Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

lens aan elkander te konnen meede deelen; en door dit middel hun gebrek te vervullen. Zy kennen niets anders, als het geen nuttig en noodzakelyk is, tot de onderhouding van hun zoort en ieder geflacht in 't byzonder. Daarom heeft men nooit gezien, dat een Beeft een openbaare reedenvoering deet, of over de oorzaaken en uitwerkzelen reedentwiste; want zy kennen niets anders, als het dierlyke leeven.

Dewyl de natuur hunne kenniffe, in zodanig een naauwen omtrek beslooten heeft, zo heeft zy ook in evenredenheid hunne begeertens; driften en behoeftens meede bepaald. Onze kennis, vermeerdert onze begeertens, en onze begeertens onze behoeftigheeden. Te weeten, dat men gelukkig kan zyn, en het zelve te wenfchen, is in het harte van den Menfch een zelve zaak. Voor dat hy zondigde, waren zyn Oogen, voor alle waereldsche en gevoelige Goederen gesloten. De zonde, opende zyne oogen en tot zyn ongeluk, be geerden hy deeze Goederen: Dierhalven gelukkig is een wys Mensch die zyne begeertens, binnen de paalen, die ons de Godsdienft en de reeden voorfchryven, weet te beteugelen. Maar gy zult mogelyk zeggen, geen meer van uwe zeedeleffen: Laat ons dan ter zaak komen.

[ocr errors]

Eergierigheid, Grootsheid, Rykdom, Ach ting, Pracht en weelde, zyn voor de Beeften, onbekende naamen, die gy in het woordenboek van hunne taal niet vinden zult. Zy konnen alleen hunne begeertens uitdrukken; en deeze ftrekken zig niet verder uit, als tot het geen noodzakelyk voor hun onderhoud is. Hoort een Hond spreeken. Hy beklaagt zig niet, dat

zyn

[ocr errors]

als

zyn Kot onverguld, en dat zyn voedzel in
geen zilvere fchootels hem voorgedient word;
nog hy eischt het voorrecht niet; om over al-
le de Honden die in Huys zyn, te gebieden;
maar al war hy verzoekt, is een klein gedeel-
te van spyze om te konnen bestaan. Drygt gy
hem, hy ftelt alles te werk om u te bevree-
digen. Laat gy hem alleen, zo geeft hy door
zyn huylen, zyn wanhoop te kennen. Neemt
gy hem meede uit wandelen, zo zal hy u door
duyzend teekenen van blydfchap bedanken.
Ziet hy eenig voorwerp dat hem verfchrikt
hy zal het u, door zyn beweeging en blaffen
bekend maaken. In een woord, fpreek hem
van eeten, van likken, en ftreelen, van loo-
pen, speelen, en zig zelfs zo wel als u, tegens
een ander te verweeren of te beschermen,
zynde zyn Voorstander en die zorg voor hem
draagt, hy zal u zeer wel verstaan en andwoor-
den, om dat dit alles tot zyn behoudenis strekt,
waar voor de natuur hem alleen de bequaam-
heid om te verstaan en zig te doen verstaan
dat is fpreeken, gegeeven heeft: Dog spreekt
nooit met hem van de wysgeerte en Zeede-
kunde; want dat is voor hem een vreemde
taal welkers uitdrukkingen hem geheel onbe-
kent zyn; zyn weetenschap en nooddruft rykt
zo ver niet; maar brengt hem by een Teefje,
aanftonds zal hy kennis maaken, en het on.
derhoud begint: Ook moet gy niet verwach-
ten, dat hy veel tyd zal verliezen, met zyn
Minnares te complimenteeren over haar
fchoonheid, welgemaaktheid, Verstand, af-
komft en Jeugd; want alle die voordeelen
zyn by hem zo veele onbekende denkbeelden,
dien hy niet verstaan nog uitdrukken kan: En

de

de eenige zaak, dien hem op die tyd aandoet, is de begeerten om zyn zoort te vermeerderen, of ten minsten, om de rechte middelen daar toe te gebruiken; en daar op draayt de geheele converfatie uit, maar dan word alles by hem vol leeven en vuur, en in een verliefd beeft is ieder zaak zo nadrukkelyk, als in de drif. tigste Man: zyn gebaar, zyn Stem en bewee. ging in een woord, alles toond ons zyn patfie.

Aldus is onze eerfte aanmerking over de taal der Beeften, dat het zelve zig niet verder, als tot de noodzakelykheeden des leevens uitstrekt. Maar wy moeten ons zelts, ten opzichte van dit punt niet bedriegen. Om de zaak wel te vatten, zo komt de taal der Beeften, alleen in betrekking tot die der Menfchen, ons dus bepaald voor, dog het voldoet voor de Beeften, en meer zoude van geen dienst voor hen zyn. Was het niet te wenschen, dat onze taal, ten minste in zeekere opzichten, alzo bepaald was als de hunne? Indien de Beeften ons hoorde redeneeren, praaten, liegen, lafteren en raaskallen, zouden zy wel oorzaak hebben, om ons het gebruik dat wy van de fpraak maaken te benyden. Zy hebben het voorrecht niet dat wy bezitten, maar zy hebben onze gebreken ook niet. Zy fpreeken weinig, dog altoos ter zaak, en met goede kennis. Zy fpreeken altyd de waarheid,zonder immer te misleiden, zelfs als zy van liefde spreeken; hebben zy dan niet een groot voorrecht boven ons! Ten deezen opzichte, ftaan zy bynaa in het zelye geval, met de meeste Boeren in ons land, en met F

de

de Neegers en Wilden in America. Ik kan zelfs Philofophen van hen maaken, ten minsten verscheide van hunne zoort by Diogenes vergelyken, die in den ton woonde; met de enkelde noodzaakelykheeden te vreeden zynde ; mydende den ommegang met Menfchen, en nooit fpreekende, als uit volkome noodzakelykheid. Zodanig is een van die welgevoede Katers met zyn lange kneevels, die gy in een hoek ziet leggen, om gemakkelyk zyn voedzel te verteeren, flaapende naar zyn welgevallen, en zomtyds een uitspanning op de Jagt te neemen; dus leeft hy in vreede, zonder op de uitslag van zaaken te letten, dat in ons zorge verwekt; ook plaagt hy zyn Herffenen met geen duizende van noodeloze overdenkin gen en aanmerkingen; nog hy bemoeit zig niet om zyne gedagten aan andere medete deelen. Het is waar, het gezigt van een katy is alleen in ftaat, om al hunne Philofophie om ver te werpen; dog zyn onze Philofophen, wel een haair wyzer, in diergelyke omstandig heeden?

Dog laat ons de waarheid vafthouden. De Beesten fpreeken in 't gemeen zeer weinig; daar zyn zelfs zommige van zodanig een stilzwygende gefteldheid, dat zy hen geen vier woorden, in een dag laaten ontvallen. Zodanigen zyn, de Ezels, Offen, Paarden, Schaapen, en het grootste gedeelte van de viervoetige Dieren. De reeden is klaar want de natuur, heeft deeze beesten een voedzel gegeven, die zo licht verteerd, dat zy geduurig verplicht zyn, weeder andere te nee

men

men, om den honger voor te komen, daar zyn meeste tyd meede verloopt. Maar inte gendeel moet gy toeftaan, dat 'er Dieren zyn, die zonder de minfte tuffenpoozing spreeken. Deeze zyn onder andere de vogelen, (doggy zult de goedheid hebben Mevrouw, om aan te merken, dat de Vrouwties het minste spreeken) En dewyl de taal der vogelen, mag ik zeggen het onderfcheidentlykite en verstaanbaarfte voor ons is, zo laat ons die tot een voorbeeld neemen, om daar uit van de taal der andere beeften te oordeelen,

Men zegt, de vogelen zingen: Dog dit is een misvatting want de Vogelen zingen niet, maar zy fpreeken; en het is niets anders als hun natuurlyke taal, dat wy voor zingen aan zien. Zingt een Exter, een Specht, en Ra ve, den Uil en een Eendvogel! Het is hun klinkende ftem, die ons doet gelooven dat zy zingen. Aldus fchynen de Hottentotten in Africa, gelyk de kalkoenfe-Haanen te klokken, fchoon zulks alleen het natuurlyk accent van hunne taal is; en dus fchynt het ons toe, dat verfcheide Natien zingen, wanneer zy in der daad fpreeken. De Vogels, zo gy wilt, zingen in de zelve beteekenis; maar zy zingen niet, uit liefde tot de zang, gelyk wy ons verbeelden dat zy doen; maar hun gezang, is altoos een voorgenomen gefprek, fchoon het kluchtig genoeg is, dat 'er zo veele Natien in de Waereld zouden zyn, die nooit anders als op een toon, en volgens de zangkonft fpreeken. Maar wat zeggen de Vogels dan? Dit is een vraag die men Apollos

« VorigeDoorgaan »