Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

men eenen grooten bornput, waaruit het water, met eene bijna evenwigtigen, langen hef boom opgehaald wordt. De poort binnengaande, komt men op een binnenplein, waarop (echter zonder eenig herkenningsteeken) de Gouverneur van SOMMELSDIJK door de oproerlingen werd begraven; lings ziet men de getraliede vensters der militaire en regts de criminele en civiele gevangenissen; voor zich heeft men twee hooge palen staan, tusschen welke een kleine voetpaal staat, waaraan boeijen, in welke de afgestraft wordende slaven of slavinnen geboeid en gezweept worden.

Behalve de bovengenoemde gevangenissen, is het zoogenaamde Kakkerlakken gat, het ellendigste gat, dat men zich verbeelden kan, røgt tegenover de poort, in eenen hoek van den dikken muur. llet is

een verwulfde kelder, waarin het licht van zon noch maan doordringen kan. Deze zoo duistere als vochtige spelonk heeft, bij de militairen, door het aldaar in groote menigte huisvestende ongedierte, bovenstaanden naam verkregen, en, wegens de ongezondheid van dit hol, wordt niemand langer dan 14 dagen daarin opgesloten. Behalve tot gevangenissen, dienen de gebouwen van het BINNENFORT tot magazijnen van kleeding en' wapenen; terwijl men in den linkervleugel de provoost en de werkplaatsen van het garnizoen heeft.

Verder bestaat ZEELANDIA uit eene groep onregelmatige gebouwen; als het Paviljoen voor de Officieren, zijnde eene houten loots van twee verdiepingen hoog, met twee galerijen aan de oost- of binnenzijde; dit onregelmatig gebouw zag er in de laatste tijd, zeer slecht en vervallen uit en wordt thans of is misschien reeds door een nieuw gebouw vervangen. Ten Noorden daarvan heeft men de Hoofdwacht, bij de zoogenaamde ophaalbrug, waaraan het zeer sterk van zwaar en deugdzaam hout gebouwde Meshuis en zijne keuken grenst, zijnde een gebouw van twee verdiepingen hoog, langwerpig en vierkant, met een kruisdak, op welks midden een koepeltorentje staat, waarin eene klok en een uurwerk zonder wijzerplaat gevonden wordt, zijnde het eenige publieke uurwerk van gebeel Paramaribo. Het Meshuis, in welks ooster frontespies men het wapen der kolonie gebeeldhouwd ziet, is, volgens het opschrift van het westelijk frontespies, in 1789 gebouwd, en voert tot zinspreuk Arcus non semper tentitur (de boog kan niet altijd gespannen zijn). De benedenzaal waarin een biljard en eene tapkast, dient den Officieren tot koffijhuis; de bovenste verdieping, waarin de krijgsraad zitting houdt, strekt tevens tot eetzaal voor de Officieren van het garnizoen; terwijl de zijgebouwen de woning en keukens van den Mesman bevat

ten.

Ook dit gebouw wordt geheel vernieuwd. Naast de Mes staat een van steen gebouwd Officiershnis; vervolgens de batterij en eene groote keuken; waarop de fraaije, twee verdiepingen hooge, geheel van steen en luchtig gebouwde Kazerne volgt, staande op eene koele plaats, aangezien de zeewind, die hier regt over de rivier aanwaait, daar door blaast. Dit gebouw, dat oorspronkelijk voor een Magazijn van levensmiddelen gebouwd werd en later in eene kazerne berschapen is, is niet alleen het grootste maar levens het hechtste gebouw der kolonie. Voor de kazerne en de vroeger genoemde gebouwen heeft men een ruim, onregelmatig schulpenplein, waarop hier en daar eenige grafzerken verspreid liggen. Ook werd, volgens HERLEIN (1), de Gouverneur DE GOYER, den 1 Augustus 1715, aldaar begraven.

(1) Beschryvinge van de volkplantinge Zuriname, bl. 50.

Achter de groote kazerne had men vroeger de Kazerne der muzikanten, waarboven het korps Guides of het Negerkorps logeerde; achter dit gebouw een Officiers-woning en daar achter deSommels dijks-kreek; doch in 1834 zijn alle de gebouwen achter de groote kazerne afgebroken. Bij de plaats, waar dit Officiershuis stond, ziet men nog de fondamenten van eenen vroeger bestaan hebbenden en door den wind gedreven wordende watermolen; die echter, zoowel als de wind-roggemolen van het fort Amsterdam, uit gebrek aan wind, spoedig in verval geraakt en afgebroken is.

Bij het zien van het aloude fort hetwelk, door afbreking, aanbouwing en verandering, geheel van gedaante veranderd is, moet men zich verwonderen, dat het een bombardement van drie dagen, (van den 15-17 October 1712) tegen de Franschen heeft kunnen uithouden, vooral wanneer men daarbij in aanmerking neemt, dat het destijds zeer in verval en slecht gewapend was. Maar de kolonisten zeiden, dat de schatting, door den Franschen Zeevoogd CASSARD gevraagd, onder bedreiging van de kolonie te zullen platbranden, en de ingezetenen door honger en bommen te zullen dwingen, slechts een lokaas voor de Franschen was, om, in geval van betaling, in het vervolg terug te komen en alsdan de opbrengst hunner nog niet geoogste produkten op te eisschen; dat het dus beter ware hen maar te laten branden, wijl zij toch maar gekomen waren, om te rooven, waarvan dan ook eene manmoedige verdediging het gevolg was echter moosten de onzen voor de overmagt der Franschen bukken.

ZEELANDIA, plant. in West-Indië, op het eil. Curaçao, in de Midden-Divisie, O. van het Schottegat, Z. van de plant. Welgelegen, N. van de plant. Vagevuur.

ZEELANDIA (NIEUW-), fort in Oost-Indië, op het Sundasche eil. Boewang-Besi, een der Uliassers.

Dit fort, hetwelk, ter vervanging van het, in 1818 ingestorte, fort Zeelandia (zie hierboven), geheel nieuw gebouwd is, staat op den oever der zee , op een klein voorgebergte, omtrent honderd schreden van den afloop eener rivier, die tamelijk breed maar niet diep is en geheel doorwaad kan worden. Op den zelfden afstand loopt hij in zee uit. Het is van ruimen omtrek doch heeft slechts twee punten of bastions. Op het bastion aan den kant van Ceram kunnen twee stukken op dat naar Saparoca slechts één stuk geplaatst worden. Daar in staat eene goede en ruime Residents woning, en eene daarvan afgezonderde Vergaderzaal of Bali, alles van steen gebouwd. Wijders nog een Specerij-pakhuis van gabba-gabba, en eene kleine Kazerne voor veertig militairen, insgelijks van gabba-gabba gebouwd. Bij eene aardbeving, die den 1 November 1835 plaats had, zijn de muren van het residentiehuis in dit fort afgeweken.

ZEELBERG of ZEELSBERGEN, geh. in de Meijerij van 's Hertogenbosch, kw. Kempeland, prov. Noord-Braband, Derde distr., arr., kant. en 21 u. Z. van Eindhoven, gem. en 20 min, Z. Q. van Valkenswaard, nabij de Tongelrcep, waarover hier eene brug ligt; met 16 h. en ruim 80 inw.

ZEELISSE, geh. in de Meijerij van 's Hertogenbosch, kw. Oosterwijk, prov. Noord-Braband. Zie SELISSEN.

[ocr errors]

ZEELST, gem. in de Meijerij van 's Hertogenbosch, kw. Kempenland, prov. Noord-Braband, Derde distr., arr. eo kant. Eindhoven (5 k. d., 25 m. k., 5 s. d.), palende N. W. aan de gem. Oir-. schot en Best, N. O, aan de gem. Strijp, O. aan Gestel-en-Blaarthem.

Z. 0. aan Waalre, Z. aan Veldhoven-en-Mereveldhoven, W.
Oerle.

aan

Deze gem. bevat het d. Zeclst, en de b. Klein-Eindhoven, beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 1314 bund. 20 v. r. 32 v. ell., waaronder 1290 bund. 48 v. r. 93 v. ell. belastbaar land; telt 178 h., bewoond door 242 huisgez., uitmakende cene bevolking van 1220 inw., die meest in den landbouw hun bestaan vinden; terwijl er tevens handel wordt gedreven in linnen- en pellengoederen. De grond is er slechts middelmatig en voor een gedeelte zeer schraal en onvruchtbaar; rogge, haver en boekweit zijn de granen die hier gewonnen worden.

De inw., die er allen R. K. zijn, behooren tot de par. van Zeelsten-Mereveldhoven, welke in deze burgerl. gem. eene kerk heeft.

Men heeft in deze gem. eene school, welke gemiddeld door 180 leerlingen bezocht wordt.

-

van

Het d. ZEELST ligt 1 u. W. ten Z. van Eindhoven, 2 u. 2. 0. Men wil dat de naam Oirschot. De huizen staan er zeer verspreid. der plaats afkomstig is van de Saliers.

De kerk, aan den H. WILLIBRORDUS toegewijd, welke sedert de Reformatie bij de Hervormden in gebruik was, is in het jaar 1795 aan de R. K. teruggegeven. Het is een middelmatig kruisgebouw met eenen spitsen toren op het dak. Er plagt voorheen nog een kleiner torentje met een klokje op het midden der kerk te staan, doch dit is er, bij de vernieuwing, in 1759, afgenomen, omdat het voor het dak te schadelijk was. De kerk staat in het midden van het dorp, op een kerkhof, dat met een steenen muur omringd is.

Ook stond onder ZEELST eertijds een voorname kapel onder aanroeping van den H. bisschop SEVERINUS ingewijd, met eenen priesterlijken tijtel of beneficie voorzien. Deze kapel is geheel verdwenen. Ter plaatse, waar zij gestaan heeft, ziet men thans nog eene boerderij het Severeind gebeeten. Ook heeft hier vroeger gestaan een kast. het Huis te Zeelst genoemd. Zie het volgende art.

Aan ZEELST, Blaarthem, Zonderwijk (nu Veldhoven) is cen aanzienlijk hoek of door JAN II, Hertog van Braband, in 1297 weiland uitgegeven.

De kermis valt in den derden Zondag in October. bestaat uit de beeldtenis van den H. WILLIwapen dezer gem.

Het BRORDUS.

ZEELST (HET HUIS-TE-), voorm. kast. in de Meijerij van 's Her togenbosch, kw. Kemperland, prov. Noord-Braband, Derde distr., arr., kant. en 1 u. W. ten Z. van Eindhoven, gem. en 5 min. N. O. van Zeelst, aan de Kruisstraat.

[ocr errors]

Dit kasteel, hetwelk in cene gracht lag, ging in 1655, bij afscheiding der nagelatene goederen van Vrouwe ELISABETH VAN BERKEL Heer van Nemelaar aan Jonkbeer KAREL ANTOON VAN VLADEBACKEN, en diens zuster over. In het jaar 1683 werd het bewoond door Jonkbeer KAREL VAN VLIERDEN, Heer van Eckart. Het is voor cenige jaren door den laatsten bezitter, Graaf VAN DRONGELBERG, gesloopt.

Ter plaatse, waar het gestaan heeft, ziet men nog eene boerenwoning HET SLOT geheeten.

ZEELST-EN-MEREVELDHOVEN, R. K. parochie, apost. vic. van 's Hertogenbosch, dek. van Eindhoven.

Vóór de Reformatie waren Zeclst en Mereveldhoven twee afzonderlijke parochiën, doch sedert zijn zij vereenigd tot ééne par., welke

Men

nog al

cene kerk te Zeelst en eene kapel te Mereveldhoven heeft, waarin de dienst door eeuen Pastoor en eenen Kapellaan verrigt wordt. telt er 1420 zielen, onder welke 1000 Communikanten. ZEELUST, voorm. buit. in Rijnland, prov. Zuid-Holland, arr. en 3 u. 0. van Leyden, kant. Alphen, gem Alphen-en-Rietveld, Daar het beerenhuis van dit buit. afgebroken is bestaat er thans leen eene boerderij, welke, met de daartoe behoorende gronden oppervlakte beslaat vau 17 bund. 93 v. r. 95 v. ell. ZEEM (DE), boerderij in Firelgo, prov. Groningen, arr., kant. en W. ten N. van Appingedam, gem. en u. N. van Loppersum, 1 u. N. O. van Garrelsweer, 1 u. Z. W. van Wirdum, ten N. van het Damsterdiep, welke men wel eens als een geh. vindt opgegeven.

10.

eene

Deze boerderij beslaat, met de daartoe behoorende gronden, eene oppervlakte van 49 bund. 44 v. r. 20 v. ell., en wordt in eigendom bezeten door den Heer P. B. GOEDHOORN, Woonachtig te Loppersum. ZEEPE (DE), duinvallei op het eil. Schouwen, prov. Zeeland, gem. en W. van Haamstede.

ZEERIJP, oudtijds SERIJP, in de wandeling doorgaans RIPE, RIJPR of DE RIJP genoemd, onder welke laatste benaming het algemeen bekend is, d. in Fivelgo, prov. Groningen, arr., kant, en 2 u. W. N W. van Appingedam, gem. enu: Z. W. van 't Zandt. Men telt er in de kom van het d. 31 h. en 180 inw., en met de daartoe behoorende b. de Groeve 83 h. en 500 inw., die in den landbouw hun bestaan vinden. Ook heeft men er eenen roggemolen. Dit dorp heeft zeer schoone zavelachtige landen en schijnt in vroeger tijden zeer aanzienlijk geweest te zijn. Doch de burgen zijn ook hier gesloopt, ofschoon nog lang cene burg in de Rijp en een ander in de Groeve zich hebben staande gebouden.

Door het onregelmatig gebouwde dorp slingert een niet geplaveide rijweg. Het schijnt zijnen naam gekregen te hebben, omdat het eertijds op den oever (in 't Latijn ripa) van den boezem der Eems of van de haven van Wester-Emden, aan de Fivel, gelegen was. Het ligt u. Z. W. van Wester-Embden, waarvan het door de breede bedding der oude Fivel gescheiden is.

De Herv., die er 450 in getal zijn, onder welke 70 Ledematen, maken eene gem. uit, welke tot de klass. van Appingedam, ring. van Loppersum, behoort. De eerste, die hier het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest GERHARDUS ALBERTI, die voorheen Roomsch Priester en er in 1595 in dienst was. Hij werd in 1600 opgevolgd door DANIEL THOMAE. Onder de hier gestaan hebbende Predikanten verdient melding de beroemde Godgeleerde HERMANNUS MUNTINGHE, die er in 1777 kwam, en in 1780 als Hoogleeraar en Akademieprediker naar Harderwijk vertrok. Het collatieregt wordt bier door onderscheidenen uitgeoefend ; doch Primarius Collator is Jonkhr. O. Q. J. J. VAN SWINDEREN, woonachtig te Groningen, die zulks, vóór een paar jaren, bij publieken koop bekomen heeft.

dat

De kerk, is een fraai, hoog en ruim, half kruisgebonw, ook inwendig bezienswaardig is; het orgel verdient onderhouden te worden. De vroeger zeer booge naaldtoren heeft, na afneming van de naald, in 1834, en het daarvoor plaatsen van een verkort vierzijdig dak van blaauwe pannen, met eene lantaarn daarop, de gedaante een theebus. Deze toren staat ten N. O. afgezonderd van de kerk, met de hoeken naar de hoofdwindstreken gerigt, waardoor één hoek naar de kerk gekeerd is. Vroeger diende deze toren voor eene baak ор de

van

Wadden en de Eems. Deze kerk is, in het jaar 1795, uit hare eigene fondsen aanmerkelijk verbeterd en versierd, en met geheel nieuwe zitbanken voorzien.

7

HERBRANDUS, die volgens Exo, in het jaar 1217, de Pastoor der kerk was, werd in het zelfde jaar, den 21 Mei, op eene scheimsche wijze doodgeschoten. Om dezen doodslag is er zoo als Emo zelf getuigt, een interdict over het land van Fivelgo geveld. In 1252 zegt EMO, is schielijk gestorven MENCO, Abt van DE RIJP, zijnde een regtsgeleerde, die vrij geleerd was. UBBO EMMIUS noemt hem den Pastoor van RIJP, en voegt er bij, dat hij onder de geleerdsten van zijnen tijd gerekend mag worden.

De dorpschool wordt gemiddeld door ruim 60 leerlingen bezocht.

Het Garsthuizer-maar strekt zich hierdoor langs Eenum naar Oosterwijtwerd uit. In het begin dezer eeuw, werd er te ZEERIJP een zeer zwaar gebeente opgedolven (volgens LACEPÈDE, dat van eenen Afrikaanschen olifant), hetwelk in het Museum te Groningen bewaard wordt.

Onder de bijzonderheden van dit d. rekenen wij den Woldweg of Wolddijk en het aldaar zoo algemeen aangenomen bekende spokende Rijpsterlicht. Dit zoo gevreesde licht was geen zich verplaatsende ruil of vurige landmeter, geen valsche lantuarn of stalkaars, geen dwaalof hiplicht (furolles), maar een blijvend licht, dat op de zelfde plaats dan eens zeer helder en dan eens bijna onmerkbaar gezien werd. Er bestaat omtrent de oorsprong van dit licht de volgende legende: Keizer KAREL de Groote beval, na zijne overwinning op den Frieschen Koning RADBOUD II, en na dat deze gevlugt was, dat overal in zijn uitgestrekt rijk de wetten in schrift zouden worden gesteld (1). De Friezen benoemden tot dat einde twaalf deskundige personen, wetgeleerden, door hen Wimoedes en door de Noormannen Azen genaamd, want het twaalftal was in geregtszaken overal van veel beduidenis. Deze Wimoedes moesten als ingewijdden de heilige godentaal, die meerendeels uit rijmen en spreuken bestond, uit het oud Friesch in het Latijn overzetten, en die vertaling zou hen vervolgens tot rigtsnoer verstrekken. KAREL wilde, bij het iuvoeren van meer algemeene wetten, de eenheid bevorderlijk zijn, zonder evenwel hunne voorvaderlijke wetten en gebruiken te veel te wijzigen en op den achtergrond te dringen; de Wimoedes weigerden echter hunne wetten in schrift te brengen, als zijnde, huns inziens, niet geoorloofd, het door hunne voorouderen in Orakeltaal uitgesprokene in schrift te stellen, ook wilden de Friezen zich niet aan de elders nieuw ingevoerde keizerlijke wetten onderwerpen, als wijkende te zeer van hunne aloude zeden en gewoonten, waaraan zij zoo bijzonder gehecht waren, De Keizer, hiervan kennis bekomen hebbende, gaf de twaalf wijzen (Wimoedes) zeven dagen tijd om eene keus te doen tusschen het onthoofden, levend begraven of om ten prooi gegeven te worden aan de woeste golven der zee, door in een stuurloos schip geplaatst te worden en zich alzoo te laten drijven. Zij kozen het laatse gingen te ZEERIJP, in lijdzame onderwerping, aan boord, en dreven nu, met een schip zonder zeil, roer. riemem of anker, voor Gods weêr en wind, zeewaarts. Op het ruime water zijnde zeide cen der Wimoedes, met name Azing of ASEGA, dat hij eens in eene leerrede van WILLEBRORD gehoord had, dat JEZUS CHRISTUS, voort na zijne opstanding, op het

(1 EGINU. Vita CAR. M., p. m. 32.

af.

« VorigeDoorgaan »