Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

t

kasteel Dussen, Dussen-Munsterkerk, Dussen-Muilkerk, Eemde, Eemkerk, het klooster Eemsteyn, Eethen, Gansooijen, Giessenmonde, Genderen, 's Gravenmoer, Harderwerdt, Heynenoordt, den Hoeck (thans Puttershoeck), Hoeckenisse, Hondsoirt, Houweningen, de abdij Hijster bach, Kuyk (thans Nieuwkuik), Lederkerke, Maasdam, de Made, Meeuwen, Merwede, Moerkerken of Mijnsheerenland, de Mijl, Poelwijk, Raamsdonk, Sprang, Standhailen, Strienmonde, Strijen, Teysselingskerke, Tolloysen, Twintighoeven, Uitwijk, Waalwijk, Waspik, Weede, de Wercke, Werkendam, Wey, Wieldrecht, Wolfbrantskerke, de Hooge-Zwaluwe en de Lage-Zwaluwe.

Bij den bekenden St. Elizabethsvloed van 18 November 1421 liep deze waard geheel onder, welke overstrooming vermoedelijk aan den slecht onderhouden staat der dijken moet worden toegeschreven. De woedende zee, door de toen uog ruimere zeegaten, tegen den hoogen zeedijk van den GROOTE-WAARD al zijn geweld uitoefenende, schijnt het, dat deze het eerst bij. Wieldrecht bezweken is, welk dorp destijds eene groote uitgestrektheid had, en waarvan het beste gedeelte, met de kerk, omtrent ter plaatse gelegen heeft, waar thans de nieuwe overvaart van het Eiland-van-Dordrecht naar den Moerdijk gevonden wordt. WAGENAAR in zijne Vaderlandsche Historie en VAN VELZEN in zijne Rivierkundige Verhandeling schrijven ondertusschen die overstrooming toe aan eenen dijkbreuk, gevallen bij Werkendam aan de Oude-Wiel en veroorzaakt door den hoogen stand van het water in de Merwede. Of ondertusschen daar ook eene dijkbreuk ontstaan is, dan of men dit alleen heeft gemeend, door dien ook op dien tijd, door den hoogen rivierstand, het Land-van-Arkel was ondergeloopen, valt mocijelijk te bepalen; daar wij echter in eenen brief van Hertog JAN VAN BEIJEREN, van den 14 April 1423, vinden, en alle schrijvers er in toestemmen, dat de GROOTE-ZUIDHOLLANDSCHE-WAARD met zoutwater, dat is met zeewater, ondergevloeid is, moet de voornaamste dijkbreuk zeker in het benedengedeelte van den waard en niet aan het boveneinde hebben plaats gehad. Verschrikkelijk en uitgebreid moet deze overstrooming geweest zijn. Het water, door de weggespoelde dijken een ruimen doortogt vindende, overdekte weldra den geheelen ZUIDHOLLANDSCHE-WAARD on deed die aan eene onoverzienbare zee gelijken, vele duizende menschen met hun vee verdronken, en die, welke het gevaar ontkwamen, waren van hunne bezittingen beroofd.

Men kan de verslagenheid en de groote nood, waarin men daardoor te Dordrecht was, opmaken uit den brief, door de Regering dier stad, eenigen tijd na die gebeurtenis, aan hunnen Landsheer, meergenoemden Hertog JAN VAN BEIJEREN, opgezonden; daarbij biddende, dat die zelf in Dordrecht komen wilde, om te helpen beraadslagen, wat in deze droevige omstandigheden te doen, om de dijkaadjen weder te helpen bevorderen, en (zoo als zij met eigene woorden zeggen), aan te zien onze eeuwige vergankenisse, worde 't Land niet in kort gedijkt; terwijl zij in dezen brief nog verklaren zelfs geene leden ter dagvaart te kunnen zenden, voor zij troost en hulpe van hunnen Landsheer ontvangen hebben. Ontzettend was dan ook het gezigt op deze waterplas daar tusschen de beide steden Dordrecht en Geertruidenberg geen voet lands boven water geen naar de zijde van Zevenbergen, de te voren zoo vruchtbare en welgebouwde velden zich als eene openbare zee vertoonden, waarvan het oog naauwelijks het einde konde afzien. Trouwens alle

bleven was,

de 72 hier bovengenoemde parocbiën stonden onder water. Velen daarvan zijn echter later weder bovengekomen, doch 34 bleven tot nu toe onder den vloed bedolven of hebben zich ten minste niet weder tot den rang van kerkdorpen verheven, zooals zulks door ons reeds op het art. BIESBOSCH breeder vermeld is (1).

ZUIDHOORN, buit. in Delfland, prov. Zuid-Holland, arr. en 1 u. Z. O. van 's Gravenhage, kant. en u. Z. Z. W. van Voorburg, gem. en 1 u. O. Z. O. van Rijswijk, aan de Hoornbrug.

ZUIDHORN, kant., prov. Groningen; palende N. en N. O. aan het Reitdiep, dat het van het kant. Onderdendam scheidt, O. aan het kant. Groningen, Z. aan het Drentsche kant. Assen, W. aan de Friesche kant. Beetsterzwaag, Bergum en Dockum; het bevat de volgende 10 gemeenten: Zuidhorn, Aduard, Ezinge, Grijpskerk, Grootegast, Hoogkerk, Leek, Marum, Oldehove en Oldekerk, en bevat 3864 h., bewoond door 4361 huisgez., uitmakende eene bevolking van ruim 22,000 inw., die meest hun bestaan vinden in den landbouw. Ook heeft men er 1 steen- en 1 potten- en pannebakkerij, 1 kalkbranderij, 2 olie-, 2 koren-, 8 pel-, 1 run- of bark- en een groot aantal watermolens.

ZUIDHORN, kerk. ring, prov. Groningen, klass. van Groningen. Zij bevat de volgende 15 gem.: Zuidhorn, Aduard, Ezinge, Feerwerd, Garnwerd-en-Oostum, Grijpskerk, den Hamen-Franzum, Leeg-en-Hoogkerk, Nijebove, Niezijl, Noordhorn, Oldebove, Saaxum, Visvliet, Wierum-enDorkwert. Men telt daarin ruim 10,300 zielen, onder welke 1000 Ledematen, en heeft er 18 kerken, welke door 15 Predikanten bediend worden.

ZUIDHORN, gem. in het Westerkwartier, prov. Groningen, arr. Groningen, kant. Zuidhorn (1 k. d., 3 m. k., 1 s. d.); palende N. aan de gem. Oldehove, O. aan Aduard, Z. aan de trekvaart van Groningen naar Stroobos, die haar van de gem. de Leek scheidt, Z. W. aan de gem. Oldekerk, W. aan de gem. Grijpskerk.

Deze gem. bevat de d.: Zuidhorn en Noordhorn, benevens de daartoe behoorende b. en geh.: de Bril, Diepswal, Noorderburen, Nordhorner-tolhuis, Okswerd, Snakkeburen, en Zuiderburen, een gedeelte van het geh. Enumatil, de Schans genaamd, alsmede de streek Noordhornerga; telt 505 h., bewoond door 401 huisgez., uitmakende eene bevolking van 1940 inw., die hun bestaan vinden in den landbouw; ook heeft men er 1 olie-, 3 koren- en 5 pelmolens, welke alle door wind gedreven worden, en eene scheepstimmerwerf.

De bodem bestaat onder Zuidhorn uit eene aanmerkelijke laag vruchtbare lei, uit vruchtbaar zand en uit eenen gemengden grond van klei en zand of van klei en derrie. Aan den westkant is de grond laag, aan den oostkant hoog. Onder Noordhorn bestaat de grond meestal uit zeer vruchtbaar zand, hier en daar met keijen of rolsteenen gemengd. Het zand begint ruimu. ten N. van Noordhorn, en loopt zoo zuidwaarts totu. ten Z. van Zuidhorn, hebbende in de breedte omstreeks 20 min. Ten W. en ten N. van gemelden zandgrond vindt men uitmuntende vette, vruchtbare, zware kleilanden, waarop geene slechte aarde te vinden is; men ploegt

(1) Men zie verder over dezen waard J. SMITS Jz., Verhandeling over den inbraak en overstrooming van den Grooten Zuid-Hollandseǹe-waard, op den 18 November 1421.

er met vier en ook met zes paarden. De zandige hoogte, de Hooge-Vennen genoemd, is van rondom met zwaren vetten kleigrond omringd. Op dezen zandgrond en op de Zuidhorner-gast verbouwt men vele en beste aardappelen. Het voorkomen van het oord tusschen ZUIDHORN en Noordhorn heeft wel iets van de streek van het Gooregt, naar den kant van Haren en Helpen.

De Herv., die er 1790 in getal zijn, onder welke ruim 220 Ledematen, maken de gem. van Zuidhorn en Noordhorn uit.

De Christelijk Afgescheidenen, die men er 40 telt, maken, met die van de omliggende plaatsen, eene gem. uit, welke tot eersten Leeraar had GERRIT REIT, die in het jaar 1847 herwaarts kwam en er nog staat. De Doopsgez., die men er 110 telt, behooren tot de gem. van den Horn-en-Noordhorn. De 3 Evang, Luth., die men er aantreft, worden tot de gem. va Groningen gerekend.

De 70 R. K., die er wonen, maken met de overigen dier gezindte uit het Westerkwartier, de stat. van Zuidhorn uit, welke tot het aartspr. van Zalland-Drenthe-en-Groningen behoort, 220 zielen, onder welke 150 Ledematen telt, en door eenen Pastoor bediend wordt.

De Isr., die er ruim 20 zijn, behooren tot de ring-synagoge te Leek. Men heeft in deze gem. twee scholen, als ééne te Zuidhorn en ééne te Noordhorn, welke gezamenlijk gemiddeld door 260 leerlingen bezocht worden.

Het d. ZUIDHORN ligt 2 u. W. N. W. van Groningen, bijna u. O. van de trekvaart van Groningen naar Stroobos, naar welke het ook een eigen kanaal heeft. Het is eene welgelegen, aanzienlijke en door de hooge en aangename ligging bevallige plaats, die, even als Noordhorn waarschijnlijk ontstaan is uit eenen zeer hoogen heuvel of zandbank, welke vroeger door de zee omringd was, en wier noordelijke en zuidelijke einden, ter onderscheiding Zuidhorn en Noordhorn werden genoemd, van welke ligging ook zeker die namen moeten worden afgeleid. Door dit dorp is over den straatweg van Groningen naar Friesland veel doortogt van rijtuigen, hetwelk het niet weinig levendigheid bijzet. Het Hoendiep of Trekdiep naar Friesland gaat bij Briltil door den grond van dit dorp.

De Herv., die er wonen, maken, met die van de Briltil en een gedeelte van Enumatil, eene gem. uit, welke tot de klass. van Groningen, ring van Zuidhorn, behoort, 850 zielen en onder deze ruim 200 Ledematen telt. De eerste, die hier het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest ALBERTUS LOMEJER, die in 1600 hier stond en in 1605, bij verwisseling met ROBERTUS WIPPINGIUS, naar Aduard vertrokken is. Als eene zeldzaamheid verdient melding, dat een der Predikanten, JOHANNES ERNESTUS WINTER, alhier 63 jaren Predikant geweest en van Zellinge, in Westerwolde, alwaar hij 3 jaren gestaan bad, beroepen is en dus 66 jaren dienstdoend Predikant was. Hij overleed in 1841, 89 jaren en 9 maanden oud. Sedert 1806 was hij tevens Secretaris van de Commissie van landbouw in de prov. Groningen. Het beroep is eene collatie, thans in handen van den Heer ARNOLDUS GELDERMAN, Griffier van het kantongeregt en eigenaar van Hanckema.

De kerk, welke vóór de Reformatie aan den H. GEORGIUS was toegewijd, stond destijds ter begeving van de Abten van Aduard. Het is met leijen gedekte, kruiskerk, met eenen hoogen dunnen naaldtoren, en omringd van een door gele klinkers bevloerd kerkhof.

eene,

[ocr errors]

het jaar 1793 is er een fraai en welluidend orgel in deze kerk geplaatst, hetwelk bekostigd is uit vrijwillige liefdegiften der Heeren Kerk voogden MAUBITS CLANT, Heer van Hanckema, en WIARDUS SICCENA, Burgemeester van Groningen, benevens vele andere leden der gemeente. Kerk en toren leveren bewijzen op van eene hooge oudheid in den onregelmatigen duifsteen, welke men aan de binnen- en buitenzijde der gegotene muren hier en daar en vooral aan het westeinde en aan den toren, tot aan de hoogte van het dak van het kerkgebouw, aantreft. De R. K. kerk, op de Westergast, ten Westen van den straatweg en ten N. van het huis Hanckema, aan den H. JOSEPH toegewijd, en in het jaar 1844 gebouwd, is een klein, doch net langwerpig vierkant gebouw, zonder toren of orgel. doch heeft een der zinrijkste en schoonste altaren der prov. Groningen.

De kerk der Afgescheidenen, welke op de Schans te Enumatil staat, en in het jaar 1847 gesticht werd, is een eenvoudig gebouw, zonder toren of orgel.

De dorpschool wordt gemiddeld door 100 leerlingen bezocht. Men vindt hier ten Z. het buitengoed Klinkema en noordwaarts de burg Hanck ema, doch het fraaije bosch, hetwelk Klinckema tot een der fraaiste buitengoederen van de prov. Groningen maakte, is sedert December 1848 geheel verdwenen.

In 1498 werd dit dorp door de Saksische bende onder NITTERT Fox aan kolen gelegd.

ZUIDHORN OF SUYDHORN, geh., prov. Friesland, kw. Zevenwouden, griet. Stellingwerf-Oosteinde, arr. en 4 u. O. Z. O. van Heerenveen, kant. en 14 u. O. Z. O. van Oudeberkoop, 7 min. Z. W. van Elsloo; met 2 h. en 14 inw.

ZUIDHORNER-GAST of ZUIDHORNER-GEEST, hoogte in het Westerkwartier, prov. Groningen. Zie GAST (DE) en GAST (WESTER-).

ZUIDHORNER-TOLHUIS, in het Westerkwartier, prov. Groningen. Zie BRIL (De).

ZUIDHOVEN, buit. op het Eiland-van-Dordrecht, prov. Zuid-Holland, arr., kant. en u. Z. Z. O. van Dordrecht, gem. en u. W. van Dubbeldam.

op

ZUIDKERKE, voorm. d. het eil. Schouwen, prov. Zeeland, in het Zuidland of zesde deel van Schouwen. Nadat dit d. vergaan was, werd meer landwaarts in een ander dorp van gelijken naam gesticht, dat wegens grondbraken en stormvloeden, in 1534, buitengedijkt, wordende 'die beide dorpen, om ze van elkander te onderscheiden, ook wel OUD-ZUIDKERKE en NIEUW-ZUIDKERKE genoemd.

werd

Uit de inkomsten der kerk van ZUIDKERKE plagt de Bisschop van Utrecht twee gedeelten te trekken.

ZUIDKERKĚ-POLDER, poldertje in Staats-Vlaanderen, in het Vrije-van-Sluis, prov. Zeeland, arr. Middelburg, kant. Oostburg; gem. Groede; palende N. W. aan den Hendrikveersche-polder, N. aan Oud-Breskens, O. aan den Gole-polder, Z. aan den Gistelaar-polder, W. aan den Roode-polder.

De tijd van indijking van dit poldertje weet men niet juist. Het is groot volgens het kadaster 8 bund. 43 v. r. 50 v. ell. alles schotbaar land, daarin staan 3 huizen, doch geen hofstede. Het is, even als vele der omliggende poldertjes, een aanhangsel van Groot-Baarzande; heeft geen afzonderlijk bestuur; wordt dikwijls gerekend tot den Gole-polder te behooren, en komt daarom niet altoos op de kaar

ten voor.

ZUID-KRAAIJERT-POLDER (DE), pold. in het eil. Zuid-Beveland, prov. Zeeland. Zie CRAYERT-POLDER (ZUID).

ZUIDKREEK (DE), water in Staats-Vlaanderen, in Axeler-Ambacht, prov. Zeeland. Zie GROOTE-KRÉEK,

ZUIDK WARTIER, een der kwartieren, waarin het markgr. Bergen-op-Zoom, prov. Noord-Braband, vroeger was afgedeeld.

Het werd aldus genoemd, omdat het, ten opzigte van de andere kwartieren, zich zuidwaarts uitstrekte. Daarin lagen de dorpen: Hoogerheide, Huibergen, Ossendrecht, Putten en Woensdrecht, benevens de geh. Borgvliet, Moerstraten, Vorenseinde en Zuid geest. Ook behoorde vroeger daartoe het vermocdelijk in 1530, verdronken d. Hildernisse. Het bevatte alzoo de gem.: Huibergen, Ossendrecht, Putten en WoensdrechtHoogerheide-en-Hinkelenoord, benevens gedeelten van de gem. Bergen-op-Zoom, Ruephen-Vorenseinde-en-Sprundel en Wouw. De inw. vinden meest hun bestaan in den landbouw. ZUIDLAARDERMEER (HET), oudtijds het NoORDLAARDERMEER geheeten, meer, voor gedeelten in het Gooregt, prov. Groningen, en voor gedeelte in Oostermoerder-dingspil, prov. Drenthe, 5 min. 0. van Noordlaren, 15 min. N. van Zuidlaren.

Dit zeer aanzienlijke en vischrijke meer heeft, in eene noordelijke strekking, de lengte van 1 n. gaans en houdt 2 n. in den omtrek.

ZUIDLAARDER-VAART (DE), vaart of kanaal in Oostermoerderdingspil, prov. Drenthe, in eene eerst noordoostelijke en vervolgens noordelijke rigting, van het d. Zuidlaren tot in den mond der Oostermoersche-vaart loopende.

Door dit kanaal, hetwelk in 1835 gegraven is, is de gemeenschap van het d. Zuidlaren met het Zuidlaardermeer en de verdere Groningsche wateren geopend. De kosten dezer vaart zijn door die gemeente, door middel van geldleening, gevonden; terwijl de tollen, zoo op de vaart als op den neven aangelegden weg, als baten der onderneming worden beschouwd. Door dit werk is de gemeenschap van een gedeelte van Drenthe met de provincie en markt van Gronin gen zeer verbeterd.

ZUIDLAARDERVEEN, geh. in Oostermoerder-dingspil, prov. Drenthe, arr., kant. en 4 u. N. O. van Assen, gem. en 1 u. 0. van Zuidlaren ; met 45 h. en 240 inw.

In dit geh. is eene vaste bijschool, welke gemiddeld door een getal van 40 leerlingen bezocht wordt.

ZUIDLAND, heerl. in het Land-van-Voorne-en-Putten, prov. ZuidHolland, arr. en kant. Brielle, gem. Zuidland-en Velgersdijk; palende N. W. aan de heerl. Abbenbroek, N. O. aan Biert, O. aan Velgersdijk en het Spui, Z. aan bet Haringvliet, W. aan de heerl. Oudenhoorn.

Deze heerl. bestaat uit het grootste gedeelte van den pold. Zuidland en den Zuidoordsche-polder, alsmede uit gedeelten van de pold. Nieuwe kade en Oude-kade; bevat alleen het d, Zuidland; beslaat, volgens het kadaster, cene oppervlakte van 1421 bund. 2 v. r. 95 v. ell.; telt 187 h., bewoond door 323 huisgez., uitmakende eene bevolking van ruim 1520 inw., die nieest hun bestaan vinden in den landbouw, wordende alhier eene menigte koren, vlas, aardappelen, mee- en lavas-zaad aangewonnen. Velen ook generen zich met de melkerij en veeteelt, anderen wederom drijven handel in paarden en vee. Ook heeft men er eenen koornmolen. Vroeger werd

« VorigeDoorgaan »