzins zo gunftig, wanneer zy over Agat

Acarnania naderhand Carnia genaamt, is een klein landfchap leggende in Griekenland in Epirus, tuffchen de golf. van Laita, en den vloed Afpri, aan de grenzen van nederAlbanien.

« VorigeDoorgaan »