Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

te stichten; daar bun echter, bij amendement van het Hof van Holland zulks verboden, of ten minste voor alstoen niet toegestaan was, is dit werk eenigen tijd blijven steken; ongetwijfeld zullen de kerkelijke geschillen, welke des tijds plaats hadden, daaraan niet weinig hebben toegebragt; want reeds waren die verschillen zoo hoog geloopen, dat Baljuw en Schepenen van Schieland geraden vonden, twee sterke keuren te maken, tegen degenen, die zich veroorloofden, zich van de kerk af te zonderen; dit zag op een getal van 15 of 16 personen, die eenen Proponent van Amsterdam ontboden, om voor hen te prediken, hetwelk in eene schuur zonde geschieden. Deze personen werden bij gemelde keuren verklaard van bet ambacht vervallen te wezen; dan in 1620 presenteerden de Remonstranten een request aan de Staten van Holland, on vrije godsdienstoefening, doch dit werd van de hand gewezen. De Predikant, die te dier tijde hier stond, hield zich stil, zich met de heerschende geschillen niet inlatende; dan eenige leden vielen onder verdenking van de vergaderingen der Remonstranten bij te wonen, met name KLAAS MICHAELSZOON BONTEBAL, ADRIAAN PIETERSZOON HOOGEVEEN JACOB ADRIAANSZOON MATROOS, deze werden daarom ook in de gijzeling gezet, ofschoon men hetgeen, waarmede zij beschuldigd werden, niet bewijzen konde; zij werden verder in boeten beslagen en kwamen niet los vóór dat deze betaald waren. De tegenwoordige Remonstrantsche kerk is zeer net en tot het godsdienstig gebruik, allezins voldoende ingerigt. Zij is geheel van steen gemetseld, met roode pannen gedekt en met blaauwe zerktegels gevloerd. De predikstoel is eenvoudig maar net. De schotels en bekers, die bij het Nachtmaal gebruikt worden, zijn van zilver.

De Doopsgez. hadden in vroegere tijden alhier mede eene kerk, doch deze was al sedert langen tijd niet meer in gebruik en is vervolgens weggebroken. Vooraan de straat staat nog het huis, waar achter de kerk gestaan heeft.

De Hervormde gemeente heeft te ZEVENHUIZEN een Diaconie-huis, hetwelk gebouwd is in 1686; het staat ten zuidwesten van het dorp af, op de Lange zijde; zeer zeker is het gebouw gesticht ter bewoning van die leeken en weezen welke uit de kas der diaconie onderhouden en groot gebragt werden; evenwel wordt het thans niet meer gebruikt, alleen worden vijf woningen, die in dit gebouw gevonden worden, bewoond door buisgezinnen, die eenigen onderstand noodig hebben. In den zijmuur van het gebouw is een steen gemetseld, waarop drie wapens zijn uitgehouwen, benevens het volgende rijmpje:

Dat afgesloofden troost uit armoe zelfs kan rijzen
Is dit gebouw bekwaam den wijzen aan te wijzen

En dwazen, dat 's haar jeugd in arbeid brengen deur
Updat 's haar dagen niet eindigen in getreur.

Nog leest men op dezen steen hier van heeft den eersten steen gelegd JAN SNOEK JACOBSZOON, den 6 Mei 1686; en daaronder:

DIAKENY ARMHUIS.

Vroeger stond hier bet oud adell. h. Te Duin, ook wel het HoF TE ZEVENHUIZEN geheeten. Zie DUIN ̊(Te-).

Nog bestaat hier een Departement der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, den 14 Februarij 1834 opgerigt, hetwelk 60 Leden telt.

De kermis valt in den derden Maandag in Julij.

In het jaar 1787 is het hier, in vergelijking van andere dorpen rustig toegegaan. Het bleef hier bij het inslaan van eenige ruiten in.

het huis van den Remonstrantschen Predikant; in nog een ander huis werden mede de glazen ingegooid; voorts bedreef men hier nog eenigen moedwil aan sommige stille burgers, hetwelk echter bij elken weldenkende werd afgekeurd.

Bij de revolutie in 1795 is hier niet een eenig mensch leed gedaan; zeventien weken heeft men er inkwartiering gehad van Hollandsche militairen, die het echter eenige inwoners, voornamelijk door de lengte van tijd, lastig maakten.

Het wapen dezer gem, is een veld van sinopel, met een pal van zilver. ZEVENHUIZEN, d. in het Westerkwartier, prov. Groningen, `arr. en 4 u. Z. W. van Groningen, kant. en 3 u. Z. van Zuidhorn, gedeeltelijk gem. en 11⁄2 u. O. van Marum, gedeeltelijk gem. en 1 u. Z. ten W. van de Leek, nabij de grenzen der prov. Drenthe. Men telt er 450 h. en 2600 inw., die meest in turfgraverij en landbouw hun bestaan vinden.

naar

Dit d. strekt zich ter wederzijden van het Zevenhuizer- of Hoofddiep, opuur gaans ten N. W. van de Drentsche grenzen, het Z. W. uit, waarmede zich onderscheidene wijken vereenigen ; meer naar het Z. W. vindt men de Boerestreek. Het is eigenlijk ceno veenkolonie, bestaande voornamelijk uit hoogveen en uit onafgegraven en afgegraven toebereiden ondergrond, en levert mede zand, leem, mergel en keisteenen op. Het is meest bewoond door veenbazen, landbouwers, veenwerkers en arbeidslieden. De aanleg dezer veenen is men verschuldigd aan den Ridder VAN EwSUN, lleer van Nienoord, die ze in 1559 aanvaarde en daarna met zware kosten aanlag, met kanalen en sluizen. Hij nam daartoe bij zijn familie, even als bij de RIPPERDA's te Winsum en bij vele anderen, gelden op. In het jaar 1601 kocht KASPER VAN EwSUM, alle Nienoordsche goederen in Vredewold, bij uitdoening der kaars, voor 70,000 Emder guldens. In 1805 zijn er drie kapitale molens gebouwd, om het water in de veenen op te voeren.

Een kwartiernur noordwaarts van de kerk loopt uit het Hoofddiep; de Oost-Indische wijk met de zijtakken het Kaapdiep en Drost in de wijk. Zuidwaarts daarvan komt men aan de Kokswijk en de Haspelwijk, welke laatste naar het Hoofddiep leidt. De Everts wijk begint nabij de kerk en loopt W. naar het Hoofddiep en verder door naar de Jonkersvaart, die noordoostwaarts in de hoofdvaart valt en de Tetswijk met de Aalsterwijk opneemt. Bovendien worden er nog cene menigte andere wijken gevonden, die minder belangrijk zijn, behalve de Veldstreek, welke bijna evenwijdig met de Boerestreek, opu. afstands van deze, in cene zaidzuidoostelijke rigting loopt.

De Herv., die er 2000 in getal zijn, onder welke slechts ruim 50 Ledematen, behoorden, tot in het jaar 1855, kerkelijk tot Midwolde en de Leek, maar maken sedert eene afzonderlijke gem. uit, welke tot de klass. van Groningen, ring van Grootegast, behoort. De eerste, die hier het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest HERMANUS HENDRIKUS SLOT, die er den 11 October 1835 bevestigd werd, en er den 1 Mei 1847 is overleden. Tot den opbouw van kerk en pastorie heeft het fonds van de noodlijdende kerken ceno bijdrage van 4000 gulden geleverd. De gecollecteerde gelden in de provincie bedroegen de som van 1583 gulden; Z. M. WILLEM I stond daartoe 1900 gulden af en de inwoners der gemeente zelve hebben 2000 gulden bijgedragen. Deze kerk is een langwerpig vierkant gebouw, zonder orgel. Op deze kerk

werd in 1838 eene torenspits gebouwd en daarin cene klok gekocht van de gem. Oudeschoot, prov. Friesland, welk een en ander bekostigd is uit vrijwillige bijdragen der gemeenteleden.

De Afgescheidenen, die er ongeveer 300 zielen in getal zijn, onder welke ruim 20 Ledematen, maken cene gem. uit, welke tot eersten Predikant gehad heeft ALBERT VAN DER MEER, die in het jaar 1844 derwaarts kwam, en er nog in dienst is.

De

De R. K., die er 15 in getal zijn, parochiëren te Zuidhorn. twee dorpscholen, de eerste gesticht in 1841 en de tweede in 1846, worden gemiddeld door 270 leerlingen bezocht.

Den 12 Junij 1835 is aldaar, waarschijnlijk ten gevolge van heibranding en onweder, de turf op de veengronden in brand geraakt. Zie daaromtrent ons art. LEEg (De).

ZEVENHUIZEN, geh. in Amstelland, prov. Noord-Holland, arr., kant., gem. en 5 min. W. van Amsterdam, ten N. van de Haarlemmer-trekvaart,

Deze b. bestond weleer uit 7 huizen, waarin vlugtelingen uit Frankrijk, tijdens de herroeping van het edict van Nantes, eene wijkplaats vonden.

ZEVENHUIZEN, geh. in het markgr. van Bergen-op-Zoom, prov. Noord-Braband. Zie ZEVENHUISSEN,

ZEVENHUIZEN, pold. in Eemland, prov. Utrecht, arr, en kaot. Amersfoort, gem. Duits-de-Haar-en-Zevenhuizen.

ZEVENHUIZEN, b., prgy. Friesland, kw, Westergoo, arr. en 3 u. W. van Leeuwarden, kant, en 2 u. Q. van Harlingen, gem, en u. Q. Z. O. van Franeker, aan de trekvaart van Leeuwarden paar Franeker; met 12 h. en ruim 50 inw.

ZEVENHUIZEN, geh. in het Land-pan-Ravestein, prov. NoordBraband. Zie ZEVENHUIS.

ZEVENHUIZEN, geh, op het cil. Texel, prov. Noord-Holland, arr. en 11 u. N. van Alkmaar, kant. en 3 u. N. van den Helder, gem. Texel, 1 u. Q. van Burgt, 5 min. N. O. van Oosterend, waartoe het behoort; met 11 b. en 60 inw. ZEVENHUIZEN, buurs., op de Middel-Veluwe, prov. Gelderland, distr. Veluwe, arr. en 5. N. van Arnhem, kant., gem. en 3 min. O. van Apeldoorn; met 101 h. en 640 inw.

ZEVENHUIZEN, buit, op de Over-Veluwe, prov. Gelderland. Zie

ZEEBURG.

4 u.

ZEVENHUIZEN, geb. in Zalland, prov. Overijssel, arr. en W. van Zwolle, kant., gem. en 1 u. 2. W. van Kampen; met 6 h. en ongeveer 40 inw.

en

Bij den watervloed van Februarij 1825 heeft dit geh. veel geleden. Reeds des Vrijdags morgens, den 4 dier maand, tusschen 11 en 12 uren dreven een landman met vrouw en zoon, benevens knecht er twee meiden, op het dak des huizes gevlugt, daarmede weg en kwamen daarna in den vloed om, veertig stuks vee verdronk insgelijks. Een ander huisgezin ten getalle van 9 personen, onder welke een klein kind van nog geene twee maanden, redde zich op den hooiberg, slechts een zieke bloedverwant spande daartoe te vergeefs alle krachten in, en van vijftig stuks vee bleef niets over, dan, als bij toeval, een oud paard. Een derde behield zich en de zijnen op eene dergelijke wijze, maar verloor alle zijne runderen tot dertig toe; desgelijks een vierde en een vijfde met twintig hoornbeesten, terwijl een zesde met gelijk verlies, nevens 4 huisgenooten, van des middags van den 4 tot des

avonds van den 5 Februarij in honger en koude op het dak bleef vertoeven. Zoodat in dit geh 7 menschen verdronken en 160 stuks vee omkwam.

[ocr errors]
[ocr errors]

ZEVENHUIZEN. plant. in West-Indië, op het eil. Curação, in de Midden-divisie, Z. van de plant. Siberiën, W. van Oud-St. Marië. ZEVENHUIZEN (HET HOF-TE-), voorm. adell. h. in Schieland, prov. Zuid-Holland. Zie Duin (Te-).

ZEVENHUIZEN-EN-BLEISWIJK, Remonstrantsche gem., prov. Zuid-Holland Zie ZEVENHUIZEN.

ZEVENHUIZER-DIEP (HET) of HET ZEVENHUISTER-DIEP, ook het?:00FDDIEP genaarnd, kanaal in het Westerkwartier, prov. Groningen.

Dit kanaal begint aan de grenzen der prov. Drenthe, doorloopt, in eene noordelijke rigting, de gem. de Leek, langs het d. Zevenhaizen, naar de Leek gaande, waar het in het Leekster-diep uitloopt.

ZEVENHUIZER-POLDER (DE), pold. in Rijnland, prov. ZuidHolland. Zie WATERLOOS-POLDER

ZEVENMANS-POLDER (DE), pow. in Delfland, prov. Zuid-Hotland, arr. Rotterdam, kant. Vlaardingen, gen. Vlaardinger-Ambachten-Babbers-polder; palende N. aan den Groote-Vettenoordsche-polder, 0. aan den West-en-Oost-polder, Z. aan de gorzen tegen de Maas, W. aan den Kleine-Vettenoordsche-polder.

ZEVENMEERS (DE), water in Westerwolde, prov. Groningen, gem. en 21 a. Z. van Vlagtwedde, u. N. van Sellinge, bij de SellingerBeatse.

Dit water bestaat uit zeven meertjes, waarvan het zijnen naam ontleent. Er ligt daarover een veer. Zie het volgende art.

ZEVENMEERS-VEER (HET), veer in Westerwolde, prov. Groningen, 2 u. N. van Sellinge.

Van dit veer is het gebruik niet vast verdeeld, maar het wordt jaarlijks tusschen de Sellinger-marktgenooten omgeslagen.

ZEVEN-MEREN (DE), zeven poelen in Beilerdingspil, prov. Drenthe, welke, door de afgraving der veenen, voor het meerendeel niet meer bestaan.

ZEVEN-MOEREN (DE), voornt. poelen of meren in de Meijerij van 's Hertogenbosch, kw. Peelland, prov. Noord-Braband, 14 u. Z. van Asten en even zoo ver Z. O. van Someren, aan de uiterste grenzen van Noord-Braband, bij den grooten paal, welke de gem. Nederweert, prov. Limburg, van Asten en Someren scheidt.

[ocr errors]

Deze bij elkander gelegen poelen of meren zijn tegenwoordig geheel droog en met de daar omgelegen heide gelijk. Daar er vroeger tusschen Asten en Someren geschil gerezen was over de grensscheiding, heeft men bij minnelijke schikking, goedgekeurd door de Algemeene Staten der Vereenigde Nederlanden, den 10 April 1760, goedgevonden op wederzijdsche kosten eene scheidsloot te graven beginnende aan den grooten paal, tegen Limburg, ter plaatse, waar vroeger de ZEVEN-MOEREN lagen, en in cene regte lijn op de Groote-Aa aanloopende. Aangezien nu het terrein te dezer plaatse een sterk verval heeft, zijn vermoedelijk sedert het graven van deze sloot de gezegde poelen geheel droog geloopen. Naar men wil zou het dorp Someren van deze poelen zijnen naam ontleenen.

ZEVEN-MOEREN (DE), watertje in do Meijerij van 's Hertogenbosch, prov. Noord-Braband, dat in de poelen van dien naam, aan de zuidoostelijke grenzen dier provincie, zijnen oorsprong neemt, en noordwestwaarts aanstroomende, zich vroeger, tegenover het geh.

Otterdijk, onder Lucrop, in de Ao ontlastte, van welke rivier het eent der hoofdaderen uitmaakt. Na het graven van de Zuid-Willems-vaart ontlast dit watertje zich door den duiker, onder het geh. Romen, bij de sluis No. 10, en vervolgens in de Aa.

ZEVEN-SPRONGEN, waterrijk oord in het Land-van-Falkenburg, prov. Limburg, gem. en Z. W. van Klimmen, aan den berg, op welken Klimmen gelegen is.

Het ontleent zijnen naam van de zeven plaatsen, waar het water hier voormaals uit den grond opwelde. Thans vindt men er veel meer, welke te zamen eene geheele beek vormen, die naar den Geleen loopt. ZEVENTER, voorm. stadje op de Lijmers, prov. Gelderland. Zie

ZEVENAAR.

ZEVEN-VEREENIGDE POLDERS (DE), watering in Staats-Vlaanderen, in het Vrije-van-Sluis en het Committimus, prov. Zeeland, arr. Middelburg, kant. Oostburg, distr. Sluis, gedeeltelijk gem. IJzendijke, gedeeltelijk gem. Biervliet. Zij bestaat tbans uit de navolgende polders: Bund. R. Ell. Zacharias Eerste gedeelte, schotbaar groot 223, 20, 53. Groote-Jonkvrouw-Benoorden, Groot-en-Klein-Zuiddiep,

Oranje-polder.

Magdalena-polder,

St. Anna-polder,

Te zamen.

D

159, 34, 59.

193, 54, 75.

396, 68, 49.

56, 20, 65.

53, 05, 95.

1062, 04, 95.

De drie eerstgenoemde polders liggen onder IJzendijke; de drie laatstgemelde onder Biervliet. Zij wateren uit, langs de Oude-Linie, in den Braakman, door eene sluis ten Noorden van de Magdalenasluis (zie dat art.), onmiddellijk tegen deze; maar heeft met haar geene gemeenschap (1). Het bestuur bestaat uit eenen Gezworene en Ontvanger-Griffier. De polders hebben bovendien hunne eigene besturen. Zie daaromtrent en over de andere bijzonderheden der polders van deze watering, de afzonderlijke artikels.

Te voren was ook de Kleine-Jonkvrouw - Benoorden deelgenoot dezer watering; maar deze is daarvan, ten gevolge der betere suatie van den Kapitalendam, afgescheiden. Sedert is de naam van de watering der ZES-VERRENIGDE-POLDERS begonnen gebruikt te worden, die misschien de oude naam zal vervangen.

ZEVEN WOUDEN, een der drie kwartieren, waarin de prov. Friesland, verdeeld is; palende N. W. aan het kw. Westergoo, N. aan het kw. Oostergoo, O. aan de prov. Drenthe, Z. aan Overijssel, Z.W. aan de Zuiderzee.

Dit kwartier bevat slechts eene stad, namelijk Slooten, en bestaat niet uit zeven, gelijk de naam schijnt aan te wijzen, maar uit tien grietenijen, met name: Utingeradeel, Aengwirden, Doniawarstal, Haskerland, Schooterland, Lemsterland, Gaasterland, Opsterland, Stellingwerf-Oosteinde en Stellingwerf-Westeinde. Oudtijds werden de Stellingwerven wel bij Friesland, doch afzonderlijk en niet als een gedeelte van het WOUDKWARTIER gerekend, en mogelijk heeft Aengwirden voor dezen een deel cener naburige grietenij uitgemaakt, zoo dat het getal deelen van zeven tot tien vermeerderd zijnde, echter de oude naam in wezen is gebleven.

(1) In het art. MAGDALENA-SLUIS staat verkeerdelijk, dat zij ten Zuiden ligt

« VorigeDoorgaan »