Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

ZEHOE (DE) of WAY-ZEROE, riv. in Oost-Indië, op het Ambonsche eil. Boero, aan de Oostkust, die zich met eene oostelijke rigting in den Archipel-van-St.-Lazarus ontlast,

ZEIDA, kaap in Oost-Indië, in de Straat-van-Makassar, aan de Westkust van het Sundasche eil. Celebes.

ZEIDE-POLDER, pold. in Rijnland, prov. Zuid-Holland. Zie ZIJDE-POLDER (1).

ZEIJEN of SEIJEN, geh. in het dingspil van Noordenveld, prov. Drenthè, arr., kant. en 1 u. N. W. van Assen, gem. en u. 2. W. van Vries; met 40 h. en 220 inw.

ZEIST, d. in het Overkwartier der prov. Utrecht, Zie ZETST. ZEK, d. in Oost-Indië, op het Sundasche eil. Sumatra, gouv. geb. Padang, in de Padangsche-Bovenlanden.

Dit dorp werd, daaa het cene schuilplaats der muitelingen was, den 27 Maart 1820, door den Luitenant-Kolonel KEER, met al wat den vijand van eenige dienst kon zijn, verbrand en vernield,

ZEKVELD (HET), duinvallei in het balj. van Brederode, prov. NoordHolland, arr. en kant. Haarlem, gem. en 11 u. Z. van Zandvoort. Deze duinvallei beslaat eene oppervlakte van 30 bund., en is meest beplant met aardappelen.

ZEKVELDT, d. in het Nederkwartier der prov. Utrecht. Zie ZEGVELD. ZEKWAARD, d. in Rijnland, prov. Zuid-Holland. Zie ZEGWAARD. ZELAND, geh. op den Duffel, prov. Gelderland. Zie ZERLAND. ZEELANDIA, fort in Nederlands-Guiana, kol. Suriname. Zie ZEELANDIA.

ZELDAM, b. in Twenthe, prov. Overijsssel, arr. en 14 u. Z. van Almelo, kant. en 1 u. W. van Delden, gem. Ambt-Delden; met 72 h. en 480 inw. Deze b. maakt het noordelijke gedeelte van de buurs. Wiene-en-Zeldam uit.

ZELDAMMER-BEEK (DE), beek in Twenthe, welke in het Wienerveld, gem. Ambt Delden, ontstaat; in eene noordwestelijke rigting Daar Wierden loopt en zich vervolgens in de Regge ontlast.

ZELDEN-RUST, verl. plant, in Nederlands-Guiana, kol. Suriname, ' aan de Cottica, ter linker zijde in het afvaren, palende bovenwaarts aan de koffijplant. Groot-Cuylemburg, benedenwaarts aan de koffijplant. Le Contentement; 580 akk. groot. De Negers noemen haar GRAN-SOEerdi. ZELDEN-RUST, verl. plant. in Nederlands-Guiana, kol. Suriname, aan de Suriname, ter linker zijde in het afvaren; palende bovenwaarts aan de verl, plant. Oranjestein, benedenwaarts aan de suikerplant. Guinesche Vriendschap; 254 akk. groot.

ZELDEN-ZAT, ook ZELDEN-ZATEN, landg. in den Vrijdom-vAR's Hertogenbosch, prov. Noord-Braband, Tweede distr., arr., kant. en 1 u. O. Z, O. van 's Hertogenbosch, gem. Berlicum-en-Middelrode, u. Z. O. van Berlicum, in het geb. Middelrode, tusschen de Aa en de Zuid-Willemsvaart.

ZELDER, geh. in Opper-Gelder, prov. Limburg, distr., arr. en 12 u. N. van Roermond, kant. en u. W. van Gennep, gem. en 35 min. W. van Ottersum; met 4 h. en 35 inw.

ZELDERSCHE-HEIDE, geh. in Opper-Gelder, prov. Limburg, distr., arr. en 12 u. N. van Roermond, kant, en u. W. van Gennep, gem. enu. W. van Oltersum; met 16 h. en ruim 100 inw.

(1) Eveneens zocke men de overige woorden, elders Ze gespeld, welke hier niet gevonden worden op ZIJ.

[ocr errors]

ZELDERT, geh. in Eemland, prov. Utrecht, arr., kant. en § u. N. van Amersfoort, gem. Hoogland.

In dit geb. heeft men, in September 1847, met het slootuitgraven op cen weiland, eenen merkwaardigen eikenboom gevonden, die, volgens ooggetuigen, slechts 6 palm. onder den grond, welligt eeuwen, heeft verborgen gelegen, en waarschijnlijk door eene der oudste overstrooningen der Zuiderzee, aldaar is nedergespoeld. Deze boom was 11 ell, lang, aan den top 6 palm. in het kruis, aan den wortel 1,90 ell. in doorsnede, en in het midden zoo breed, dat een boerenwagen er op staan kon,

ZELEN, geh, in Opper-Gelder, prov. Limburg, arr, en 3. u. N. ten W. van Roermond, kant, en 31 u. Z. van Horst, gem, en 25 min. W. van Helden; met 30 h. on 165 inw.

ZELHEM, gem. in het graafs, Zulphen, prov. Gelderland, arr. Zutphen, kant. Doetinchem (3 k. d., 13 m. k., 4 s. d.); palende N. aan de gem. Hengelo en Ruurlo, O. aan Lichtenvoorde, Z. O. aan Wisch, Z. aan Ambt-Doetinchem, W: aan Hummelo-en-Keppel.

Deze gem, bevat het d. Zelhem, benevens de buurs. Halle, Heidenhook, Oosterwijk, Wassink-en-Veninkbrink, Velswijk en Winkelshoek; beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 8099 bund, 1 v. r. 8 v. ell., waaronder 7828 bund, 50 v. r. 95 v. ell., belastbaar land; telt 552 h., bewoond door 601 huisgez., uitmakende eene bevolking van ruim 3440 inw., wier hoofdbestaan is de landbouw, met de daaraan verbondene veeteelt, voorts handel in graangewassen, hout ens. Ook heeft men er twee windkorenmolens.

Vergelijkt men het getal inw. der gemeente met hare uitgebreid heid dan is zij schaars bevolkt; do oorzaak daarvan ligt in de uitgestrekte heidegronden, vroeger in hoeken gescheiden en nu tusschen de belanghebbende ingezeten verdeeld, waarvan het gevolg is, dat daarvan nu meer voordeel dan vroeger getrokken wordt, alzoo zij worden bebouwd en tot bosch- en teellanden aangelegd

De Herv., die er ruim 2780 in getal zijn, maken cene gem. uit, welke tot de klass. van Zutphen, ring van Doetinchem, behoort. De ecrsto, die in deze gem, het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest JOHANNES FREMORIENSIS, die in het jaar 1594 herwaarts kwam, en in het jaar 1598 naar Steenderen vertrok.

De 20 Afgescheidenen, die men er aantreft, behooren tot de gem. van Varsseveld. - De enkele Evangel. Luth., die er woont, wordt tot de gem, van Doetinchem gerekend.

De R. K., van welke men er ongeveer 630 telt, behooren tot de stat. Hengelo-en-Zelhem. De 12 Isr., die er zijn, behooren tot de ringsynagoge van Doetinchem. Men heeft in deze gem, twee scholen, als ééne te Zelhem en ééne te Halle, welk gezamenlijk gemiddeld door 150 leerlingen bezocht worden.

[ocr errors]

De Domheer WILLEM VAN BERCHEM, een der cerste die over Gelderland geschreven heeft, verhaalt, dat de Graven van Zutphen, die uit bet overoude en adellijk huis VAN SAKSEN afstammen, vóór de grondlegging der stad zich Graven van ZELNEM hebben geschreven, alsmede dat uit hunne nazaten Graaf BALDERICK het huis te ZELHEM tusschen Niel en Meer in de Duffel zou hebben gebouwd, van wiens nakomclingen hij eenen Graaf DIEDERIK, met zijne broeders ALARD en GERAERT en hunne gezamenlijke kinderen van beide zijden, in een oud en versleten misboek had vermeld gevonden maar dat graaf BALDerick zijn slot

to ZELEN had afgebroken en van de puinen en overschot een Benedictijner klooster had gebouwd voor de geestelijken van Zeffelick, en dit met aanzienlijke inkomsten verrijkt. Zoodat men niet behoeft te twijfelen (voegt hij er bij) of de Duffel, die nu onder Gelderland behoort, voorbeen gestaan hebbe onder de Zutphensche Graven. Doch anderen houden dit verhaal, met regt, voor verdacht of immers onzeker, kunnende zij zich ook niet overtuigen, dat de oude Graven van Zutphen of te ZELHEM, of te Ziffelick hof hebben gehouden, aangezien BALDERICK, die hier voor een Graaf van ZELHEM doorgaat, geen Graaf van Zutphen geweest is, maar de derde van dien naam en de dertiende in de rij der graven van Cleve, die, met zijne vrouw ADELDEID, dochter van WICHMAN, Graaf van Zutphen, in het jaar 1000, binnen het vlek Ziffelick (hetwelk in de Romeinsche brieven bekend is onder den naam van Cevelum) ter eere van den H. MAARTEN een klooster heeft opgerigt, hetwelk eerst de Benedictyner Monniken toegeëigend was, en daarna aan wereldlijke Domheeren, binnen Ziffelick is gebleven, tot aan het jaar 1436, als wanneer ADOLF, de eerste Hertog van Cleve, het met toestemming van Paus EUGENIUS naar Kranenburg verplaatst heeft; dat mede DIRK, bij BERCHEM genoemd, geen ander is dan de vierde van dien naam, en in het geheel de achttiende Graaf van Cleve, die kinderloos stervende, zijn broeder ARNOLD tot erfgenaam had, die bij BERCHER ten onregte ALARD wordt geheeten.

ZELHEM behoorde in 1085 tot het Aartsdiakenschap van Vreden in Westphalen en tot de pagus Westfrica. Later maakte het deel nit van het bisdom Munster en had tot Heer de Graven VAN LOEN. In 1255 verkocht HERMAN, Heer VAN LOEN, zijn regtsgebied over SEHLEN en HÈNGELO aan den Graaf van Gelre en Zutphen; sedert maakte ZELHEN een gedeelte van het Landdrostambt van Zutphen uit, dat, bij de inlijving ons land met Frankrijk, heeft opgehouden te bestaan.

van

Het d. ZELNEM of ZELLEN, ondtijds SELEBEN en SERLEM gespeld, ligt 4 u. Z. O. van Zutphen, 1 u. N. O. van Doetinchem, op een punt, waar onderscheidene rijwegen elkander ontmoeten. Men telt er in de kom van het d. 186 h. en 560 inw.

De tijd van stichting van dit d. is onzeker. Het komt in 1131 onder den naam van SELEREM Voor. Sommigen willen dat het zijnen naam aan de oude Saliërs verschuldigd is. Op den 21 Junij 1846 werd de cerste steen gelegd tot bestrating van het dorp, waardoor in eene groote behoefte werd voorzien.

De kerk, welke voor de Reformatie aan den H. LAMBERTUS was toegewijd, stond destijds ter benoeming van den Proost van Bethlehen. Er waren drie vikarijen in de kerk gesticht, als: die van St. ANNA, die van St. ANTONIE en die van St. CATHARINA. Deze kerk, welke eenen

hoogen toren heeft, oud en bouwvallig geworden zijnde, is in 1843 op eene doelmatige wijze verbeterd en verfraaid. Het orgel, dat eenen geruimen tijd in zeer slechten toestand was, is in dit jaar (1849) door den orgelmaker SCHWARTZ van Anholt hersteld en verbeterd, waarna het den 3 Junij werd ingewijd. De kerk en toren schijnen van eene hooge oudheid te zijn en oorspronkelijk geheel met tras of duifsteen, die hier en daar door gewone metselsteenen vervangen is, bekleed te zijn geweest. De kerk is voorts eene kruiskerk, van welke de regterzijde langer uitgebouwd is dan de linker. Zij schijnt in Junij van het 1572 veel geleden te hebben door de troepen van den Graaf VAN DEN BERGH, die, in het belang van zijnen schoonbroeder, WILLEM I, Prins van Oranje, uit het Weerd, vooraan in Westphalen, over Gendringen,

ver

Daarin

Sillevolde en het klooster te BETHLEHEN naar ZLB trok en volgens over Hengelo naar Zutphen, en het Overijsselsche. ligt begraven FREDERIK JORAN, Vrijbeer van Bahr, Heer van Slangenberg, Luitenant Generaal der Infanterie, onder anderen vermaard uit het gevecht bij Ecckeren in 1703.

De dorpschool wordt gemiddeld door ongeveer 100 leerlingen bezocht en is een uitmuntend gebouw.

[ocr errors]

en,

Op eenige min. N.Ö. van het d. ligt Hissing, dat van adellijke af komst is en gedeeltelijk door den tegenwoordigen eigenaar, F. J. A. B. BECKING, tot eenen zeer schoonen lusthof is aangelegd (1). Onder ZELHEM is een bijna honderdjarige eik, die, op eene hoogte van ruim 1,20 ell. boven den grond gemeten, 3,37 ell. omtrek, 6,30 ell. boven den grond, 2,54 ell. in den omtrek heeft, zijnde de stam 8,50 ell. hoog, zonder takken, cirkelrond en volkomen regt. Een andere boom mede aldaar, die tot op eene hoogte van 11,30 ell. insgelijks zonder takken, cirkelrond en volkomen regt is, heeft ruim 1,30 ell. boven den grond, 5,14 ell. en op 6,30 ell. hoogte, 2,46 ell. omtrek.

ZELNEN is de geboorteplaats van GEERTRUYD VAN ZENST, die in 1623, met EANST WILLEM graaf van Bentheim huwde en een sieraad van hare sekse wordt genoemd. De lotgevallen dezer vrouw, ter zake van de pogingen, door den Bisschop van Munster aangewend, om haar tot het R. K. geloof over te halen, zijn zonderling en toonen aan, dat zij eenen buitengewonen moed inoet hebben bezeten.

Men heeft te ZELHEX vier paarden en beestenmarkten, als de eerste den 5 Mei, de tweede den 1 Julij, de derde den 16 September, de vierde den 2 November. De kermis valt in den 17 September.

Bet wapen dezer gem. bestaat uit een veld van goud, met eene ploeg van sabel, beschenen door de zon.

ZELHEMMERHEIDE (DE), heideveld in het graafs. Zutphen, prov. Gelderland, kant. Doetinchem, gem. Zelhem.

Het strekt zich uit van het Noorden naar het Zuiden; dat is van omtrent Varsseveld tot nabij het dorp Zelhem, tot mijl in de lengte, en van des Heeren Veen aan de Oostzijde tot aan het Engelanderholt, in gelijke breedte. Dus mag nien rekenen dat deze heide omtrent 8 uren in den omtrek heeft.

ZELHEMSCHE ZAND (HET), uitgestrekt dennebosch, in het graafs. Zutphen, prov. Gelderland, gedeeltelijk gem. Hengelo en overigens in de gem. Zelhem, langs de grenzen van de mark van Hengelo zich uitstrekkende naar de gem. Ruurlo en ten N. belend aan den grooten weg van Zelhem op Ruurlo, cene oppervlakte beslaande van 500 bund.

Dit ZAND was oorspronkelijk het eigendom van de geërfden der zoogenaamde Dunsborger-Hattemer-Mark, en is in 1822 aan den Heer Baron VAN DER HEYDEN VAN BAAK, met alle de dennen der onderscheidene aanplantingen daaronder begrepen, voor 9000 guld. verkocht. De benaming van het ZAND is waarschijnlijk eerst in het eerste vierde gedeelte der vorige eeuw ontstaan; immers in dat tijdperk vindt men het eerste melding gemaakt van zandverstuiving daar ter plaatse, welke verstuiving van jaar tot jaar is toegenomen, zoo dat eindelijk in het

(1) Het verdient opmerking, dat de namen van de oud hoevige Erven, de oorspronkelijke bezitters van de marken, doorgaans hier en in naburige gemeenten op ink uitgaan, ais POPPink, Wassing enz., waarvan men ook vele soortgelijke familienamen aantreft, van welke sommigen den uitgang op ing hebben veranderd.

tweede en vooral in het derde tot in het begin van het vierde gedeelte der vorige eeuw, de geërfden van die mark getracht hebben die verstuiving te keeren, aanvankelijk door het plaatsen van eiken kwadden en daarna door het planten van zoogenaamden zandhaver, tot dat men, in 1777, op het denkbeeld is gekomen, om denuen te planten, hetwelk niet alleen de zandverstuiving geheel heeft doen ophouden, maar ook belangrijke voordeelen heeft opgeleverd. Het ZAND is, sedert dat de Heer Baron VAN DER HEYDEN VAN BAAK daarvan eigenaar geworden is, aanmerkelijk vergroot, waartoe de markverdeeling aanleiding heeft gegeven, en ten gevolge daarvan zijn er zoo door gemelden Heer als anderen, vele nieuwe dennenbosschen aangelegd. De weg van Zelhem op Ruurlo, die vroeger geen de minste schaduw opleverde, heeft daarbij veel gewonnen, als zijnde voor een groet gedeelte ter wederzijden beplant.

ZELKE (DE) of NOORD-SELKE, VOorm. hoogte op het eil, Schouwen, prov. Zeeland, nabij de stad Zierikzee, en het eerste Sas , op den westelijken oever der oude haven. Zij is even als de Zuid-Zelke (zie het volg. art.) van overoude tijden opgehoopt door het uitstorten van de asch der zoutkeeten die aldaar in menigte stonden, volgens andere zouden daarop molens gestaan hebben, terwijl zij ook in hoogte en omtrek de gedaante eens molenbergs hebben. De Noord-Zelke dient thans voor een gedeelte tot begraafplaats, het overige gedeelte wordt als grasetting verpacht. Gedurende de Fransche overheersching werd door den toenmaligen Onder-Prefect to Zierikzee, het begraven in de kerken verboden, zoodat het Stedelijk bestuur verpligt werd, om een plan tot het aanleggen eener begraafplaats, buiten de stad, te beramen, en daarvoor op de stadsbegrooting fondsen aan te wijzen. Dit geschied zijnde, is het aanleggen der begraafplaats aanbesteed en aangenomen voor 6365 francs 87 cent. (5031 guld. 50 cents). Op den 6 April 1813, werd de eerste grondsteen van den ringmuur, door den toenmaligen OnderPrefekt, met veel plegtigheid gelegd, in tegenwoordigheid van de stedelijke Regering, zijnde destijds, tot aandenken daarvan, eene arduinsteenen zerk in den muur geplaatst, met een toepasselijk opschrift, en van deze verrigtingen een proces-verbaal opgemaakt, hetwelk door de aanwezige autoriteiten is geteekend en nog in het Stads-Archief wordt bewaard. De steen is echter na de omwenteling van December 1815 weggenomen.

ZELKË (DE ZUID-) of de ZUID-SELKE, hoogte op het eil. Duiveland, prov. Zeeland, aan het einde van den Visschersdijk der stad Zierikzee, nabij het eerste sas op den oostelijken oever der oude haven. Het is cene grasrijke hoogte met hoog geboomte omgeven. Deze hoogte was in de Spaansche tijden met eenen wal en andere versterkingen hemanteld, en was eene sterkte van aanbelang, die bet vaarwater de Gouwe tot ver voorbij de haven bestreek.

Toen in het jaar 1572 de stad Zierikzee geweigerd had, zich aan de zijde der vrijgewordene steden en der Watergeuzen te voegen, kwamen de Verenaars, in den nacht tusschen 7 en 8 Augustus, onder het opperbevel van den Admiraal JACOB SIMONSZOON DE RIJK derwaarts. De bezetting bestond uit eenige vendelen Walen. Deze, de komst der Verenaars vernemende, trokken uit met een veldstuk, om hen van de reede te verdrijven; DE RIJK ontscheepte evenwel zijn volk aan het Nieuwe-Hoofd, wierp er in haast eene schans op, en rukte toen voort tot aan de ZUID-ZELKE, die verschanst was. Hopman KLOOT veroverde die weldra. De Risk deed er het geschut op planten, en eenige kogels in

« VorigeDoorgaan »