Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

opgerigt; een Concert hetwelk reeds vijftig jaren bestaan heeft; de Loge Anna Paulowna met een eigen lokaal; alsmede een munten penningkabinet van den Heer GERRIT VAN ORDEN. Tevens werd aldaar vroeger bij de nazaten van den Admiraal van Holland en WestFriesland, PIETER FLORISZ., bewaard het fraaije, met zilver versierde pronkdeksel der doodkist van dien, in 1659, in de Sont, gesneuvelden en te Hoorn begraven Zeevoogd; doch dit deksel, een geschenk van den Koning van Denemarken, is voor eenige jaren aan wijlen Z. M. Koning WILLEM II verkocht geworden en berust thans te 's Gravenhage.

ZAANDAM is de geboorteplaats van den Aardrijkskundige ADRIAAN LOOSJES, geb. 5 April 1689 † 24 Maart 1767 na zeer vele kaarten, vooral tot verklaring van den Bijbel geteekend en cene Beschrijving van de Zaanlandsche dorpen geleverd te bebben (1);

Van de Geschiedschrijvers: HENDRIK SOETEBOOM, die in het midden der zeventiende eeuw leefde, en ADRIAAN ROGGEN, geb in 1732 † 22 Julij 1806, bekend, onder anderen, door zijne bij de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen bekroonde Verhandeling Over den Groud van Neerlands koophandel en van zijnen aanwas en bloei.

Van de plaatsnijders JOANNES SAENREDAM, geb. in 1565 † 1607 en DIRK KOEDIJE, geb. in 1687.

In de lente van 1678 ontstond er te ZAANDAM eene geweldige beroerte, die gevaarlijke gevolgen zou gehad hebben, indien zij niet, bij tijds, door het krijgsvolk van den Staat, was gestild geworden. De Staten van Holland, in aanmerking nemende, dat de turf, in dat gewest, met ongelijke maat, van manden of tonnen, gemeten werd, hadden in Maart bevolen, dat zij voortaan overal met tonnen van de zelfde grootte, naar de Leydsche gemaakt, zou gemeten worden. Hier naar was de verpachting van den turf-accijns, in April, geschied. Doch het gemeen, meenende bij deze verandering benadeeld te zijn, morde er over op onderscheidene plaatsen. Te Oostzaandam sloeg het, den 18 Mei, geweldig aan het muiten, en viel aan op het huis van den Secretaris Jan van der STENG, die de turfimpost inzamelde. Eerst werden er de glazen ingeslagen, waarna de woede eenige uren bedaard scheen; doch in den avond stoof het graauw wederom naar dat huis, hetwelk toen deerlijk geplunderd en van alles, wat men in dien tusschentijd niet had kunnen bergen, beroofd werd. Het plunderen duurde den geheelen nacht door, zonder dat de Stedehouder van den Baljuw van Kennemerland, die met eenige dienders derwaarts gezonden was, zulks konde beletten. De Regering van Oostzaandain beducht voor verder onheil, kondigde des anderendaags, op eigen gezag, af, dat men aldaar voortaan de turf, even als van ouds, met manden, niet met de nieuwe tonnen, meten zou. Doch dit maakte de baldadigheid nog meer gaande de Regering" riep men, was nu de klem kwijt, en het was thans de regte tijd, om » meer pachten afgeschaft te krijgen." Men maakte zich meester van de nieuwe tonnen, die verbrand of in stukken geslagen werden. Een Burgemeester, MEINDERT JOCHEMSZ. KAT genoemd, den naam hebbende, dat hij deel in de pachterij had en nog onlangs turf met de oude maat had opgedaan, werd ook met plundering bedreigd, doch hij stilde de menigte met bier en tabak, daar zij zich, tot diep in den nacht mede vrolijk maakte. Eenigen hadden DIRK JAN TYMENSZOon Schotvanger een okshoofd wijn afgedwongen, die, met tabak geinengd, gulzig ter lijve

D

(1) Het is dat werk, alsmede de Beschrijving van ZAANDAM, door B. VAN GEUNS, dio wij bij het zamenstellen van dit art vooral tot gids genomen hebben.

werd ingeslagen. Het graauw hierdoor verder aan het razen geraakt, begaf zich naar de westzijde van ZAANDAM, waar het huis van den OnderSecretaris, SIMON OOSTERHOORN, die ook onderscheidene imposten ontving, niet slechts geplunderd, maar gedeeltelijk afgebroken werd. De plundenaars vertoonden eenen ouden verzegelden brief, geroofd, zoo men meende, uit het kantoor van den Secretaris aan de oostzijde, welken brief men zeide, den last van den Prins VAN ORANJE te behelzen, on de pachten en Pachters uit te roeijen. De Baljuw van Blois, tot wiens regtsgebied Westzaandam behoorde, en de Stedehouder van den Baljuw van Kennemerland hadden, intusschen, te weeg gebragt, dat er, aan iedere zijde van ZAANDAM, eenige manschappen geworven werden, waardoor de ingezetenen tegen plundering werden beveiligd, doch zij wilden zich niet tot bescherming van Pachters en hunne bedienden laten gebruiken. Ook werden er sedert nog onderscheidene huizen van dusdanige lieden geplunderd, in het gezigt dezer manschap, van welke sommigen er zelfs de hand toeleenden. Het oproer was middelerwijl overgeslagen naar de naast bijgelegen dorpen: Wormer Wormerveer, Westzaan, Assendelft en Krommenie, en het plunderen bad vier of vijf dagen geduurd, toen twee vaandels krijgsknechten, door de Staten van Holland en den Prins VAN ORANJE, te scheep Daar ZAANDAM gezonden, de rust spoedig herstelden. Te gelijker tijd waren er Gemagtigden van de Staten gekomen, die, terstond, bevel gaven, om den turf met de nieuwe tonnen te meten. Acht of tien oproerigen, mans en vrouwen, werden in hechtenis genomen, en naar 's Gravenhage gebragt; alwaar vier mans ten galge en de overigen, alsmede de vrouwen, tot geeseling verwezen werden. De schade, bij de plundering geleden, werd naderhand, van wege de Staten, begroot en den beschadigden goedgedaan.

[ocr errors]

Te ZAANDAM, werwaarts in Augustus 1749, toen er, omtrent het stuk van verandering in de regering, eene algemeene gisting onder het volk heerschte, eenige ruiters en voetknechten gezonden waren omdat men voor opschudding onder het volk beducht was, werd ruim cen jaar later, terwijl het krijgsvolk er nog lag, toeleg gemaakt tot eene zonderlinge verandering in de regering. Een Heelmeester van Oostzaandam, JAN PIGGE genaamd, gemeenschap houdende met den Amsterdamschen porseleinkooper DANIEL RAAP, bestond, zoo geloofd werd, op diens aandrijven, een verzoekschrift rond te dragen en te laten teekenen, waarbij begeerd werd, dat de ambachts-heerlijkheid Oostzaan-en-Oostzaandam, die voor eenige jaren, door de Regering, gekocht was, afgestaan werd aan den Prins VAN ORANJE en aan diens wettigen opvolger in de stadhouderlijke waardigheid. Dergelijk verzoekschrift was ook te Westzaandam, ten opzigte van de ambachtsheerl. Westzaan-en-Westzaandam, opgesteld en door eenigen geteekend. Men beloofde zich groote voordeelen van deze verandering, voornamelijk van de scheepmakerijen en den handel van gezaagd hout. Het eerste verzoekschrift werd den Regenten van Oostzaan-en-Oostzaandam, den 3 October, overgeleverd; doch men verschoof het antwoord daarop eerst vier weken en toen tot in Januarij 1751. Middellerwijl begaven zich eenigen, met het verzoekschrift, naar het Loo, waar de Prins zich toen onthield, om te vernemen, of de opdragt der twee ambachtsheerl. hem aangenaam zijn zou; doch Z. H. wees haar voorstel met verontwaardiging van de hand. De Regering, in Januarij van het gezegde jaar, echter op nieuw aangezocht, om te antwoorden, gaf eindelijk tot bescheid: » dat zij zich niet verpligt

» Youd te antwoorden; dat zij de hoogste achting voor het huis VAN » ORANJE, doch met de inleveraars van het verzoekschrift niets te › doen had," waarbij de zaak steken bleef.

Bij den watervloed van November 1775 vielen er te ZAANDAM onderscheidene gaten in den dijk, waardoor eenige huizen instortten, en verder groote schade werd aangerigt.

Het wapen van ZAANDAM bestaat in een gevierendeeld veld van keel en zilver, hebbende in ieder deel cenen leeuw, afwisselende van zilver of keel en naar elkander gekeerd.

ZAANDAM, geh. in Hunsingo prov. Groningen arr. en 5 u. W. van Appingedam, kant. en 1 u. W. van Onderdendam, gem. en 5 min. W. N. W. van Winsum, waar het kerkelijk onder behoort, tusschen den grindweg en het zijldiep bestaande uit twee huizen eene houtzaagen oliemolen, en cene kalkbranderij, welke fabrijken en bijgebouwen in eigendom bewoond en gebruikt worden door den beer HENDRIK WIllem WIERDA.

ZAANDAM (KLEIN-), naam, welken men wel eens geeft aan het d. NIEUWENDAM in Waterland, prov. Noord-Holland. Zie NIEUWENDAM. ZAANDAM (OOST-), voorm. d., in Kennemerland, prov. NoordHolland Zie OOSTZAANDAM en ZAANDAM.

ZAANDAM (WEST-), voorm, d. in de heerl, Blois, prov. NoordHolland, Zie WESTZAANDAM.

ZAANDEN, voorm. heerl, prov. Noord-Holland, waarvan WILLEN van Zaandam, die zich, in den jare 1296, met GERBit van Velsen, GIJSBERT VAN AMSTEL, HERMAN VAN WOERDEN, en anderen in het ombrengen van FLORIS V, Graaf van Holland, gemengd had, de Heer geweest is. Deze heerl. lag ten N. van het IJ, door welk water het voor het meerendeel schijnt te zijn ingezwolgen, doch hoe ver zij van Zaandam zich, destijds, heeft uitgestrekt, is geheel onzeker. Naar de namen der plaatsen to oordeelen, zou men kunnen vermoeden, dat beide de ambachtsheerlijkheden van Oostzaan en Westzaan daartoe hebben behoord, en dat Zaanden het hoofddorp was, waaromtrent men ook wil, dat het stambuis der Heeren van ZAANDEN gestaan heeft, een weinig ten W. van de Zaan, omtrent eene watering, tegenwoordig nog 's Heeren-watering genaamd. Doch vermits beide deze ambachtsheerlijkheden, in later tijd als twee bijzondere heerlijkheden voorkomen, en het dorp ZAANDEN aan de westzijde van de Zaan gelegen heeft, is er meerder reden, om de heerl. ZAANDEN alleen aan de westzijde van de Zaan te zoeken. Alzoo behoorden er dan buiten twijfel toe, het dorp ZAANDEN en het nabij gelegen Westzaan en zeer waarschijnlijk, ook Krommenie en Krommeniedijk, als zijnde, van oude tijden af, met Westzaan een Schouts-ambacht, dat maar weinig jaren na den moord van Graaf FLORIS V, door WILLEM DE GOEDE als eene heerlijkheid werd geschonken aan zijnen broeder JAN VAN BEAUMONT, die, uit krachte daarvan Heer van Westzaan en Krommenie geweest is, en in 1546, nieuwe bandvesten schonk. Nadat deze, in het jaar 1356, overleden was, kwam die heerlijkheid aan zijnen dochterszoon LODEWIJK VAN CHASTILLON, Graaf van Blois, die er Heer van was, tot in het jaar 1572, waarin hij zonder kinderen stierf, en waarna deze heerlijkheid kwam op zijnen broeder JOAN VAN CHASTILLON, die, in het jaar 1581, zonder wettige kinderen na te laten overleed, en, als Heer dezer heerlijkheid, opgevolgd werd, door zijnen broeder Guise, Graaf van Blois, die, in het jaar 1397, mede zonder kinderen gestorven is, waardoor zij kwam aan zijnen naastbestaande,

Hertog ALBRECHT VAN BEIDEREN, Graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland en Heer van Friesland, die deze heerlijkheid aan zich behouden heeft, gelijk ook na hem, gedaan werd, door de volgende Graven, WILLEN VAN BEIJEREN, Vrouwe JACOBA VAN BEIJEREN en Hertog Filips Van Bourgondië, door wien de heerlijkheden van Westzaan-en-Krommenie, in het jaar 1455, onafscheidelijk aan de Graafelijkheidsgoederen werden verbonden.

Van Oostzaan vindt men in al dien tijd, geene bijzondere Heeren gemeld, dan alleen, dat Hertog ALBrecht van BEIJEREN, deze Ambachtsheerlijkheid, omtrent het jaar 1403, vergunde aan SIMON VAN ZAANEN, na wiens omkomen te Haarlem, zij in het jaar 1407 gekomen zou zijn aan Heer WOUTER VAN HEEMSKERK. Doch uit eenen brief van Hertog ALBRECHT van het jaar 1394 blijkt, dat Heer WOUTER VAN HEEMSKERK toen reeds overleden was, en Heer van Oostzaan geweest is in het jaar 1361.

Dat in deze heerl. een dorp ZAANDEN of ZANEN geweest zij, volgt niet alleen uit de benaming het Oude-Kerkhof, of zoo als de landlieden zeggen het Oude-hof, welke men geeft aan zekeren hoogen grond ten Z. W. van Zaandam gelegen in het Kerkerak, een water dat uit de Zaan in het IJ loopt, en waarschijnlijk schuurde langs het land, waar de kerk op stond; maar ook uit de menigvuldige doodkisten en doodsbeenderen, die in het jaar 1737 bij het graven van eene sloot, door en langs het zoogenaamde kerkhof, aan de Westzijde van de Buitenzaan, tot elks verwondering gevonden zijn. Want daar, waar dit uitgebreide kerkhof ligt, is buiten twijfel voorbeen een dorp geweest; en uit de namen van twee dorpen, die ten Oosten en ten Westen liggen en eertijds, in het gemeen, Oostzaanden en Westzaanden genoemd werden, kan men opmaken, dat er, in voorgaanden tijd, tusschen beiden, eene andere plaats bestaan heeft, die ZAANDEN genoemd werd, en waarvan de andere, als ten Oosten en Westen daarvan gelegen, den naam hadden aangenomen, zijnde dus van die drie dorpen ZAANDEN het oudste, en in vervolg van tijd ook de dam in de Zaan gelegd, daarom de Zaanderdam genaaind.

In het algemeen is men van gevoelen, dat dit dorp ZAANDEN, door de woede der Drechter Friezen, niet alleen in de assche gelegd, maar ook niet wederom opgebouwd is, zijnde de gelegenheid van Oostzaanden en Westzaanden, door_bet gebrokene land, veiliger tegen de strooperijen van vijanden. Vroeg nogtans, werd de Zaan, niet verre van bet oude ZAANDEN bewoond, want, in het jaar 1411, was hier aan de Oostzijde, wegens de volkrijkheid reeds eene kapel, niet meer dan tien minuten gaans van het oude kerkhof van ZAANDEN, en omtrent het jaar 1440 werd er aan de westzijde een koornmolen gesticht, waarop zelfs de inwoners van Westzaanden en Krommenie hun koorn moesten ter molen brengen, oplast van MARGARETHA VAN BOURGONDIË, toen Gravin van Holland en Zeeland, en Vrouwe van Westfriesland, geteekend den 15 Junij 1439, en die in het jaar 1444 verkocht werd aan en ten behoeve van de kerk te Westzaanden, en de kapel te Zaandam.

ZAANDEN (OOST-), d. in Kennemerland, prov. Noord-Holland. Zie OOSTZAAN.

ZAANDEN (VOORDAM-VAN), st., gedeeltelijk in het balj. van Blois, gedeeltelijk iu Kennemerland, prov. Noord-Holland. Zie ZAANDAM.

ZAANDEN (WEST-), d. in het balj. van Blois, prov. Noord-Holland. Zie WESTZAAN.

ZAANDENDAM, st., gedeeltelijk in het balj. van Blois, gedeeltelijk in Kennemerland, prov. Noord-Holland. Zie ZAANDAM.

ZAANDIJK, gem. in het balj. van Blois, prov. Noord-Holland, arr. Haarlem, kant. Zaandam (5 k. d., 8 m. k., 7 s. d.); palende N aan de gem. Wormerveer, O. aan Oost-Zaandam, waarvan zij door de Zaan gescheiden wordt, Z. aan Koog-aan-de-Zaan, W. aan Westzaan Deze gem. bevat het d. Zaandijk, benevens eenige verspreid staande woningen, beslaat, volgens bet kadaster, eene oppervlakte van 209 bund. 69 v. r. 20 v. ell., waaronder 192 bund. 74 v. r. 58 v. ell. belastbaar land; telt 335 h., bewoond door 461 huisgez., uitmakende eene bevolking van ruim 2280 inw. Onder de beroepsbezigheden der inwoners munt bijzonder uit het papier maken; want, toen de Koning van Frankrijk, in het jaar 1672, de provincie Gelderland overmeesterde, namen de papiermakers uit Gelderland de vlugt tot in Noord-Hol land, en wel bijzonder naar ZAANDIJK, dewijl hier onderscheide graauwe en blaauwe papiersoorten werden gemaakt, ofschoon er de wit papiermakerij nog geheel onbekend was. De groote verlegenheid der vlugtelingen moedigde eenigen aan, om dat werk daar te beginnen, zooals in 1672 geschiedde; eerst in den papiermolen, genaamd de Wever, onder opzigt van PIETER VAN DER LEY, kort daarop werd dit werk ook aangevangen door JACOB en ADRIAAN HONIG, wier nazaten daarin nog volharden, gelijk nog vele anderen, met zoovele verbeteringen, dat het Hollandsche papier lang vele andere soorten overtroffen heeft. Buitendien zijn er vele van de inwoners met de olieslagerij, pelderij, houtzagerij, graankooperij en meer andere zaken, druk bezig, waardoor men vroeger meermalen arbeidsvolk te kort kwam, en de huizen alsnog in het algemeen zeer wel bewoond zijn. Men telt er thans 4 wit-, waaronder een machinale en een blaauw- en basterd-papier-, 6 olie-, 1 koorn -, 1 pel-, 2 verw- en 2 houtzaagmolens, 1 oliedikkokerij, 1 patentoliefabrijk en 1 boekdrukkerij.

De Herv., die er ruim 1600 in getal zijn, onder welke ruim 700 Ledematen, maken eene gem. uit, welke tot de klass. van Haarlem, ring van Zaandam, behoort. De eerste, die hier, na de afscheiding van Wo ormerveer, het leeraarambt heeft waargenomen is geweest JOHANNES COOPs, die er in 1654 kwam en in 1692 naar Leyden vertrok. Het beroep geschiedt door den kerkeraad.

De Doopsgez., die er 520 in getal zijn, behooren tot de gem. Koogen-Zaandijk. De R. K., die er 100 in getal zijn, parochiëren gedeeltelijk aan het Kalf, gedeeltelijk te Zaandam. Men heeft in deze gem. vier scholen, als: cene dorpschool, eene Kleine kinderenof Bewaarschool, eene School voor Jonge Heeren en eene School voor Jonge Jufvrouwen, welke gezamenlijk gemiddeld door 360 leerlingen bezocht worden.

Het dorp ZAANDIJK ligt 4 u. N. O. van Haarlem, 1 u. N. van Zaandam, aan de Zaan. Dit gedeelte van den Zaankant begon omtrent het einde van de vijftiende eeuw eerst betimmerd te worden, als wanneer zekere Hendrik Pietersz. OUDREIN, den 20 September 1494, bij Schepenen van Westzaan verlof verzocht, en verkreeg, om te dezer plaatse eene woning te bouwen. Deze man had vijf zonen, die zich allen daar tevens nedergezet hebben; weshalve de buurt, bij hen bewoond, in den aanvang, en nog lang daarna, de VIJFBROERS genaamd werd. Vóór de Spaansche onlusten telde men hier slechts 19 huizen. In den Spaanschen oorlog werd deze BUORT DER VIJEBROERS geheel verwoest, en daartegenover aan de Oostzijde van de Zaan eene schans

« VorigeDoorgaan »