Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

3, Goes 2, Tholen, Vere, Sluis, Hulst en Axel ieder 1 kiezen. Door de Provinciale Staten werden 3 leden voor de tweede kamer der Staten Generaal benoemd. De Gedeputeerde Staten bestaan uit 5 leden.

Het wapen van de prov. ZEELAND is hetzelfde als dat van het voorm. graafschap.

ZEELAND, gem, in het Land-van-Ravestein, prov. Noord-Braband, Berste distr., arr. 's Hertogenbosch, kant. Grave (2 k. d., 8 m. k., 3 s. d.); palende N. aan de gem Sebaayk en Reek, O. aan Escharen en Mill-en-St. Hubert, Z. W. en W. aan Uden.

Deze gem. bevat het d. Zeeland, benevens de geh. en b. Brand, Graspeel, Kruisberg, Nabbegat, Oventje of Overeind, Tient, Voederheil en Heide of Zevenhuis; beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 3135 bund. 26 v. r. 43 v. ell., alles belastbaar land, telt 312 h., bewoond door 359 huisgez., uitmakende eene bevolking van ruim 1800 inw., die meest hun bestaan vinden in handel en veeteelt. Eenige landlieden generen zich met het steken van turf in de Peel, die zij op de weekmarkten in de dorpen in den omtrek verkoopen. Ook heeft men er een gering getal linnenwevers, 2 bierbrouwerijen, 1 windgraan- en 1 ros-oliemolen. Men vindt er mede vele trekössen en schapen.

De inw., die allen R. K. zijn, onder welke 1300 Communikanten, maken eene par. uit, welke tot het apost. vic. van 's Hertogenbosch, dek. van Ravestein-en-Megen, behoort en door eenen Pastoor, eenen Kapellaan en eenen Benificiant bediend wordt.

Men heeft in deze gem twee scholen, als cene te Zeeland en eene te Oventje, welke gezamenlijk gemiddeld door 200 leerlingen bezocht worden.

Het d. ZEELAND of OP-ZEELAND, oudtijds SELANT of SEELANDT, ligt 6 u. 0. van 's Hertogenbosch, 2 n. Z. W. van Grave, aan den binnenrijweg van Grave op Eindhoven. Men telt er in de kom van het d. 70 h. en ongeveer 500 inw.

Volgens sommigen zoude de naam afgeleid zijn van zee en land, als of het het cerste land zoude zijn geweest, dat zich na het verwijderen der zee aldaar zou vertoond hebben. Vroeger maakte het met Uden en Boekel eene dingbank uit, geassisteerd door de Heeren beambten Drossaard Fiskaal en Landschrijver te Ravestein residerende, en werden die drie dorpen gerekend onder den Heikant, en het HalveLand-van-Ravestein genaamd.

De kerk werd in het jaar 1376 als kapel gesticht door ARNOLDUS HEY, en aan den H. Paus en Martelaar CORNELIS toegewijd, ter wiens cere er jaarlijk twee feesten gevierd worden, het eene den eersten Zondag in de maand Mei; het andere den 16 September, welke door de bewoners der omliggende dorpen zeer ijverig bezocht worden. Deze kerk, met een orgel, drie altaren en eenen vierkanten toren, van nurwerk en lage spits voorzien, is te bekrompen, om alle de parochianen naar behooren te kunnen bevallen.

De dorpschool wordt gemiddeld door 150 leerlingen bezocht.

ZEELAND, heerl., op den Duffel, prov. Gelderland, distr., arr., en kant. Nijmegen, gem. Millingen; palende N. aan de heerl. Millingen, O. en Z. aan de Pruissische prov. Rijnland, W. aan Leuth. Deze heerl., bevat niets dan het geh. Zeeland, beslaat eene oppervlakte van 174 bund. 29 v. r. 90 v. ell. belastbaar land; telt 4 h., bewoond door even zoo veel huisgez., uitmakende eene bevolking van 40 inw., die meest hun bestaan vinden in den landbouw.

De inw., die allen R. K. zijn, behooren tot de par. van Millingen. Men heeft in deze heerl. geen school, maar de kinderen genieten onderwijs te Millingen.

Deze heerl. is eene oude bezitting van het huis VAN DEN BERGH, onder Millingen behoorende. WILLEM VAN APPELTERE werd daarmede door FREDERIK, Heer VAN DEN BERGH, in 1406 belcend. Zijn zoon Willen VAN APPELTERE verkocht haar, in 1437, aan EGBERT VAN ALPHEN, Heer van Honnepel, die daarmede verleid werd. Door het huwelijk van CATHARINA VAN ALPHEN met HENDRIK VAN BRONCKHORST en BATENBURG, is ZEELAND aan dat geslacht overgegaan, zonder dat men ontdekken kan, wanneer het vervreemd is. In 1575 klaagde de Heer van BronckhorstANHOLT aan het Hof van Gelderland, dat die van Nijmegen zijne huislieden in ZEELAND met krijgsvolk bezwaarden en tot schattingen drongen, daar ZEELAND een bijzonder territorium was, waar hij eenen Regter stelde. Het Hof schreef aan Nijmegen, daarvan af te zien, ten ware wettige redenen hebbende. Nijmegen antwoordde, hier niets van te weten, en dat de zaak haar niets aanging. Sedert werd ZEELAND door het Cleefsch geslacht van MOTZTELD bezeten, en behoorde in het begin dezer eeuw aan den Graaf van DER LIPPE BISTERVELDT, als getrouwd zijnde met de dochter van den Heer vAN MEINERTZBAGEN. Thans wordt zij in eigendom bezeten door den Heer JoUAN KAREL Zurlippe, woonachtig te Cleve.

Het geh. ZEELAND, ook wel ZBLAND gespeld, ligt 2 u. 0. ten Z. van Nijmegenu. Z. ten W. van Millingen.

ZEELAND, vervallen fort, in de heerl. Vossemeer, prov. NoordBraband, gem. en 1 u. Z. van Nieuw-Vossemeer.

Dit fort heeft eene vierhoekige gebastionneerde gedaante en is voorzien van eene natte gracht en eenen bedekten weg; het is opgeworpen, om Zeeland tegen den inval der Spanjaardente dekken; hoewel later meermalen hersteld, is het thans in vervallen staat, doch nog in zijn geheel zigtbaar. ZEELAND (HET HUIS TE), voorm. adell. h., in het Land-vanRavestein, prov. Noord-Braband, Eerste distr., art. en 6 u. O. van 's Hertogenbosch, kant. en 2 u. Z. W. van Grave, gem. Zeeland.

Dit huis is reeds voor zoo vele jaren gesloopt, dat daarvan alle geheugenis verdwenen is en men zelfs niet meer de plaats weet aan te wijzen, waar het gestaan heeft.

ZEELAND (OP), d, in het Land-van-Ravestein, prov. Noord-Braband. Zie ZEELAND.

ZEELAND BEOOSTEN-SCHELDE, het Noordoostelijke der beide deelen, waarin Zeeland, toen het nog een graafschap was verdeeld werd.

Het grensde N. aan de Grevelingen en het Krammer, O. aan het hert. Braband, Z. aan Zeeland Bewesten-Schelde, W. aan de Noordzee, en bestond uit vier eilanden; te weten: Schouwen, Duiveland, Tholen en Philipsland, benevens Sommelsdijk in Over-Flakkee en Nieuw-Vossemeer, en den pold. Hinkelenoord, aan het vasteland.

ZEELAND BEWESTEN-SCHELDE, het Zuidwestelijke der beide deelen, waarin Zeeland, toen het nog een graafs. was, verdeeld werd. Het grensde N. aan Zeeland-Beoosten-Schelde, O. aan het hert, Braband, Z. aan de Honte of Wester-Schelde, die het van het graafs. Vlaanderen scheidde, W. aan de Noordzee; en bestond uit zes cilanden; te weten: Walcheren, Zuid-Beveland, Noord-Beveland, Wolfaarsdijk, St. Joosland en Oost-Beveland

ZEELANDIA, voormalig fort in Staats-Vlaanderen, prov. Zeeland, gelegen hebbende aan de zuidzijde van den polder Beoosten Bij Benoor den, gem. en ruim u. O. van de stad Axel, ten 0. en in de nabijheid van de kreek genaamd Dries-Arends, achter een puntigen uithoek des dijks van den toen doorgestoken polder en parochie van Beoostenblij.

Aan dit fort begon de zoogenaamde door Prins MAURITS, op het einde der zestiende eeuw, na de inneming van Axel, aangelegde Axelsche linie van defensie, noordwaarts met eene natte gracht en voorzien van 8 bastions; welke linie nog gedekt werd door de forten Kijk uit en Nassau (zie die artikelen), en aan laatstgemeld fort, tegen den zeedijk van het Hellegat, eindigde

In het begin der achttiende eeuw, tijdens het laatste der regering van LODEWIJK XIV, was de stad en het Ambacht van Axel in groot gevaar om door de Fransche troepen overrompeld te worden, het geen door eene list van eenen opgezeten van Axel werd verhinderd. Vóór de stad Axel lag destijds een stroomend water, hetwelk het zoogenaamde Overkwartier van het ambacht van Axel scheidde, over welks schorren en banken men niet dan bij peillaag water komen kon. De Franschen, zich bij verrassing van de stad zoekende meester te maken, vormden het plan om in eenen donkeren nacht het gemelde water te doorwaden, en zoo in stilte binnen de vesting te komen. Zij hadden te dien einde zekere JAN PIKKEVÉ, uit het fort St. Ghislain, geprest en hem genoodzaakt, om hun door de onbekende en ongebaande schorren den weg te wijzen. Het toeval wilde, dat toen zij reeds een eind wegs hadden afgelegd, de klok van Axel half één sloeg, en daar die klok de balve uren niet voltallig, maar alleen met éénen enkelen slag aangaf, deed dit de aanvoerder der bende aan PIKKEVÉ vragen: hoe laat het nu te Axel was ?" Deze man had op dien oogenblik tegenwoordigheid van geest genoeg, om te bedenken, dat hij nu mogelijk een middel had gevenden, om de stad te behouden en gaf ten antwoord, dat het half twee was. Deze list gelukte. De Franschen, verschrikt door dit berigt, begonnen te bedenken, dat volgens de rekening van het watergetijde, de vloed aan het opkomen moest zijn en dat zij derhalve, bij den minsten tegenspoed, of door 's vijands hand of door het water moesten omkomen, zoodat zij besloten terug te keeren, hetgeen hun gelukte, behalve aan twee man, die door de duisternis en den spoed, om zich in veiligheid te stellen, in de slijk versmoorden. De brave PIKKEVÉ vond des anderen daags gelegenheid, om te Axel van den mislukten aanslag kennis te geven, hetwelk ten gevolge had, dat men voortaan aldaar beter op zijne hoede was; terwijl men in allerijl het fort ZEELANDIA en Kijkuit, die tegen over de plaats lagen waar de vijand dacht in te dringen, met geschut wapende en van krijgsvolk voorzag, waardoor de toeleg des vijands verijdeld werd en de stad behouden bleef.

In 1794 was dit fort nog aanwezig, daarin was cene dubbele steenen kazerne van 's Lands wege gebouwd, met eene voorleggende, van geschut voorziene, batterij, welke kazerne weinige jaren daarna voor afbraak is verkocht, terwijl de batterij is geslecht en de grond door de aanpalende ingelanden ingenomen, die ook een groot gedeelte van de gracht gedempt hebben; zoodat van dit fort genoegzaam niets meer is te zien. ZEELANDIA, voormalig fort in Oost-Indië, op het eil. BoewangBesi, een der Uliassers, in het westen van het eiland, in 1655 gebouwd. Na de mislukte expeditie, in 1817. tegen de oproerige bevolking van de Uliassers ondernomen, bevond zich de Adelborst der eerste

klasse, D. W. MUSQUETIER, met 53 soldaten in dit fort, hetwelk in eenen ellendigen staat van tegenweer was. Bijna geen der kanonstukken waren bruikbaar, de affuiten verrot en vergaan. Dadelijk werden er banden aan het werk geslagen, om voor eenige stukken rolpaarden te vervaardigen, ten einde des noods van de beste kanonnen nog eenige dienst te hebben. De stukken werden buiten het fort gerigt op die punten, waar men vermoeden kon, dat de muitchingen een aanval zonde durven wagen, alzoo de sterkte alleen naar de zeczijde wederstand kon bieden, van welken kant men nu niets te vreezen had. Het werd evenwel noodzakelijk geoordeeld, eenige affuiten enz. aan to vragen, alzoo de aanwezige, ofschoon zoo goed mogelijk in elkander gebragt, altoos gebrekkig bleven. Aan dit verlangen werd spoedig voldaan door de aanvoering van twee veldstukken, zes rolpaarden en de noodige ammunitie. Dadelijk werd nu een plan van verdediging gegevormd; cenige huizen nabij de sterkte werden geslecht; de borstwe ringen, hoog genoeg opdat de vijand niets bespieden kon, opgeworpen en de kanonnen en veldstukken in batterij gesteld.

De getrouw geblevene Radja van Haroeka werd met eenig volk uitgezonden, om de gezindheid der inboorlingen te polsen, en voorslagen tot onderwerping te doen; doch de hardnekkige Indianen gaven ten antwoord, dat zij cerstdaags die witte varkens wel anders zonden leeren praten. Ook vernam de Radja tevens, dat het getal muitelingen boe langer hoe meer aangroeide, en er alleen op eene gunstige gelcgenheid gewacht werd, om de sterkte aan te vallen. De Adelborst MUSQUETIER verzocht, uithoofde van ongesteldheid naar boord van bet schip de Evertsen terug te gaan; terwijl tevens aan den Gouverneur van Amboina, VAN MIDDELROOP versterking werd gevraagd. Spoedig kwam een detachement van 20 man, onder bevel van den Kapitein der infanterie P. S. VAN DRIEL en den Luitenant SCHEFFER aan, zoo dat de' geheele bezetting toen uit 106 man bestond De Adelborst W. C. SCHEIDIUS werd nu, onder de bevelen van den Kapitein VAN DRIEL, belast net het bevel over het geschut van het fort. De muitelingen waren van het d. Halibco naar die van Pilauw en Cabauw getrokken, slechts een uur gaans van het d. Harocka, en waagden, den 30 Mei 1817, des namiddags ten 3 ure, met cene magt van onge-' veer 600 koppen, eenen aanval; daar echter de bezetting, steeds ou der de wapenen was, en onafgebroken bij het geschut gereed stond, merkte de Indianen, dat zij niet verrassender wijze kwamen en dat hun levendig musketvuur dadelijk beantwoord werd. Alhoewel zij door het schrootvuur der veldstukken veel volks verloren, bleven zij evenwel, cen groot nur lang, hardnekkig doorstrijden Twee man der bezetting geraakten ongelukkig in hunne handen en werden dadelijk ellendig om het leven gebragt. Ziende dat zij niets tegen ons wakkere krijgslieden konden uitrigten, trokken de muitelingen af. De bevelhebber der sterkte en de Adelborst SCHEIDIUS deden nu, met een detachement, de ronde in den omtrek en maakten den toegang, door het leggen van voetangels en bet opwerpen van meer verschansingen, moeijelijker, terwijl alles weder tot het afslaan van eenen nieuwen aanval werd in gereedheid gebragt Des anderendaags werd, door de waakzaamheid der bezetting, een Indiaan gegrepen, ADRIAAN RADJAWAN genaamd, die de gelegenheid der sterkte zocht op le nemen. De bespieder werd, door bedreiging van pijniging cindelijk genoodzaakt gewigtige mededeelingen te doen, hetwelk hij in den beginne hardnekkig bad geweigerd. De muiteüngen hadden het plan gemaakt, om den 2de Junij, tusschen 12 en 3 ure des namiddags, met'

eene legermagt van 2000 man, andermaal de sterkte aan te vallen en dat wel op het geven van een bepaald sein. Die legermagt bestond gedeeltelijk uit Ceramsche Alfoeren of zoogenoemde koppensnellers, Honimoëzen en Harockaërs, gewapend met geweren, pieken, klewangs, pijl en bogen. Deze zoo belangrijke ontdekking werd dadelijk ter kennisse van den Gouverneur gebragt, met verzoek om, zoo mogelijk, nog eenige versterking te bekomen. Ook dit werd toegestaan, zoodat de bezetting nu tot 200 koppen was aangegroeid. Alles werd met den meesten ijver in gereedheid gebragt, om de geduchte overmagt te ontvangen. De bezetting gunde zich bijna geen nachtrust en geraakte, bij het gebruik van weinig en slecht voedsel, zeer afgemat. Met deze ingespannen verwachting liep den dag van den 2den Junij zeer vreedzaam ten einde. Doch den volgenden, rukte het vijandelijke leger, onder het aanheffen van een verward gehuil en getier, op onderscheidene punten doldriftig aan. Op een gegeven tecken van de trom, vloog ieder op zijnen post en een levendig vuur opende zich van wederzijden. De voorvechters, in eenen halven kring rondom de sterkte geschaard, dansten den tjakelelis of krijgsdans, met hunne klewangs schermende, en de haren, in lange vlechten, om de hoofden zwevende, zoo nabij de monding der stukken, dat het schrootvuur een verschriklijk bloedbad onder hen aanrigtte. Het is grootelijks te verwonderen, dat zij, met zulk eene geduchte overmagt, geen storm waagden en de bezetting door het groot aantal als het ware overstroomden, dan ware het gedaan geweest met onze dapperen. God verhoedde zulks. Drie uren lang duurde de strijd met onafgebrokene hevigheid. De muitelingen trokken toen af, naar het gebergte. De overwinning was met Gods bijstand behaald, alhoewel de kans zeer hagchelijk gestaan had. De Kapitein VAN DRIEL en de Adelborst SCHEIDIUS deden de ronde en vonden, zoover zij zich durfden verwijderen, den grond van bloed doorweekt, zoodat het verlies van de andere zijde aanmerkelijk moet geweest zijn. De bezetting begaf zich nu dood afgemat ter ruste, terwijl alles, zoo spoedig mogelijk weder gereed gemaakt werd voor cene goede verdediging. Alhoewel onze dappere krijgslieden haakten, om den vijand op te zoeken, werd zulks evenwel niet raadzaam geoordeeld, uit aanmerking van onze in vergelijking zoo geringe magt.

Dit fort is in het jaar 1818 door eenen orkaan ingestort en vernield.

ZEELANDIA of ZELANDIA, fort in Nederlands-Guiana, kol. Suriname, ton O. van de stad of liever in den oostelijken hoek van Paramaribo.

De stichting van dit fort, nu BINNENFORT geheeten, wordt aan de Portugezen toegeschreven, doch den tegenwoordigen naam heeft het na de bemagtiging van KRIJNSZOON in 1667, bekomen. Om de uitspringende punt, waarop dit fort gelegen is, loopt een sterken stroom, welks raveling een bestendig gedruisch verwekt. Deze sterke schuring van het rivierwater heeft reeds den Gouverneur VAN SOMMELSDIJK het besluit doen nemen, om den rivieroever met groote flinten en klipsteenen tegen afspoeling te verzekeren, ofschoon de ondergrond uit schulpsteen bestaat.

Dit fort is eigenlijk cene citadel, bestaande uit eene regelmatige gebastionneerde vijfhock, met steenen muren en natte grachten voorzien benevens eenige buitenwerken, en ten 0. aan de rivier, eene batterij voor 20 vuurmonden. De ingang is aan de stadszijde en heeft aldaar ecne esplanade. Aan de noord- of linkerzijde dezer poort, vindt

« VorigeDoorgaan »