Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Ter weder

aan de westzijde werd in 1848 grootendeels vernieuwd. zijden en aan beide einden is de kerk met bekwame ramen voorzien, waaronder, aan het Oosten en het Zuiden, eenige gevonden worden waarvan de glazen beschilderd zijn, meest met afbeeldingen op den handel en scheepvaart der ingezetenen betrekkelijk; eene voorstelling van NEBUCADNEZAR, munt zeer uit door helder koloriet en juiste teekening. In het midden rust het dak op vijf steenen kolommen, welke eerst van hout gemaakt waren, doch dat schielijk verging, wegens de vochtigheid van het gebouw. Van de negen groote koperen kerkkroonen, die in deze kerk hangen, zijn eenige een geschenk van de vrijers en vrijsters der gemeente. Daarop leest men de volgende op

[blocks in formation]

Vrijers en Vrijsters van Saerdam

Hebben gedaan, dat ik hier kwam,
Om dat van iets, welk past op mijn,
Gods volk en kerk verlicht zou zijn.

Want doen van mijn het licht eerst scheen,
Men zag, dat duisternis verdween,
Dog God wel met den fakkel van

Zijn woord ons best verlichten kan.

En op de grootste, waar het beeld der liefde op staat:
De vrijers te Oost-Saerdam

En vrijsters daar beneven,

Die hebben tot cieraat

Ons in die kerk gegeven.
Dus hangen wij hier ten toon,
Gelijk een ieder siet,

Blijkt boven deze kroon:

Uit liefde is 't geschiet.

A°. 1686.

Op deze giften doelde ook een ander zoogenaamd tafereel of gedicht, hetwelk in 1704, in de nabijheid van eene dezer kroonen, mede tot lof der milde gevers, is opgehangen, doch sedert weggenomen. Voorts ziet men er nog eene schilderij, voorstellende de oostzijde der kerk tijdens den watervloed van 1825, vervaardigd door den Hilversumschen schilder JAMES DE RIJK. De twee wapenborden eindelijk, bezijden den predikstoel, doen gedenken aan het edel geslacht van Mr. QUINTINCOBNE, in leven Schout der banne van Oostzaan, eenen opregten Godsdienstvriend, van wien, behalve andere giften, ook het zilver afkomstig is, hetwelk bij de bediening des Avondmaals wordt gebruikt. Het zilveren doopbekken is door eenen anderen nog levenden ledemaat en voorstander der gemeente, in het jaar 1829, geschonken, en de fraatje met zilver beslagen bijbel voor den predikstoel, in het zelfde jaar, door den Heer D. ARENDS BEKKER. Deze kerk heeft eenen

[blocks in formation]

spitsen houten toren, doch is van geen orgel voorzien. Oudtijds was er een kerkhof ter wederzijden van de kerk, dan dit werd, ter bevor dering van ruimte, en ter vergrooting van de kerk ingenomen, en een ander kerkhof, een weinig beoosten de kerk, aangelegd en var tijd tot tijd vergroot,

Verdient de kerk van OosTZAANDAM, onder de voornaamste gebouwen van Zaandam, de eerste plaats, wegens hare oudheid, de kerk van Westzaandam is evenwel, in verscheidene opzigten, niet minder te achten. Ofschoon Zaandam, aan de westzijde van de Zaan, reeds voor de Spaansche onlusten, aangemerkt werd als een vierendeel in de banne van Westzaan te deelen en op te brengen, zoo hadden de inwoners, daar ter plaatse, nogthans geen kerk, maar vergaderden eerst in de kapel, en naderhand in de kerk aan de Oostzijde van de Zaan, ten dienste der Zaandammers gebouwd. Hierin hadden ze met elkanderen hunne gemeentelijke kas, gemeene armen, en het bestuur daar over gemeen, Na de Hervorming verzochten de ingezetenen, in het jaar 1637, vrijheid om eenen Predikant op hunne eigene kosten te mogen beroepen, en ook eene kerk te mogen stichten. Met dit laatste werd in het jaar 1638, eenen aanvang gemaakt. Den 27 Augustus werd het heiwerk begonnen, den 14 September de eerste steen gelegd, en den 18 October des jaars 1640, voor de eerste maal daarin gepredikt, door JOHANNES KRUIKIUS. Den 23 Januarij van het volgende jaar deed de eerste Predikant van Westzaan in deze kerk zijne intrede. Van het jaar 1672 tot 1680, werd deze kerk, eerst aan het west- en naderhand aan het oosteinde, aanmerkelijk vergroot, zoodat ze nu de lengte van ruim 53 ell. heeft. Hare hoogte, tot de goot waar de is omtrent 12,50 ell., de kap nog 9,50 ell. daar boven, toren nog 22 ell. boven uitsteekt, zijnde dus des torens hoogte van den grond ongeveer 44 ell. De predikstoel staat aan de noordwester kolom van het kruiswerk, en aan de drie andere kruishoeken heeft men de gestoelten voor de Heeren Leden van den Raad dezer stad, Kerkmeesters, en andere. Boven de westerdeur is een fraai orgel. Boven de oosterdeur zag men vroeger eene schilderij, voorstellende de woede van eenen stier, die, in het jaar 1647, zijnen meester ombragt, en diens huisvrouw in de lucht wierp, daar zij van het kind, waarvan ze zwanger ging, verlost werd. Welk kind in deze kerk gedoopt, en na zijn overlijden, in het volgende jaar bij zijne ouders begraven is. Wegens deze schilderij, welke echter, uithoofde van het onstichtelijke, in het jaar 1834 is overgeverwd, en waarvan nog eene kopie in de kerkekamer bewaard wordt, wordt deze kerk, bij de vreemdelingen veelal de Bullekerk genaamd; terwijl zij, bij de inwoners, om hare gedaante, den naam van Kruiskerk draagt: of ook wel, in tegenstelling van de kerk aan de oostzijde, die ongelijk veel ouder is, de Nieuwekerk genoemd wordt. Men heeft in het oosten twee beschilderde ramien, waaronder dat van den biddende SALOMO, in het In het westeinde van de kerk, zuidoosten, het voornaamste is. tot vroeger aan de zuidzijde, is eene gaanderij, langs den muur, eene zitplaats voor de Weezen en Armen, die in het dorps Wees- en Armenhuis woonden. In de jaren 1834 en 1835 onderging de kerk, ten gevolge eener geheele verzakking van den noordermuur, eene be. langrijke herstelling, bij welke gelegenheid men dak en toren door een even eenvoudig, als kunstig stutwerk onderschraagde; terwijl vervolgens het geheele werk, tot algemeene goedkeuring, werd tot stand gebragt.

De Doopsgezinden hadden reeds van ouds, op ZAANDAM, verscheidene bijeenkomstplaatsen ter oefening vau huune godsdienst; doch niet zoo openlijk en aanzienlijk, als in den tegenwoordigen tijd. De oudste dier vergaderplaatsen, ofschoon van buiten en van binnen veel veranderd, is die der Friesche Doopsgezinden, aan de westzijde van ZAANDAM, niet ver van de Hervormde kerk, in de Molenbuurt. Deze, gewoonlijk het Oude Huis genoemd, staat over den Wegsloot. Zij werd, in het jaar 1628, gebouwd, uit eene geldverza meling onder de Leden dier gemeente en was van buiten en van bin

nen

zeer eenvoudig, doch werd in het jaar 1718 meerendeels herbouwd, en in eene zeer goede orde gebragt; hebbende eene gaanderij aan drie kanten, en den predikstoel aan de zuidzijde in het midden; zij werd in het jaar 1782 van een orgel voorzien. Van buiten, zoo wel als inwendig, trekt zij door haar eenvoudig en net voorkomen het oog des beschouwers aan. Even gelijk de beide andere kerken, werd zij te voren door zoogenoemde ongestudeerde (niet weten schappelijk gevormde) Leeraren of vermaners bediend, die als zoodanig

nu

eens uit de broederschap gekozen werden, dan weder zich zelven daartoe vrijwillig aanboden. Nog heden ten dage bestaat eene kleine bibliotheek, welke in die dagen, gedeeltelijk tot hun gebruik, gedeeltelijk ten dienste van een zoogenaamd godsdienstig collegie, was aangelegd, hetwelk in de winteravonden gehouden werd, en waaraan een ieder, naar de wijze der collegianten of Rijnsburgers, de vrijheid van spreken vergund was. Nog tot in het begin dezer eenw duurde deze in vele opzigten vruchtbare instelling voort. De kerk wordt echter thans tot geen godsdienstig einde meer gebruikt.

Niet ver van deze kerk staat, op een ruim plein en door een hek omgeven, bet kerkgebouw der Vereenigde Vlaamsche en Waterlandsche Doopsgezinde gemeenten, in 1687, mede uit vrijwillige gaven, gesticht. Het draagt, gewoonlijk den naam van het Nieuwe Huis. Somber naar het uitwendige, verrast de beschouwing van het inwendige dezer schoone kerk in te grootere mate. Zij is versierd met een heerlijk orgel, welks volle en welluidende toonen eenmaal den lof van een beroemd Toonkunstenaar, den Abt VOGLER, verwierf, die er zelfs een model van liet vervaardigen, hetwelk geheel uit en in elkander kon gezet worden; hem, tijdens zijne kunstreizen, op verschillende conserten gediend heeft, en misschien thans nog in Rusland aanwezig is. Ook bij deze kerk berust eene kleine boekverzameling, alsmede eene kleine collectie van Romeinsche penningen, munten en gesnedene steenen, in der tijd door een barer leden, NicoLAAS CALFF, aan haar vermaakt.

De kerk der Doopsgezinde gemeente van Oost-Zaandam, staat aan het zoogenaamde Groote Glop. Blijkens oude bescheiden bestond hier reeds in 1636 eene geregelde gemeente. Het tegenwoordige gebouw is, door zoogenoemde Waterlandsche Doopsgezinden, in het jaar 1656, gesticht, in stede van een veel kleiner, dat op de zelfde plaats, of daaromtrent gestaan heeft. Het onderscheidt zich uitwendig door een wanstallig voorkomen, en toont geenzins de bestemming aan, waartoe het dient. Van binnen zal echter de beschouwing mede vallen, en ziet men vele blijken van den ijver der daarin vergaderende gemeente.

De kerk der Evangelisch-Lutherschen staat aan de Westzijde, niet verre van den Dam, een weinig van den weg af, aan het Vinkepad. Het is een aanzienlijk, uitwendig grootsch en deftig gebouw.

In het jaar 1649 werd hier eerst en met zoo veel spoed eene kerk gebouwd, dat er na twee maanden bouwens, van den 23 Maart tot den 24 Mei, op Pinksterdag, voor de eerste maal, in gepredikt werd. Dan, na dat deze kerk 57 jaren gestaan had, werd zij, door den aanwas der gemeente, te klein; weshalve men die afbrak, en in het jaar 1699, eene grootere en sierlijkere, op de zelfde plaats, bouwde. Deze luchtige, nieuwe kerk, bouwkunstig getimmerd, is, ofschoon niet van eenen toren voorzien, door hare hoogte reeds van verre gemakkelijk te onderscheiden. Inwendig kenmerkt zij zich door eenen fraaijen bouw, evenzeer als door eene doelmatige inrigting. Ten jare 1737 werd er een uitmuntend orgel in geplaatst, dat in 1842 aanmerkelijk hersteld en in orde gebragt is. De versierselen van doophek en predikstoel zijn opmerkenswaardig. Behalve een enkel fraai geschilderd glas, bevat de kerk geene eigenlijke merkwaardigheden. Op den 31 Julij 1842 werd plegtig gedachtenis gevierd van het tweehonderdjarig bestaan van de gemeente.

De Roomsch-Katholijke kerk, aan den H. BONIFACIUS toegewtjd, staat aan de Oostzijde, niet verre van den Dam. Nog in het midden der achttiende eeuw parochiëerde de geheele katholijke bevolking van ZAANDAN en omtrek aan het Kalf; sedert begonnen vele harer leden het lastige en ongemakkelijke van den verren afstand der kerk te gevoelen, en alzoo te vergaderen in een vertrek van het groote steenen gebouw bij de kleine sluis, hetwelk tegenwoordig voor openbare uitspanning en logement is ingerigt. Kort daarop, in het jaar 1784, verzocht men eerst, om in eene bouten loods te vergaderen, daarna om te Oostzaandam, niet verre van den dam, eene kerk te mogen bouwen ; dit toegestaan zijnde, werd de eerste steen van dit gebouw gelegd op den 26 Julij 1785, en het gebouw den 14 November daaraanvolgende ingewijd. Het was oorspronkelijk een net houten gebouw, fraai gestukadoord, en van een orgel voorzien. Doch in het jaar 1834, begon zich ook in deze kerk eene verzakking te vertoonen, ten gevolge waarvan in het jaar 1838 het geheele dak behendig op stutten werd gezet, waarna de houten wanden door steenen muren vervangen zijn. Tegelijk werd de pastorij genoegzaam geheel vernieuwd. Het geheel, hoewel gedeeltelijk door omliggende buizen bedekt, heeft een goed voorkomen. Men heeft in deze kerk een altaar, eenen fraaijen predikstoel en eene nette communiebank.

De kerk der Roomsch-Katholijken van de oude Clerezy, staat aan de westzijde van het zoogenaamde Papenpad. Na de Spaansche onlusten hielden zij hunne bijeenkomsten eerst in bijzondere huizen, doch in het jaar 1695 bouwden zij, op de reeds aangewezene plaats, cene kerk, die zeer wel ingerigt is, en waarin, op den vierden September van dat jaar, de eerste dienst werd gedaan. Het is een klein, maar net gebouw, zonder toren of orgel, en met één altaar. De Synagoge, op het Kuiperspad, is een geschikt gebouw, zonder toren.

Onder de liefdadige gestichten verdient in de eerste plaats genoemd te worden het Diakoniehuis, aan de Oostzijde, op de Bloemgracht, hetwelk in het jaar 1677 gesticht werd, door Diakenen van Oostzaandam, om er oude en verarmde ledematen hunner kerk en ouderlooze kinderen hunner ledematen in te plaatsen en van daar hunne giften aan de behoeftige leden der gemeente uit te deelen. De plaats van dit diakoniehuis is aanmerkelijk vergroot, door de gift van Mevrouw ELIZABETH COOMANS, weduwe van Mr. QUINTIN COENE, in leven Schout

der banne van Oostzaan, als hebbende zij, op het verzoek van baren voornoemden man, aan de Diakonie geschonken een tuin met huizing en eigen grond, staande te Oostzaandam, op de Bloemgracht, naast het Diakoniehuis; zoo dat dit huis en tuin thans de Diakonie tockomt. Later werd het door den Heer PENNEMES, die te Hamburg overleed, begiftigd met de aanzienlijke som van 500,000 gulden. In het Diakoniehuis worden tegenwoordig een getal van 5 oude mannen, 1 oude vrouw en 27 kinderen verpleegd.

Nadat de inwoners van Oost- en Westzaandam in het onderhouden hunner armen en meer andere zaken, tot hunne gemeenschap behoorende, van elkanderen afgescheiden waren, kochten Regenten van Westzaandam, een huis aldaar, op het Stikkelpad, aan het Westcinde, dat, in dien tijd, tot een Spinhuis gebruikt werd, waarvan het pad ook wel den naam van het Spinhuispad draagt. Dit buis rigtten zij in tot een Woes- en Armenhuis, en plaatsten daarin alle de weezen en armen, ook wier ouders geen Leden der Hervormde kerk geweest waren of in eigen persoon daar toe niet behoorden.

Met den aanwas der Vereenigde Doopsgezinden nam ook het getal hunner armen en weezen van tijd tot tijd toe, zoodat zij, in het laatste van het jaar 1712 te rade werden oin de gewezene vergaderplaats der Vlaamsche Doopsgezinden op het Stikkelpad, welke zij sedert huone vereeniging in het jaar 1687, tot een pakhuis gebruikt hadden, cu waarin de Lutherschen, in het jaar 1699, gedurende het bouwen van hunne nieuwe kerk, bunne bijeenkomsten hielden, tot een Wees en Armenhuis in to rigten Met den aanvang van het jaar 1714 was het gereed, en met het begin van Mei werd het bewoond. Vervolgens vergrootte NICOLAAS CALF het erf bij dit Weeshuis, aan de westzijde, met een gedeelte van zijnen tuin, die hij er, bij uitersten wille, na zijn overlijden, in het geheel bijvoegde, weshalve dit huis aan het Westen eene goede ruimte heeft. Ook maakt dit Wees- en armhuis van den weg af te zien eene goede vertooning. Uit dit huis deelen de Diakenen ook brood, boter, turf en spek aan de behoeftige Leden uit.

De Evangelisch-Lutherschen hebben, in het jaar 1759, een huis, op het Vinkenpad, naast de kerk dier gezindte tot een Wees- oude mannen en vrouwenhuis voor hunne gemeente ingerigt; daarin ontvangen 10 weezen opvoeding en onderwijs, en er zijn bovendien 4 oude mannen en 5 oude vrouwen in opgenomen.

Men heeft te ZAANDAM een Departement der Maatschappij, Tot nut van 't Algemeen, den 16 December 1789 opgerigt en nagenoeg 200 Leden tellende, door hetwelk eene bloeijende winter-avondschool, eene spaarbank, eene brei en naaischool voor behoeftige meisjes, en kleine kinder bewaarscholen zijn opgerigt, en waarbij mede cene Leesbiliotheek bestaat.

Voorts heeft men er nog een Genootschap van Moederlijke liefdadigheid, ter ondersteuning van behoeftige kraamvrouwen; eene Afdeeling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, met 100 Leden; eene Afdeeling van de Protestantsche Maatschappij Unitas; eene Afdeeling van het Genootschap tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen; een Genootschap tot Ondersteuning der Armen, in 1841 opgerigt, en eene Bank van Leening.

Nog bestaat er een Letterkundig en Physisch Gezelschap onder de zinspreuk Overeenstemming door wetenschap, in het jaar 1832

« VorigeDoorgaan »