Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

cene weide, aan dat gild toebehoorende en de daarbij gestaan hebbende staak, die, in het jaar 1845, echter weggenomen is. Bijzonnder echter was deze vereeniging ook bestemd, om daarnit eertijds de leden der Regering van ZEVENBERGEN te verkiezen, en ofschoon dit laatste nu ook vervallen is, en het schieten naar den vogel bij het schild van ST. JORIS ten eenen male is afgeschaft, bestaat die vereeniging echter nog; houdt jaarlijks op den verjaardag des konings eene gemeenschappelijke vergadering, en bedient zich dan, bij de inwijding van hare nieuwe leden, van cenen kostbaren en zliveren halskraag, terwijl de leden onderling zich tot het begraven van de overledenen hunner familien verbonden hebben. Thans telt deze vereeniging 20 Leden.

Men heeft er ook een Distributiekantoor voor de brievenposterijen.

Men heeft er vier paarden- en beestenmarkten; de eerste, zijnde de voorjaarsmarkt den derden Woensdag in April; de tweede op Woensdag, volgende in de eerste week na 24 Augustus; de derde den eerste Woensdag in October en de vierde op de drie eerste Woensdagen in November.

ZEVENBERGEN is de geboorteplaats van den Zedeschrijver HENRICUS SEPTIMONTIUS (Hendrik van ZeverBERGEN) die in 1343 als Pastoor te Diest overleed;

Van den Kruidkundige EMANUEL SWEERTS, geb. in 1552 † in 1602; Van den Nederduitsche Dichter JACOB ZEEUS, geb. 14 Februarij +27 November 1718;

Van de Latijnsche Dichters: MARTINUS PILIOS, † in 1505 en FREDERICUS WILHELMUS WESTHOVIUS, † in 1700;

Van den Geschiedschrijver FRANCISCUS FRANCKEN, † in 1617 als Pensionaris van Gouda.

In 1421 werd een groot gedeelte van deze plaats door den vloed weggespoeld.

Heer GERRIT VAN STRIJEN, Heer van Zevenbergen, hield zeer getrouw de zijde van vrouw Jacoba van BeijEREN, waarom FILIPS, Hertog VAN BOURGONDIË, zich in 1426 tot het beleg van die stad begon gereed te maken. Doch het werd eerst in den aanvang des volgenden jaars ondernomen. Het duurde eenen geruimen tijd, door de dappere verdediging des Heeren VAN ZEVENBERGEN, die zich eindelijk op den 16 April genoodzaakt zag, de stad op en zich met de krijgsgevangenen over te geven. Gerrit werd gevankelijk naar Rijssel vervoerd, alwaar hij op het kasteel in hechtenis gehouden werd, tot na den dood van JACOBA, in het jaar 1437. In het jaar 1590 werd deze stad door KAREL, Grave VAN MANSFELD, bemagtigd en deerlijk geplunderd.

Den 19 Augustus 1845, des namiddag ten vijf ure, werd ZEVENBERGEN geweldig door eene hoos geteisterd, die uit het Zuidwesten opkomende, na eenige, ofschoon geringe, verwoesting te Zegge bij Rucphen en den Oudenbosch te hebben aangerigt, over ZEVENBERGEN losbrak; terwijl zij daarna, op den weg naar de Zwaluwe, ook nog eenige boomen ontworteld en geveld hebbende, in dit dorp eene aanmerkelijke verwoesting heeft aangerigt en eindelijk hare krachten uitgeput hebbende, in bet Hollands-diep nedergezonken en verdwenen schijnt te zijn. In de gem. ZEVENBERGEN werden daardoor 12 huizen en 26 schuren geheel vernield, 75 huizen en schuren dermate geteisterd, dat zulks met vernietiging gelijk staat en 175 schuren ten deele beschadigd. Verbazend was het te zien, welk eene kracht de windhoos op de R. K. kerk bad uitgeoefend. Het dak dier kerk toch was aan de oostzijde met

en strekte zich uit

de bekleeding en daksparren afgewaaid en verbrijzeld ter oppervlakte van 312 v. ell., onderscheidene gordingen waren afgeslagen en daarenboven bijna de geheele bekleeding met het lood van den nok afgescheurd, 13 Ned. ell. muurplaat waren geligt en het lood der goot over eene lengte van ongeveer 20 ell. geheel afgescheurd, verschrikkelijk was het boven aan het metselwerk de uitwerkselen te zien, zijnde onderscheidene schoren geheel weggenomen, de planken bekleeding van het dak aan flarden, het gedeelte, dat nog was blijven liggen, gegolfd en geheele klompen lood van den nok afgescheurd. Binnen in het gebouw begon de scheuring bij het tweede raam, over eene lengte van ongeveer 33 ell., in het midden daarvan was de muur 24 duim omgezet. Deze scheuring en voortzetting had plaats op gemiddeld 1 ell. boven den vloer binnen de kerk, terwijl ook cen der togen boven het raam gescheurd was. Aan de oostzijde bestond de overzetting over bijna geheel de lengte, maar aan die zijde op eene gemiddelde hoogte van 25 duimen boven den vloer, klimmende deze scheuring tot bij het kleine altaar, waar zij op 1 ell. boven den vloer eindigde. Alle de steunpilaren, die in het midden van het gebouw gevonden werden, hadden bijna de zelfde overzetting als de muren. Het is duidelijk en zeker, dat dit nieuw en hecht kerkgebouw, de windhoos in zoo verre gestuit heeft, dat zij westwaarts afweek en de huizen aan de westzijde van het kanaal vernielde, anders was het aanzienlijkste gedeelte dezer plaats benevens de Herv. kerk getroffen geworden. De schade, enkel aan gebouwen, werd te ZEVENBERGEN begroot op f 160,000. Bovendien had de landman op den akker ontzettend veel geleden. Immers, behalve dat de rijp te veld staande granen door die verschrikkelijke windvlaag half gedorscht waren, werden duizende schoven van den grond opgenomen en door de lucht heengeslingerd. Gelukkig echter heeft men, bij deze ramp, slechts 3 menschenlevens te betreuren gehad.

Het wapen dezer gem. bestaat uit een veld van zilver, met drie St. Andrieskruisen van keel.

ZEVENBERGEN (HET HUIS-TE-), adell. h. in Kennemerland, prov. Noord-Holland. Zie HEEMSKERK (SLOT-TE-).

ZEVENBERGEN (HET KASTEEL-TE-) of het SLOT-TE-ZEVENBERGEN voorm. slot in de heerl. Zevenbergen, prov. Noord-Braband, Vierde distr., arr. en 3 u. N.W. van Breda, kant. en gem. Zevenbergen.

Het is onzeker, wanneer dit kast., hetgeen, volgens de kaart van den Landmeter A. SMET, aan de zuidzijde van Zevenbergen heeft gestaan 7 gebouwd is, maar het werd, in het jaar 1427, in den oorlog tusschen FILIPS, Hertog van Bourgondië, en JACOBA VAN BEIJEREN, Gravin van Holland, veroverd en gesloopt en is nimmer weder opgebouwd.

ZEVENBERGEN (DE OUDE-POLDER-VAN-) of het OUDE-LANDVAN-ZEVENBERGEN, pold. in de heerl. Zevenbergen, prov. Noord-Braband, Vierde distr., arr. Breda, kant. en gem. Zevenbergen; palende N. aan de Geldersche polders, den Groote-Schenkeldijk, den Bruinings-polder en de Koekkoek, O. aan den Groote-Zonzeelsche-polder, Z. aan dien zelfden polder en Kraauwels-gors, Hazeldonk, het Huigen-poldertje en de buitengronden tegen de Mark, W. aan Zevenbergen en het kanaal van dien naam.

Deze pold., welke in het jaar 1555 bedijkt is, beslaat, volgens het kadaster, cene oppervlakte van 1523 bund. 44 v. r. 18 v. ell., met de dijken, waaronder 1357 bund. 53 v. r. 95 v. ell. schotbaar land, Hij wordt door twee steenen sluizen in den dijk langs het

Zevenbergsche-kanaal, cene voor de ontlasting van deu boezein van het zuidelijke deel, gelegen beneden Zevenbergen, wijd 1.82, voorzien van eene drijfdenr en schuif, en eene voor het noordelijke deel, gelegen boven Zevenbergen, wijd 1.78, en voorzien als hoven, en door middel van den ouden of linkschen watermolen in het zuidelijk en den watermolen in het noordelijk gedeelte des polders op het kanaal van Zevenbergen en verder op het Hollands-diep, van het overtollige water ontlast. Ten gevolge der verlamming van het kanaal van Zevenbergen, werd men in 1717 bedacht, op het stellen van watermolens in dezen polder, echter is men eerst in 1741 overgegaan, tot het bouwen van den ouden of linkschen watermolen; terwijl die in het noordelijk gedeelte later, en wel in 1752, is gezet. De eerste dezer molens heeft 29 ellen en de laatste 28, 25 ell. vingt, terwijl de schoepen der schepraderen respectivelijk 0.46 en 0.42 breed zijn. Het zomerpeil is voor het zuidelijk gedeelte van dezen polder 1.00 beneden A. P., en voor het noordelijk 0.70 beneden A. P. en het maalpeil voor den molen van het zuidelijk deel 0.30 en voor dien van het noordelijk deel 0,35 boven A. P. Hij wordt bestuurd door eenen Dijkgraaf, twee Gezworenen en eenen Penningmeester.

ZEVENBERGEN (HET SLOT-TE), voorm. slot in de heerl. Zevenbergen, prov. Noord-Braband. Zie ZEVENBERGEN (HET HUIS-TE).

ZEVENBERGER-TOGT (DE), op de meeste kaarten DE SLINGSTOGT genoemd, water in Kennemerland, prov. Noord-Holland, hetwelk aan het Assumer-tolbek een begin neemt en, in eene oost-zuid-oostelijke rigting, tusschen de gem. Heemskerk en Uitgeest-en-Marken-Binnen doorvloeit, en thans tegen de binnengedijkte landen te niet loopt. Het beeft zijnen naam ontleend van de voormalige benaming van het huis, Marquette of te Heemskerk, hetwelk een aantal jaren HUIS-TE-ZEVENBERGEN genaamd werd. Zijnde deze togt alstoen de communicatie van de gem. Heemskerk met het Wijkermeer geweest.

ZEVENBERGSCHE HAVEN (DE), water in de heerl. Zevenbergen, prov. Noord-Braband. Zie ZEVENBERGSCHE KANAAL (He1).

ZEVENBERGSCHE-HOEK (DE), d. in de heerl. Zevenbergen, prov. Noord-Braband. Zie HOEK (DEN).

ZEVENBERGSCHE KANAAL (HET) of De Zevenbergsche Haven, ook wel onjuist de ROODE-VAART genaamd en vroeger voor een gedeelte bekend onder den naam van ST. JORISWAAL, vaart in de heerl. Zevenbergen, prov. Noord-Braband, dat, bij het Lamsgat, uit de Mark voorkomt, in eene noordelijke rigting door Zevenbergen stroomt, bij de voormalige schans Noorddam den loop der Roode vaart aanneemt en daardoor in het Hollandsche-diep uitloopt. Zij heeft twee sassen, eene aan de Mark en een aan het Hollandsche diep. Deze vaart is gegraven ten einde eene korter gemeenschap voor de scheepvaart te hel ben, tusschen de plaatsen in de bar. van Breda ende Hollandsche steden, dan wel langs de Dintel kan plaats hebben.

llet gewoon peil van dit kanaal is 0,18 ell. onder A. P.

ZEVENBOERSTER-POLDER (DE), pold., in Hunsingo, prov. Groningen. Zie Hornucister-polder (Ooster-).

ŽEVENDER, gem. in den Lopikerwaard, prov. Utrecht, arr. Utrecht, kant. IJsselstein (5 k. d., 2 m. k., 1 s. d.); palende N. aan de gem. Zuid-Polsbroek, O. aan Lopik en Cabauw Z. aan Willige-Langerak, W. aan de stad Schoonhoven en de gem. Vlist-en-Bonrepas.

Deze gem. bestaat uit den pold. Zevender, welke door den Lopiker-dijk in Noord-Zevender en Zuid-Zevender gescheiden

wordt. Zij bevat alleen het geh. Zevender, hestaande uit eenige verspreid staande h.; beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 274 bund. 92 v. r. 76 v. ell; telt 17 h., bewoond door 28 huisgez., uitmakende eene bevolking van ongeveer 120 inw., die meest in veehouderij, hennephouwerij, en het aankweeken van grienden hun bestaan vinden

[ocr errors]

De Herv., die er ongeveer 40 in getal zijn, behooren kerkelijk tot Willige Langerak. De R. K., van welke men er ongeveer 80 telt, parochiëren te Cabauw. Men heeft in deze gem. geen school maar de kinderen genieten onderwijs te Willige-Langerak of te Schoonhoven. Deze gem. is eene heerl., welke in het midden der vorige eeuw bezeten werd door den Heer JACOBUS BRAAT, voor eenige jaren was Heer van ZEVENDER Mr. JEAN BRAND VAN WILLIGE LANGERAK- EN CABAUW, na wiens overlijden deze heerl. is aangekocht door den Heer G. L. VAN OOSTEN SLINGERLAND, Heer van Cabauw, wonende te Schoonhoven, die haar thans nog bezit.

Het geh. ZEVENDER, ook wel cens ZEVENTER gespeld, ligt 5 u. Z.W. van Utrecht, 4 u. Z. W. van IJsselstein.

Het wapen van ZEVENDER bestaat uit een veld van goud, met twee gebretesseerde fascen van sabel.

ZEVENDER, pold. in den Lopikerwaard, prov. Utrecht, arr. Utrecht, kant. Jsselstein , gem. Zevender, palende N. aan den pold. Zuid-Polsbroek, O: aan de pold. Lopik en Cabauw. Z. aan den pold. Willige-Langerak, W. aan den pold. Vlist-en-Bonrepas en de

stad Schoonhoven.

Deze pold., beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 274 bund. 92 v. r. 76 v. ell. schotbaar land; telt 17 h. waaronder 15 boerderijen, en wordt door molens, op de Vlist, van het overtollige water ontlast. Het polderbestuur bestaat uit 5 Leden.

ZEVENDER (NOORD-), het noordelijk gedeelte van den pold. Zevender in den Lopikerwaard, prov. Utrecht, arr. Utrecht, kant. IJsselstein, gem. Zevender, palende N. aan den pold. Zuid-Polsbroek 0. aan den pold. Lopik, Z. aan den Lopiker-dijk, die het van ZuidZevender scheidt, W. aan den pold. Vlist-en-Bonrepas en de stad Schoonhoven.

Het beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 166 bund. 11 v. r. 99 v. ell. schotbaar land; en bevat 9 h., waaronder 6 boerderijen. Het land ligt 1.19 ell. onder A. P.

ZEVENDER (ZUID-), het Zuidelijke gedeelte van den pold. Zevender, in den Lopikerwaard, prov. Utrecht, arr. Utrecht, kant. IJsselstein, gem. Zevender, palende N. aan den Lopiker-dijk, die het van Noord-Zevender scheidt, O. aan Cabauw, Z. en W. aan Willige Langerak.

Het beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 108 bund. 80 v. r. 77 v. ell. schotbaar land; en bevat 8 h., waaronder 7 boerderijen. Het land ligt 1.09 onder A. P.

ZEVEN-EILANDEŇ, eilanden groep in Oostindië, in de Straatvun Karimata, N. van het Sundasche eil. Bangka; 1° 10′ Z. Br. ZEVEN-EILANDEN , groep eilandjes in Oost-Indië, in de IndischeZee, aan de Westkust van het Sundasche eil. Sumatra.

ZEVENER, voorm. stadje op de Lijmers, prov. Gelderland. Zie ZEVENAAR.

ZEVEN-FONTEINEN (DE), water, in het Land-van-Valkenburg, prov. Limburg, gem. Voerendael, hetwelk uit den Steenberg ontstaat on in eene regte rigting naar Voerendaal loopt.

ZEVEN-GRIETENIJEN-EN-STADSLOOTEN (HET DIJKSBESTUURVAN-DE-), Dijkgraafs, prov. Friesland, N. aan de griet. Smallingerland en Utingeradeel en de Slooter, Heeger-en-Flussinger meren, O. aan Oost-Stellingwerf en West-Stellingwerf, Z. en W. aan de Zuiderzee, zich uitstrekkende over de grietenijen Donia warstal, Gaasterland, Lemsterland, Haskerland, Schoterland, Opsterland en Aengwirden en de gem. Slooten.

Dit dijksbestuur, hetwelk in de Lemmer vergadert, bestaat uit drie Leden, eenen Secretaris, eenen Ontvanger, twee volmagten uit Doniawarstal, twee uit Gaasterland, twee uit Lemsterland, twee uit Haskerland, twee uit Schoterland, twee uit Opsterland, twee uit Aengwirden en twee uit Slooten.

ŽEVENHONDERD (DE), voorm. pold. in Staats-Vlaanderen, in het Vrije-van-Sluis, prov. Zeeland, distr. Sluis.

Deze voorm. pold. lag benoorden den tegenwoordigen Zwartenpolder, misschien behoorde hij ook tot Wulpen. Men weet er weinig van, dan dat er twist over dezen polder geweest is, tusschen de Heeren van Nieuwvliet en het Collegie van den Vrije. Naar den naam te oordeelen zal bij omtrent 700 gemeten (ruim 300 bund.) grool zijn geweest.

ZEVENHOVEN, gem. in Rijnland, prov. Zuid-Holland, arr. Leyden, kant. Woubrugge, (7 k. d., 20 m. k., 3 s. d., 2e afd); palende N. aan de gem. Nieuwveen met de Uiterbuurt, N. O. aan d. Utrechtsche gem. Mijdrecht, O. aan de Utrechtsche gem. Wilnis, 7. aan de gem. Nieuwkoop-en-Noorden, W. aan Ter-Aar.

Deze gem. bestond vroeger uit den Noorderbuurtsche-polder, den Voordijksche-polder, en den Achterdijksche-polder, van deze is de Achterdijksche-polder geheel, en de Voordijksche-polder voor gedeelte weggeveend, zoodat er omtrent het dorp, naauwelijks zoo veel land overgebleven was als men noodig had om een enkel beest vet te weiden. Thans bestaat zij uit den Drooggemaakte polder-van-Zevenhoven, den Noordensche buurtsche-polder, den Voordijksche-polder en een gedeelte van de Nieuwkoopsche-droogmakerij of Zeven ambachtspolder. Zij bevat het d. Zevenhoven, een gedeelte van het d. Noorden, benevens de Zevenhovensche-buurt, de Noorderbuurt en het Noordeinde; beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 1622 bund. 38 v. r. 99 v. ell., waaronder 1615 bund. 97 v. r. 62 v. ell. belastbaar land; telt 133 h., bewoond door 184 huisgez., uitmakende eene bevolking van ruim 900 inw., die meest in den landbouw hun bestaan vinden. Behalve op de veenderij, legden de inw. zich vroeger ook veel toe op het smeden van ijzerwerk, tot allerhande arbeiders- en keukengereedschappen. Men had er toen meer dan dertig smidsbazen, waaronder evenwel maar vijf eggemakers, wier voorname bezigheid bestond in het maken van snijmessen, houwelen, alsmede gereedschappen voor de Groenlandsche visschers. Doch, bij het achteruitgaan der visscherij is ook deze trafiek zeer verminderd; zoo dat er thans nog slechts ééne smederij bestaat. Voor cenige jaren had men er ook nog eene scheepstimmerwerf, doch deze heeft mede opgehouden te bestaan.

De Herv., die er 370 in getal zijn, onder welke 140 ledematen, maken eene gem. uit, welke tot de klass. van Leyden, ring van Woerden, behoort. De eerste, die hier het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest J. H. VINKIUS, die van daar naar Woerden vertrok. Het beroep geschiedt door den kerkeraad, onder agreatie van de egering van Haarlem als Ambachtsheeren.

« VorigeDoorgaan »