Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Schoon de gezegde gebouwen, ieders aandacht trekken, door hunne grootte en talrijkheid van huisgezinnen, zij allen worden nog overtroffen door het Aalmoefeniers Weeskuis, ftaande op de Prinfegraft bij de Leidsche ftraat, in den jaare 1663 aldaar aangelegd, en naderhand nog vergroot; is bijna 300 voeten breed, en drie verdiepingen hoog; en er worden bijna 2000 zielen in onderhouden: het is gefchikt voor weezen, wier our ders geene burgers of ledemaaten der Gereformeerde Gemeente geweest zijn, als mede voor vondelingen, enz.

De Franfche of Waalfche Gemeente, heeft te Amsteldam mede een zeer aanzienlijk weeshuis, dat ook voor het onderhouden van oude mannen en vrouwen dient; 't ftaat op den hoek van de Vijzelen Prinfe-graften, en is een gebouw van den jaare 1669: vóór dien tijd hadden de Waalen hun Weeshuis in de Laurierstraat: het gezin in dit huis wordt ongemeen ruim onderhouden, en in de daad vrij beter dan menig ordentelijk Afteldamsch burger in ftaat is zijne kleine huishouding te doen.

De Engelfchen hadden weleer een Weeshuis aan de zuidzijde van de Loojers graft; doch hetzelve was van weinig betekenis: thans hebben zij een tamelijk fraai Weeshuis op de Oudezijās achterburgwal, bij de Stooffteeg, gefticht in den jaare 1782.

De Roomfchen hebben een jongens Weeshuis, ftaande aan de zuidzijde van de Laurier graft; het is een vrij goed gebouw; maar komt niet in vergelijkinge met het Maagdenhuis van deeze Gemeente, op het Spui, en dat eerst voor weinige jaaren, in de plaats van het oude, gebouwd is; dit huis gelijkt veel eer naar een paleis dan naar een weeshuis Voorheen had deeze gemeente haar uitdeelings comptoir, op den Nieuwezijds achterlurgwal, bij het Spui, doch thans is hetzelve ver plaatst, op den grond van den afgebranden Schouwburg op de Keizersgraft bij de Huideftraat; alwaar 't mede eene zeer aan. zienlijke vertooning maakt - Op het voor weinige jaaren be bouwde Weesperveld, hebben de Roomfchen ook een ruim huis voor arme oude lieden aangelegd: de pracht waarmede het ge bouwd is, doet duidelijk zien dat deeze gemeente eene ruime beurs moet bezitten.

Aan de noordzijde van de Lauriergraft, ontmoet men het Weeshuis der Lutherfche Gemeente, zijnde hetzelve na het midden der voorgaande eeuw gebouwd; het is een zeer goed ge

bouw, en is voor weinige jaaren nog aanmerkelijk verbeterd dezelfde Gemeente heeft niet verre van dat weeshuis, naamlijk n de Konijnenftraat, een Hofjen voor oude Vrouwen, alwaar de in. wooners mede zeer goed onderhouden worden maar van onge. meen veel meer aanziens en ruimte is het Nieuwe beftedelings. huis, door deeze Gemeente gebouwd op het reeds meer. gemelde Weesperveld; het is een groot en aanzienlijk ge bouw, waarin de oude lieden ook ongemeen wèl onderhou. den worden.

Het weeshuis der Vereenigde Vlaamsche en Waterlandfche Doopsgezinden, gemeenlijk het Mennonieten Weeshuis genoemd, ftaat op de Prinfegraft, tusfchen de Vijzelftraat en Reguliers. graft, en is geliicht in den jaare 1676; zijnde in alle deelen een aangeraam en luchtig gebouw, waarin de kinderen ook met allen mogelijken zorg, gevoed, gekleed, en geleerd worden.

Vooraan in de Elandsflraat had dezelfde Gemeente weleer haar Oude Vrouwenhuis; doch hetzelve is in 1759 geplaatst, in de Kerk Arast, achter het Weeshuis voornoemd.

Die van de Collegianten, hebben hun Weeshuis, van ouds de Oranje appel genoemd, ter plaatfe alwaar zij hunne vergadering houden, zie hier vóór.

Onder de godsdienftige geftichten ter deezer ftede kunnen ook nog de volgende geteld worden, als,

Het Stads zijdewindhuis, geplaatst op den Cingel boven het stads magazijn: hier worden jonge meisjens van 8 tot 14 jaaren, en wier ouders van de Huis zittenmeesters, of gelijk men zegt, van de stad, en ook die, wier ouders van de Diaconie trekken, met het winden van zijde aan werk en geld geholpen, maar middelerwijl ook in het leezen, schrijven, en de gronden van den Godsdienst onderwezen.

Het Begijnen-hof, in de Kalverstraat, alwaar, gelijk wij reeds zeiden,de Engelschen hunne Kerk hebben: 't is reeds een gebouw van den jaare 1389: in 1393 werd het door Hertog ALBRECHT in befcherminge genomen : 't is bebouwd met wooningen voor een zeker tal Begijnen, die er hunne eigene kerk en Priester heb. ben: de dochterkens geneeren zig met allerlei kundig naaldwerk, waari fommigen van haar zeer ervaaren zijn.

Het Lazerus of Leprozen-huis, staande bij de St. Anthonies of Foode breestraat: federt de lazerij genoegzaam geheel uit deeze Landen verdweenen is, dient het Leprazen huis, voor eenige proveniers, en fommige fimpele lieden.

Van het Dol of Krankzinnig huis hebben wij reeds gesprokent (zie boven Bladz. 10.

Het St. Joris hof, ftaande tegen de oude Waale Kerk was eerd tijds het Pauliniaanen klooster; 't is nu een Proveniers huis fchoon 't voorheen ook voor Leprozen gediend hebbe.

Behalven alle de gemelde gebouwen vindt men hier ter stede nog eene menigte hofjens en Godsdienftige gettichten, door bij zondere perfoonen van verfcheidene Gezinten, met Godsdienftige oogmerken, aangelegd: de voornaamften zijn:

Het Deutzen Hofjen, op de Prinfegraft tusschen de Spiegel. en Vijzel-straat, in 1695 geflicht door Vrouwe AGNETA DEUTZ, er worden oude vrouwen op geplaatst, die, behalven vrije woo. ning, 36 guldens aan geld, 40 mand turf, 20 8 boter, 20 # rijst, en 20 kaarfen jaarlijks genieten.

Venetia of Maarloops hofjen, naar zijnen ftichter MAARloop dus genoemd, gelijk ook veelen der volgenden den naam naar hunne fichters draagen: dit hofjen ftaat in de Elandstraat: behoeftige Vrou wen van allerleie Gezinten, uitgenomen die van den Roomschen Godsdienst zijn, genieten er vrije wooning, 50 manden turf, en nog eenig geld in 't jaar.

'T Ranpen hofjen aan de Noordzijde van de Braak, wordt me. de door behoerge vrouwen bewoond: zij genieten ieder jaarlijks 25 tonner turf.

De Huisjens van Bosch ftaan naast het laatstgemelde Hofjen; in dezelven wordt alleenlijk vrije wooning genoten.

"T Roeters hofjen, op de Linde graft, is mede gefticht voor behoeftige vrouwen van den Gereformeerden Godsdienst, die er ook alleenlijk vrye inwooning genieten.

Het Okkers hofjen in de kromme Palmfirast, bijna geheel her. bouwd zijnde, moet er een gering geld op verwoond worden "T Claas Reiniersz. Hofjen op de Keizersgaft, tusfchen de Beeren- en Run-ftraat, behoort aan de Roomschgezinden, en voert ter Spreuke, Liefde is 't Fundament; 't is aangelegd voor Vrouwen die bij 't inkomen, voor ééns, honderd guldens moeten geeven.

T Hamershofjen, is mede voor oude Roomschgezinde Vrouwen. "T St. Andries Hofjen op de Egelanttersgraft; hier is een ka pelletjen in 't welk ééns ter week dienst gedaan wordt, door der Capellaan van 't Begtine hof.

De Brouwers huisjens in de Wijdefleeg op de Bloemmørkt, be hooren ook aan de Roomfchen; als mede

Het Otters hofjen, in de Vinkestraat, en

De Zeven keurvorsten in de Tuinftraat.

Het Suiker hofjen op de Lindegraft, behoort aan de Luther fchen; en is aangelegd voor oude vrouwen, en vrijsters boven de 50 jaaren ieder bewoonfter geniet boven vrije wooning, jaarlijks 40 manden turf, 10 f rijst, en drie dukatons aan geld aan dezelfde Gemeente behoort ook

Het Grillen hofjen, in de Weterings dwarsbraat.

Het Brantzen hofjen, op de Nieuwe Keizersgraft bij de Wees perfraat.

Het Linden hofjen, op de Lindengraft, behoort aan de Doopsge sinden, als mede

De Hoeksteen in de Lojerftraat, ook

Het Rijpen- of Roozen-hofjen op de Roozegraft.

'Zie daar alleenlijk de hoofdtrekken van een schilderij van Godsdienstigheid, barmhartigheid en menfchenliefde, waarop de Ang Beldaminers met reden roem mogen draagen.

WERELDLIJKE GEBOUWEN.

In de eerfte plaats komt hier ongetwijfeld voor het vorstlijke Stadhuis, dat met recht den naam draagt van 't agtste wereld, wonder het staat op den ruimen dam, meer achterwaards dan het oude Stadhuis in 1652, door de vlamme vernield, aldaar geftaan heeft: in 1648, (des vier jaaren vóór gezegden brand,) begon men de grondflagen van het tegenwoordige te leggen; ruim een jaar en negen maanden bragt men door met het heien van de paalen, die ten getale van dertien duizend, zes honderd negen en-vyftig werden ingeflagen, des niettegenstaande werd de bouwing zo spoedig voordgezet, (vooral na het oude huis, gelijk gezegd is, verbrand was,) dat de wethouderfchap reeds op den 1 Augustus 1655 er haare zitting int nam; evenwel had het gebouw toen nog geen dak, en er werdt nog eenigen jaaren lang aan gearbeid, eer gezegd kon worden, dat het geheel voltooid was; alles onder opzicht van de ontwerpers, de beroemde JACOBUS VAN CAMPEN,

en DANIEL STALPERT.

Aan dit overheerelijk Stadhuis zijn de krachten der Bouwkunde itgeput, waarvan de befchouwing zelve alleen kan overtuigen;

[ocr errors][ocr errors][merged small]

het heeft, behalven de onderfte verdieping, waarin de Wis felbank, gevangenplaatfen, en eenige kelders zijn, drie fteenen verdiepingen en verwelffels: de breedte bedraagt een tal van ruim 282 voeten, en de grootte diepte, naamlijk tusfchen het voorfte en achterfte middenste uitsteekfe!, bedraagt ómtrent 236 vocten, de kleinfte of zijdelijke diepte omtrent 200 voeten zonder den toren is het gebouw weinig minder dan 117 voeten hoog: alles wat boven den grond is, is zamengesteld uit witte Breemer en Bentheimer fteen, aan alle kanten met eene toereikende hoeveelheid van glasraamen voorzien, in 't middenste uitsteekzel van den voorgevel zyn negen ronde boogen, zeven van welken tot ingangen dienen, de twee overigen zijn met ijzerene tralien gefloten; met vier fteenen trappen gaat men tot deeze boogen op: in 't middenfte uitsteekfel van den achtergevel, heeft men eenen langwerpig vierkanten ingang naar welken men langs zes fteenen trappen, voorwaards en ook van beide zijden opgaat: boven deezen opstal staan rondsom het gebouw negentig Romeinsche Colommen, ieder, met de cieraadjen, ruim 36 voeten hoog: bo ven deeze rij staat een gelijke talrijke rij Corinthische Colommen, alles met cierlijke festonnen tusfchen beiden: op ieder hoek van het dak staat eenen koperen vergulden kroon, die door vier arenden gedragen wordt; langs de daken zyn twintig dakvensters en agttien fchoorsteenen geplaatst: de middenste uitsteekzels van de voor- en achter-gevel, zijn ieder met een kap gedekt, waarin overheerelijke levensgroote marmeren beelden geplaatst zijn: op de lijst van den voorkap ftaan drie koperen beelden. naamlijk dat der rede, tusfchen die der Voorzichtigheid en Rechtvaardigheid: op de achterkap ftaat tusfchen de beelden der Maatigheid en Wakkerheid een Atlasbeeld, den hemelkloot torfchende: de toren die rond en met agt halve Corinthische Colommen omringd is, ftaat in 't midden boven den kap van den voorgevel op een vierkan. ten voetstuk, en is ruim 66 voeten hoog: op denzelven ftaat voor windwijzer het oude wapen der ftad: de toren is met festonnen en andere fieraaden der bouwkunde getooid; ook heeft hy een kunstig uurwerk en klokkefpel, op 't welk driemaal ter week een uur gefpeeld wordt; de ton van het werk weegt 4474 pouden.

Het zoude ons bestek te veel gevergd weezen, wilde men eene beschrijving van het inwendige des gebouws van ons

A

[ocr errors]
« VorigeDoorgaan »