Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Deze pold. moet reeds in het begin der zeventiende eeuw bedijkt zija geweest, heeft daarna veel geleden door overstroomingen en is vervolgens geheel ondergevloeid.

Den 8 April 1699 verleenden de Staten van Zeeland octrooi ter herdijking van den KLEIN-ZEVENAAR-POLDER, ter grootte van circa 200 gemeten; met aanzienlijke vrijdommen, doch in den nacht van 21 op 22 Maart 1791 is deze polder op nieuw doorgebroken, en kort daarna weder gedigt, tot dat hij, door den storm in den nacht van 14 ор 15 Januarij 1808, andermaal ondergevloeid, en later met aanzienlijke kosten weder hersteld is. De pold. is thans schotbaar grool 99 bund. 33 v. r. 68 v. ell., op eene kadastrale uitgestrektheid van 217 bund. 92 v. r., waaronder begrepen de voorliggende schorren, slikken en blikken. Hij watert uit door eenen duiker, liggende in den polderdijk, in den Sluis-polder, welke laatste door den Vlooswijkpolder zijn water ontlast in het nieuw aangelegde oostelijk stroomkanaal tot afvoer van de Belgische wateren, en het bestuur wordt uitgeoefend door eenen Dijkgraaf, bijgestaan door eenen Ontvanger-Griffier. ZEVENAAR-POLDER (OUD-), pold. in Staats-Vlaanderen, jo Iulster-Ambacht, prov. Zeeland. Zie ZEVENAAR-POLDER.

ZEVENAARSCHE-AA, voorm. riv. in Gelderland. Zie AA (ZEVE

NAARSCHE).

ZEVENAART (DEN), voorm. schorren in Staats Vlaanderen, in Neuzen-Ambacht. Zie ZEVENAAR (DEN).

[ocr errors]

ZEVEN-AMBACHTS-POLDER (DE), of DE DROOGGEMAAKTE-POLDERVAN-NIEUWKOOP, ook wel de NIEUWKOOPSCHE-DROOGMAKERIJ genoemd droogmakerij in Rijuland, prov. Zuid-Holland, arr. Leyden, gedeeltelijk kant. Alphen, gem. Aarlanderveen; gedeeltelijk kant. Woubrugge en daarin gedeeltelijk gem. Ter-Aar, gedeeltelijk gem. Nieuwveen, gedeeltelijk gem. Zevenhoven; gedeeltelijk kant, Woerden, gem. Nieuwkoop; palende N. aan de Ooster-polder en Wester-polder van Nieuwveen, N. O. aan den Zevenhovensche-polder en den Noorderbuurtsche-polder, Z. O. aan den Nieuwkoopsche-polder, Z. W. aan de Aarlanderveensche-droogmakerij, en W. aan den Noordeindsche-polder, den Hoef- en Schouten-polder, den Korteraarsche-polder, den Bloklandsche-polder en den Schilker-polder.

Deze droogmakerij, beslaat, volgens het kadaster, cene oppervlakte van 1961 bund., en wordt door 15 molens, van het overtollige water ontlast. Het land ligt 5,80 ell. onder A. P.

ZEVENBANNEN (DE), streek lands in het Land-van-Altena, prov. Noord-Braband, Tweede distr., arr. 's Hertogenbosch, kant. Heusden, gedeeltelijk gem. Almkerk-en-Uitwijk, gedeeltelijk gem. Rijswijk, gedeeltelijk gem, de Werken-en-Sleeuwijk en gedeeltelijk gem. Woudrichemen-Oudendijk.

Deze streck bestaat uit de volgende polders: 1° de Oude-ban, geheel onder Woudrichem-en-Oudendijk, groot 351 bund. 63 v. r. 47 v. ell.; 2° de Nieuwe-ban, onder Woudrichem-en-Oudendijk, 129 bund, 60 v. r. 50 v. ell., onder de Werken-en-Slecuwijk, 115 band. 52 v. r. 42 v. ell; 5° de Ban ne-van-Rijswijk, geheel onder Rijswijk, 296 bund. 38 v. r. 77 v. ell.; 4° de Bannevan-Zandwijk, geheel onder Almkerk-en-Uitwijk, 161 bund. 26 v. r. 34 v. ell.; 5° de Banne-van-Uitwijk, mede geheel onder Almkerken-Uitwijk, 290 bund. 92 v. r. 16 v. ell., 6 de Banne van-OudUppel, almede geheel onder Almkerk-en-Uitwijk, 243 bund. 60 v. ell., 7 de Banne-van-Honswijk, onder Almkerk-en-Uitwijk,

en

35 bund. 49 v. r. 29 v. ell, onder Woudrichem-en-Oudendijk, 10 bund. 17 v. r. 98 v. ell., onder de Werken-en-Sleeuwijk, 21 bund 67 v. r. 29 v. ell. en onder Rijswijk, 41 bund. 17 v. r. 50 v. ell.; in alles te zamen 1716 bund. 88 v. r. 25 v. ell., volgens het kadaster, alles schot baar land. Deze bannen worden door 7 molens, op den Zevenbansche boezem en vervolgens door de Oost- en Bleekkil, op den Amer, van het overtollige water ontlast.

ZEVENBANSCHE-BOĚZEM (DE), waterboezem in bet Land-van Altena, prov. Noord-Braband, ¦ u. Z. van Sleeuwijk, I u. W. Z. W. van Woudrichem.

Deze boezem ontvangt zijn water door de molens der hiervoor genoemde zeven bannen, alsmede van de polders Sleeuwijk, Johannisseland, Oude-Doorn en Nieuwe-Doorn, welke daarop regt van uitwatering hebben. De gemiddelde hoogte van den grondslag van dezen boezem is 0,10 ell. boyen A. P. De landen in den Zevenbansche-boezem, behooren in eigendom aan partikulieren. Het ontvangen van opgemalen water daarin is een servituut, hetgeen op sints onheugelijke tijden is rustende.

bem

ZEVENBANSCHE-BINNENSLUIS, sluis in het Land-van-Altena, prov. Noord-Braband, liggende in den Oud-Altenasche-zeedijk. Deze sluis beveiligt het Oude-Land-van-Altena, bij eene overstrooming van Nicuw-Altena. Zij voert het uitgemalen polderwater der Zevenbannen in de Oostkil; is wijd 5.46 ell.; heeft twee paar puntdeuren, en wordt door de genoemde Zevenbannen onderhouden.

ZEVENBANSCHE-BUITEN-SLUIS (DE), słuis in het Land-vanAltena, prov. Noord-Braband, gem. Almkerk-en-Uitwijk; u. W. van Almkerk, in den Nieuwendijk, zijnde de middelste der drie sluizen aldaar. Deze sluis, wijd 4,70 ell. en voorzien van twee paar puntdeuren wordt door de polders van het Nieuwe-Land-van-Altena onderhouden. ZEVENBERGEN, kant., prov. Noord-Braband, arr. Breda; palende N. aan het Hollands-Diep, O. aan het kant. Oosterhout, Z. aan de kant. Breda, Oudenbosch en Bergen-op-Zoom, W. aan het Volke rak. Dit kant. bestaat uit de 6 volgende gem.: Zevenbergen, Fijnaart-en-Heyningen, Hooge-en-Lage-Zwaluwe, Klundert, Standaar-buiten en Willemstad. Het beslaat eene oppervlakte, volgens het kadaster, van 23,346 bund. 28 v. r. 99 v. ell., waaronder 18,642 bund. 33 v. r. 60 v. ell. schothaar land. Men telde er op den 1 Januarij 1840, 2315 h., bewoond door 3139 hnisgez., uitmakende eene bevolking van ongeveer 16,000 inw., die meest in landbouw en veeteelt hun bestaan vinden. Men heeft er 1 scheepstimmerwerf, 10 meestoven, 1 rosolie-, 7 wind- en 2 roskoornmolens.

ZEVENBERGEN of het LAND-Van-Zevenbergen, heerl., voorheen tot de prov. Holland behoorende, thans Noord-Braband, Vierde distr., arr. Breda, kant. Zevenbergen; palende N. W. aan de Roode-Vaart, die haar van de heerl. Niervaart scheidt, N. aan het Hollandsdiep, O. aan de heerl. Hooge-en-Lage-Zwaluwe, Z. aan de bar. van Breda, waarvan zij door de Mark gescheiden wordt, Z. W. en W. aan het markgr. van Bergen-op-Zoom.

Deze heerl. bestaat uit de gem. Zevenbergen en een gedeelte van de gem. Klundert, bevat het voorm. stadje, thans d. Ževenbergen en de dorpen Moerdijk en den Hoek, en telt 670 h. en ruim 5000 inw., die meest in den landbouw hun bestaan vinden.

De Herv., die er 1580 in getal zijn, onder welke 750 Ledematen, maken de gem. van Zevenbergen en Moerdijk uit en behooren gedeeltelijk tot de gem. Klundert, De R. K., van welke men er

3600 telt, onder welke 2500 Communikanten, maken de par. van Zevenbergen en den Hoek uit.

Men heeft in deze heerl. zes scholen, als vier te Zevenbergen, ééne aan den Moerdijk, en één aan den Hock.

Uit de benaming zou men zich ligt kunnen verbeelden, dat de landstreek hieromtrent rijzende of bergachtig is, doch de tegenwoordige toestand geeft hiervan niet alleen geen denkbeeld, maar men vindt in 's lands gedenkschriften niets, dat tot deze gedachten aanleiding kan geven. In het tegendeel wordt er getuigd, dat de stad weleer eene zeestad is geweest, en dat hieromtrent nog overblijfselen van zeeschepen zijn opgegraven. Dit geeft gelegenheid tot eene veronderstelling, dat de stad en het land van ZEVENBERGEN, dien naam gekregen heeft van zeven waterstroomen, killen of kreeken, waarin de schepen konden geborgen worden. Men moet bekennen, dat de landen in dit oord, zooveel veranderingen van overstrooming en aanwas ondergaan hebben als bijna ergens in Holland; waarom niet ligtelijk alles, wat van de oude tijden omtrent hunnen toestand getuigd wordt, moet verworpen worden, Maar het is tevens vreemd, dat men aangeteekend vindt, hoe men voor den inbraak van den grooten waard, langs een hoogen zeedijk van ZEVENBERGEN tot Strijen kon rijden zonder over te varen welk ten minste te kennen geeft, dat deze zeven kreeken of killen reeds vroeg in de vijftiende eeuw geen gemeenschap met ZEVENBERGEN moeten gehad hebben.

[ocr errors]

het

ZEVENBERGEN heeft onder Strijen behoort tot in 1290, toen WILLEN VAN STRIJEN, na het overlijden van zijnen vader Hugo, dit land tot leen ontving van zijnen oom, mede WILLEM geheeten. In de uitgift wordt deze heerl. bepaald als liggende tusschen de Okkerlake en de Lindonk. Na WILLEN VAN STRIJEN, die de eerste Heer van ZEVENBERGEN was, en zich daarom later WILLEM VAN ZEVENBERGEN noemde. bleef de heerlijkheid nog lang in zijn geslacht, totdat zij door het huwelijk van MAGDALENA, erfdochter VAN ZEVENBERGEN, met CORNELIS VAN GLIMES, Overging in het huis VAN BERGEN, en vervolgens in dat van LIGNE en AREMBERG. Naderhand werd er AMALIA VAN SOLMS, weduwe van FREDERIK HENDRIK, Prins van Oranje, in 1649, mede verlijd. FILIPS IV, Koning van Spanje, had, staande de onderhandeling over den vrede te Munster, deze heerl. reeds in het begin van het jaar 1647, bij een bijzonder traktaat, aan Hare Hoogheid afgestaan tegen eenige goederen den Prins in de Spaansche Nederlanden toekomende. Prins WILLEM II deed op het einde van het zelfde jaar wel eenige veranderingen in het traktaat maken, maar de heerlijkheid bleef aan de Prinses. Hierdoor kwam ZEVENBERGEN bij opvolging in de nalatenschap van WILLEM III, Koning van Engeland, en is, bij de verdeeling dezer heerlijke goederen, aan den toenmaligen Stadhonder van Holland, WILLEM V, Prins van Oranje, te beurt gevallen, zoo dat zij thans aan het Domein behoort.

Het wapen dezer heerl. bestaat in een veld van zilver, met drie St. Andrieskruisen van keel.

ZEVENBERGEN, gem. in de heerl. Zevenbergen, prov. Noord-Braband, arr. Breda, kant. Zevenbergen (12 k. d., 16 m. k., 9 s. d.); palende W. en N. W. aan de gem. Klundert, N. O. aan de gem. Hooge-en-Lage-Zwaluwe, Z. O. aan Terheyden, Z. aan de Mark, die haar van Ellen-en-Leur en Hoeven-en-St.-Maartens-polder scheidt.

Deze gem. bestaat uit de pold. de Oude-polder-van-Zevenbergen, den Geldersche-polder, den Groote-Schenkeldijk,

den Kleine-Schenkeldijk, den Koekkoek, den Pelgrim en-Bruinings-polder, Elderensland, het Hoogland-enJonkershoef, den Oude-Moerdijk, de Kleine-Noord-enSlik-polder, Zandberg-en-Nieuwendijk en Huige-polder, benevens gedeelten van het Landeke-van-Hoogstraten, de Keensche-gorzen, de Gecombineerde - Oude-Noord. Toren-Oost-en-West- Meren - polders, den Nassau - polder, den Blok-polder, den Arembergsche - polder, den Bredasche-polder, den Roijale polder, de Korte-Bloken en den Groote-Zonzeelsche-polder; bevat het vroegere stadje, thans d. Zevenbergen, het d. den Hoek of ZevenbergscheHoek, de geh. Calishoek, de Drie-Hoefijzers, Hazeldonk, het Lamsgat, Nieuwendijk, het Strooije dorp en Zandberg, benevens gedeelten van de geh. Blaauwesluis en het Slikgat; beslaat eene oppervlakte, volgens het kadaster, van 4910 bund. 80 v. r. 39 v. ell., waaronder 4563 bund. 28 v. r. 63 v. ell. belastbaar land; telt 601 h., bewoond door 907 huisgez., uitmakende eene bevolking van 4600 inw., die meest in den landbouw hun bestaan vinden; ook heeft men er 4 meestoven, 3 bierbrouwerijen, 2 grutterijen, 1 leerlooijerij, en 2 wind- en 1 roskoornmolens.

De Herv., die er ruim 1000 in getal zijn, maken voor het grootste gedeelte de gem. Zevenbergen uit, en behooren gedeeltelijk tot de gem. Klundert.

De Christelijk-Afgescheidenen, die men er ongeveer 100 telt, maken eene gem. uit. Men heeft er een enkele Remonstrant, een enkele Doopsgezinde en een enkele Evangel. Luth. welke laatste tot de gem. van Breda behoort.

De R. K., die men er 3500 aantreft, maken gedeeltelijk de par. van Zevenbergen uit, en behooren gedeeltelijk tot de par. den Hoek.

Men heeft in deze gem. vijf scholen, als: vier te Zevenbergen, en ééne aan den Hoek,

Het d. ZEVENBERGEN ligt 3 u. N. W. van Breda, 4 u. W. Z. W. van Geertruidenberg, 2 u. N. O. van Oudenbosch, ter wederzijde van het Zevenbergsche-kanaal, die de Mark met de Roodevaart vereenigt en haar met het Hollandsdiep gemeenschap geeft, en waarover eene houten ophaalbrug ligt, lang 8 ell., welke de beide deelen dezer plaats in gemeenschap stelt. Voorheen was hier veel doortogt, dewijl als toen de groote weg, van Antwerpen op den Moerdijk, over deze plaats liep; sedert het aanleggen van den straatweg over Breda heeft dit echter opgehouden, ofschoon de doorvaart van schepen, uit Holland naar Breda en elders, nog eenige levendigheid verwekt. Men wil, dat deze plaats oudtijds eene groote stad was en dat hiervan blijken gevonden zijn, die men, bij het opdelven van den grond tot den landbouw, ontdekt heeft. De overstrooming, in het jaar 1421, heeft deze plaats aanmerkelijk doen verminderen. Eertijds was zij bewald en versterkt mot een slot, dat nog in de leenbrieven, waarmede de Heeren en Vrouwen van ZEVENBERGEN verlijd worden, nitdrukkelijk wordt gemeld, doch in het jaar 1427 is de plaats, door FILIPS, Hertog van Bourgondië, ontmanteld en sedert onbemuurd gebleven,

weest.

Ook moet hier eenigen tijd de munt van Holland gevestigd zijn geMen vindt althans opgeteekend, dat oueenigheden, tusschen Dordrecht en FILIPS, Hertog van Bourgondië, gerczen, dezen laatsten, als Ruwaard van Holland, bewogen, in 1429, de munt van daar over

te brengen naar ZEVENBERGEN, van waar zij echter reeds, in het volgende jaar, weder binnen Dordrecht gevestigd is. In Maart 1430 ontving FILIPS de Goede 14,565 Engelsche nobels uit "Engeland, die hij aan JAN VAN BRABAND, Partikuliermeester der munt te ZEVENBERGEN, gaf, om er gouden klinkaarts van te slaan, hetgeen een verlies van 700 i 13 sch.en en 6 d. ten gevolge had. Blijkens een muntplakaat van den zelfden Hertog, van 1433, werd ZEVENBERGEN als munt plaats opgegeven.

Het Gemeentehuis, aan de Markt, is een doelmatig ingerigt gebouw, met een torentje. Voorheen heeft hier, ten, N. buiten de stad, de zoogenaamde Lobbekenstoren gestaan, welke vóór ongeveer 60 jaren is afgebroken.

De Herv. maken, met die uit het d. den Hoek, de geb. Blaanwesluis, Calishoek, de Drie - Hoefijzers, Hazeldonk, 't Lamsgat en het Slikgat, eene gem. uit, welke 670 zielen telt, onder welke ruim 400 Ledematen. De eerste, die in deze gem. het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest MICHAELIS HOGIUS, die er in 1610 kwam en in het jaar 1620 overleed.

De kerk, die vóór de Reformatie aan de H. CATHARINA was toegewijd, is tamelijk fraai, heeft eenen vierkanten toren en is van een orgel voorzien. De R. K. maken, met die van de geh. Blaauwesluis, Calishoek, 't Lams gat, en het Slikgat, eene par. uit, welke tot het apost. vic. van 's Hertogenbosch, dek. van Geertruidenberg, behoort, die 1640 Communikanten telt, en door eenen Pastoor en cepen Kapellaan bediend wordt. Na de Reformatie hebben de R. K. van ZEVENBERGEN groote moeite en meermaals groote gevaren moeten doorstaan, om de gemeenzame oefening van hunne godsdienst te bebonden. Na onderscheidene afgelegene en onaanzienlijke plaatsen tot de godsdienst gebruikt te hebben, hadden de R. K. tot meerdere veiligheid eene schuurkerk of bidplaats op eenigen afstand van ZEVENBERGEN opgerigt. Omtrent het jaar 1690 was die schuurkerk binnen de plaats gebouwd, en werd bediend door Priesters uit de orde der Karmelieten. In 1720, toen er over het bouwen der kerkschuren zekere toelating of regels door de hooge overheid waren vastgesteld, hadden de R. K., om die kerkschuur nog te vernieuwen en te vergrooten, reeds alle de bouwstoffen verzorgd, en het oude gebouw afgebroken: doch op den 18 October van gemeld jaar 1720 werd, op verzoek der Zuid Hollandsche synode, bij resolutie der Staten van Holland, bevolen, het nieuw gebouwde binnen eene maand, tot den grond toe af te breken; en toegelaten, op den grond der oude schuur wederom eene houte schunr, ter grootte, lengte, breedte, hoogte, fatsoen, zoo als die oude schunr was geweest te doen maken. Doch in het jaar 1837 is hier cene geheele nieuwe kerk gebouwd, waartoe uit 's Rijks kas eene som van 12,000 guld. verstrekt werd. Dit bedehuis, even als de vorige aan de H. BarthoLOMEUS toegewijd, is een langwerpig vierkant gebouw, met een rond koepeltorentje op den voorgevel en inwendig op pilaren rustende. Zij is van een orgel voorzien

Men heeft er een Departement der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, hetwelk den 1 Januarij 1829 opgerigt is en 15 leden telt; cene Afdeeling van het Nederlands Bijbelgenootschap, en eene Oude Schutterlijke Vereeni ging, naar ST. JORIS genoemd en opgerigt in het jaar 1545, later, bij besluit van zijne Majesteit, WILLEM I bevestigd, in vroeger tijd was daaraan ook mede het boogschieten verbonden; getuigen daarvan nog

« VorigeDoorgaan »