Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

IJsseldijk, Z. aan den Esse-polder, W. aan den Eendragts-polder, het d. Zevenhuizen en den Tweemans-polder.

De bedijking dezer droogmakerij is aangevangen in 1829 en in 1841 voleindigd. Van 1830 tot in het voorjaar van 1835 zijn de werken tot voortzetting van de onderneming geheel gestaakt geweest, ten gevolge van den gewapenden opstand der toenmalige zuidelijke provinciën. In 1835 is de voortzetting, door het plaatsen der molens en stoomwerktuigen, krachtig hervat, van de eersten zijn er dertig en van de laatsten twee geplaatst geworden. De eerste afmaling met de eerst voltooide molens geschiedde in April 1836, vervolgens heeft de afmaling onafgebroken voortgeduurd. In ruim zes jaren tijds is de droogmaking van dezen belangrijken plas aangevangen en afgewerkt. Als eene belangrijke bijzonderheid verdient wel te worden aangeteekend, dat die onderneming, van welke onze eeuw geene wedergade oplevert, zonder eenige de minste ramp is ten uitvoer gebragt, terwijl de staat der gezondheid van het werk volk en de bewoners der omstreken niets te wenschen heeft overgelaten. De verkoop heeft opgebragt 762,115 guld. Na aftrek van de opbrengst der landen bleek het, dat de onderneming nog gekost had 2,123,374 guld. 94 cents, waaronder eene som van 320,000 gulden, die als provinciale bijdrage gestort was geworden. Van 18401843 bragten de toen voor rijksrekening, in mindering der aanzienlijke voorschotten, geheel of gedeeltelijk bebouwde gronden eene som van 434,836 guld, 371⁄2 cents op.

Deze droogmakerij beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 4143 bund., waarvan onder Moercapelle-en-de-Wildeveenen, 117 bund. 95 v. r. 15 v. ell., onder Zevenhuizen, 1072 bund. 72 v. r. 30 v. ell. Onder deze laatste gem. staan daarin 24 h. Het Zuidplaspeil is 1.53 ell. onder A. P.; de bodem ligt op 4.50 à 5.00 ell. onder A. P.; het zomerpeil is 5,61 ell. onder A. P. Zij wordt bemalen door 28 windmolens en 2 stoomvijzelmolens, ieder van 30 paardekrachten. Daarvan staan 9 windmolens onder de gem. Broek c. a., die het water voor het noordelijk deel op de Slinger uitmalen. Deze waterloop of eigenlijk de ringvaart van den polder, voert het water naar den Hoogenboezem, tusschen Moordrecht en Nieuwerkerk, alwaar 19 wind- en de 2 stoomvijzelmolens, het gezamenlijke water opmalen, ten einde zich door eene schutsluis op den IJssel te ontlasten.

In 1843 heeft Z. M. WILLEN II tot het bestuur van deze droogmakerij benoemd eenen Dijkgraaf en vier Heemraden.

ZUIDPOLDER (DE), een der drie polders, waaruit de Beemster bestaat, in Waterland, prov, Noord-Holland. Zie BOVENPOLDER-VAN-DEBEEMSTER.

ZUIDPOLDER (DE), pold. in het markgr. van Bergen-op-Zoom, Noord-Braband. Zie OSSENDRecht (ZuidpoldeR-VAN-).

ZUIDPOLDER (DE), pold. in de Langestraat, prov. Noord-Braband, Zie RAAMSDONK (ZUIDPOLDER-VAN-).

ZUIDPOLDER (DE), pold. in den Riederwaard, prov. Zuid-Holland, arr. Dordrecht, kant. Ridderkerk, gem. Oost-en-West-Barendrecht ; palende N. aan den Buitenlandsche-polder, O. aan den Ziedewijdschepolder en het dorp Heer-Jansdam, Z. aan den Vrede-polder en het Buitenland, W. aan den Portlandsche-polder, den Molen-polder-vanRhoon en den pold. Nieuw-Pendrecht.

De onde haven van Barendrecht loopt door dezen polder, en ontlast zich door eene sluis op de Oude-Maas, terwijl het water nog door eenen watermolen op de Maas wordt afgemalen. Het polderbestuur bestaat uit

eenen Dijkgraaf, vier Hoogheemraden en eenen Secretaris en Penning

meester.

ZUIDPOLDER (DE), pold. in Staats-Vlaanderen, in Neuzen-Ambacht, prov. Zeeland, arr. Goes, kant. Axel, distr. Hulst, gem. Neuzen; palende N. aan den Sherlippens-polder en aan den Noord-polder, O. aan den Zaamslag-polder en den Kats-polder, Z. en W. aan de Zeven-Triniteiten.

Deze pold., in het jaar 1617 bedijkt, heeft eene kadastrale uitgestrektheid van 202 bund. 40 v. r. 6 v. ell. en is schotbaar groot 200 bund. 96 v. r. 56 v. ell. Daarin staan 7 hofsteden en 5 arbeiderswoningen. Hij watert uit door eenen duiker in den Poldervan-Zaamslag, en het bestuur wordt, gemeenschappelijk met den Katspolder, den St. Anna-polder en den Sparks-polder, uitgeoefend door eenen Dijkgraaf, eenen Gezworene en eenen Ontvanger-Griffier.

ZUID-POLDER, pold. in de Tiengemeten, prov. Zuid-Holland, arr. Dordrecht, kant. Oud-Beijerland, gem. Zuid-Beijerland; palende N. aan den Midden-polder, O. aan den Vrouw-Maria-polder, Z. aan den Oolker-polder, W. aan den Vlugtheuvel-polder.

Deze pold., welke in het jaar 1811 is ingedijkt, beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 26 bund. 65 v. r. 10 v. ell.; wordt door eene sluis, op den Oolker-polder in het Haringvliet van het overtollige water ontlast. Het bestuur is aan den huurder opgedragen. ZUID-POLDER (DE), pold. in Waterland, prov. Noord-Holland, arr. Hoorn, kant. Edam, gedeeltelijk gem. Edam, gedeeltelijk gem. Katwoude; palende N. aan de stad Edam, O. aan de Zuiderzee, Z. aan Katwoude, W. aan de Purmer.

In dezen pold. liggen, behalve een gedeelte van de st. Elam, Vollendam en een gedeelte van Katwoude. Hij beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 677 bund.

De landerijen, hierin gelegen, zijn doorgaans slecht en hebben ten hunnen laste het onderhoud van eenen zwaren zeedijk, ter lengte van ruim 10,500 ell., waarom aan dezen polder vroeger gemeenlijk vrijdom van de gewone verponding tot onderhond van den zeedijk verleend werd. Het beheer van den zeedijk behoort aan de stad Edam en geschiedt door een Collegie van eenen Dijkgraaf, drie Heemraden, drie Poldermeesters en eenen Secretaris.

ZUIDPOLDER (DE), pold. in Waterland, prov. Noord-Holland, kant. Purmerende. Zie ZUIDERPOLDER.`

ZUIDPOLDERTJE, bekaad poldertje in den Biesbosch, prov. ZuidHolland, arr. en kant. Dordrecht, gem. Dubbeldam; palende N. aan het Zuidgat, O. en Z. aan het gat van Kielen, en W. aan de Tongplaat.

Het was waarschijnlijk vóór de bekading het ZUIDPLAATJE genoemd, ter onderscheiding van het Noordplaatje aan de westzijde der Tongplaat. ZUIDPOLDER-VAN-BERKÉL (DE), pold. in Delfland, prov. ZuidHolland, arr. Rotterdam, kant. Hillegersberg, gedeeltelijk gem. Berkelen-Rodenrijs, gedeeltelijk gem. den Tempel, zijnde deze laatste gem. geheel en al in dien polder gelegen; palende N. aan den Voorafschepolder-van-Berkel, O. aan den Boterdorpsche-polder en den Schiebroeksche-polder, Z. aan den Laag-Schieveensche-polder, W. aan den Berkelsche-polder en den Westpolder-van-Berkel. Deze pold. watert uit door eene sloot op den Laag-Schieveensche-polder.

ZUIDPOLDER-VAN-BROEK (DE), pold. in Schieland, prov. ZuidHolland, arr. Rotterdam, kant Gouda, gem. Broek c. a.; palende

N. en O. aan de Gouwe, Z. aan het Weegje, W. aan den Slinger, die hem scheidt van den Zuidplas-polder. Deze pold. watert uit

polder het Weegje.

op den

ZUIDPOLDER-VAN-DELFGAAUW (DE), pold. in Delfland, prov. Zuid-Holland. Zie DELFGAAUW (ZUIDPOLDER-VAN-) (1).

ZUIDPOLDER-VAN-STAVOREN (DE), pold., prov. Friesland, kw. Westergoo. Zie STAVORDER-MEER (HET ZUider-).

ZUID-POLDER-VAN-WOENSDRECHT (DE), pold. in het markgr. van Bergen-op-Zoom, prov. Noord-Braband. Zie HINKELENOORD (OUD). ZUID-POLDER-ZEEDIJK (DE), dijk in Waterland, prov. NoordHolland, zich uitstrekkende, langs de Zuiderzee, van den Zeevangsdijk tot aan den Katwouder-zeedijk.

Deze dijk, welke onder het bestuur staat van eenen Dijkgraaf en vier Heemraden, leed door den storm van den 16 Februarij 1836

groote schade.

ZUIDSCHANS (DE), fort in het markgr. van Bergen-op-Zoom, prov. Noord-Braband. Zie WATERSCHANS.

ZUIDSTELLE, pold. in het markgr. van Bergen-op-Zoom, prov. Noord-Braband. Zie HINKELENOORD (OUD-).

ZUIDVAART (DE), water, prov. Friesland, kw. Oostergoo, griet. Leeuwarderadeel. Zie WIRDUNERVAART (DE).

ZUIDVEEN, volgens sommigen de oorspronkelijke naam van de st. ZOTPHEN, in het graafs. Zutphen, prov. Gelderland. Zie ZUTPHEN. ZUIDVEEN, geh. in Vollenhove, prov. Overijssel, arr. en 71⁄2 u. N. ten W. van Zwolle, kant. en u. Z.W. van Steenwijk, gem. en ruim 1 u. Z. van Steenwijkerwolde.

de

De Doopsgez., die er 50 in getal zijn, maken, met de overigen uit gem. Steenwijkerwolde en Steenwijk, eene gem. uit, welke 250 zielen, onder welke 130 Ledematen, telt. De eerste, wetenschappelijk opgeleide, die in deze gem. het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest E. LEENDERTZ, die in het jaar 1808 herwaarts kwam, en in het jaar 1814 naar Zaandam-Westzijde vertrok. In de kerk, welke hier vroeger stond, was een orgel, waarvan de blaasbalken in een naburig huis lagen, zoodat de wind van daar door eene buis in de kerk en het orgel moest gevoerd worden. Die kerk is in 1848 gesloopt en binnen Steenwijk verplaatst.

dit geb. eene school.

Ook heeft men in

er

Dit geh. leed veel door de overstrooming in Februarij 1825, kwam daarbij echter geen der bewoners om, doch deze goede menschen hadden echter gelegenheid, om vele hunner natuurgenooten te redden. Onder anderen kwam er in den morgen van den 6 een dak met cenige menschen achter ZUIDVEEN heen drijven. Eenige Zuidveeners snelden toe ter redding der nog levende personer; doch er waren reeds eenigen door koude en gebrek overleden. Onder die dooder eenig piepend geluid hoorende, deed men daarnaar onderzoek, en vond eenen nog levenden zuigeling, in eenige kleedingstukken gewikkeld, aan de borst der overledene moeder, welke, verwarmd en verzorgd zijnde, weder bekwam en dus nog gelukkig behouden bleef.

ZUIDVELDE, geh. in het dingspil Noordenveld, prov. Drenthe, arr., judic. en adm. kant. en 3 u. N. W. van Assen, gem, en i o. Z. W. van Norg; met 12 h. en 130 inw.

(1) Eveneens zoeke men de overige ZUIDPOLDERS, welke hier niet gevonden worden op de namen der gem., waartoe zij behooren.

Dit geh. heeft, gezamenlijk met Westervelde, eene school, welke gemiddeld door 30 leerlingen bezocht wordt.

ZUIDVENSTERDIJK (DE), dijk, prov. Friesland, kw. Zevenwou< den, griet. Gaasterland. Zie ZUID-FENSTERDIJK.

ZUÏDVLIET (DE), vaarwater, prov. Zeeland, uit de Ooster-Schelde voortkomende, in eene westelijke rigting, tusschen de eil. Noord-Beveland en Zuid-Beveland heenloopende, en zich in het Veersche-gat ontlastende.

[ocr errors]

ZUIDVLIET (KLEIN-), buit. in Delfland, prov. Zuid-Holland, arr., kant. enu. N. ten O. van 's Gravenhage, gem. Wassenaar-en-Zuidwijk, niet ver van Wassenaar.

ZUID-VOORNE, voorm. eil., prov. Zuid-Holland. Zie OVERFLAKKEE. ZUIDWACHTERS, eil. groep in Oost-Indië, in de Straat-van-Makassar, op de Westkust van het Sundasche eil. Celebes, benoorden de Baai-van-Tombo.

ZUIDWAL, naam, welken men in Zuid-Holland en Noord-Braband, vooral onder de schippers, geeft aan de LANGESTRAAT en de verder naar zee gelegen NOORDELIJKEN OEVER VAN NOORD-BRABAND.

ZUIDWAL (DE), droogte in het Goereesche-zeegat, tusschen de Lens en het Zuiderdiep en tusschen de Slijkplaat en Oude-Pampus. Zij houdt 1 tot 24 palm. water.

ZUIDWAL (DE), noordelijk gedeelte van het Balgzand, in de Zuiderzee, gelegen bezuiden de reede van Texel en daarom aldus genoemd.

[ocr errors]

De grond daarvan is zeer slijkachtig of slibberig. Wanneer schepen gedurende den winter uit het Nieuwediep, of van elders voor den ijsgang de vlugt moeten nemen, of wanneer zij zonder ankers binnen komen, of die op eene andere wijze verloren hebben, kunnen zij hetveilig op den ZUIDWAL zetten, terwijl zij aldaar blijven vastliggen, zonder het gevaar van stooten op eenen harden grond.

ZUIDWATERING (DE), een der vier deelen, waarin het eil. Walcheren, prov. Zeeland, ten opzigte van den waterstaat vroeger verdeeld werd; reeds in het begin der veertiende eeuw zoodanig genoemd, als gelegen bezuiden de Arne. Zij paalt N. aan de Oostwatering, O. aan het Arnemuidsche-gat en het Kanaal-van-Welsinge, Z. aan de Honte, W. aan de Westwatering

In dit gedeelte liggen de st. Middelburg, benevens de heerl. Abeele, den Hayman, Mortiere, Nieuwerve, Ritthem, Oost-Souburg, West-Souburg en Welsinge; thans uitmakende de gem. Middelburg, Ritthem-Nieuwerve-en- Welsinge, Oost-en-West-Souburg.

Het huis Zuid watering is gelegen aan den zeedijk der Honte, tusschen de forten de Ruyter en Zoutman.

op

ZUIDWELLE, voorm. d. bet eil. Schouwen, prov. Zeeland, distr., arr. en 3 u. N. W. van Zierikzee, kant. en 2 ú. Z. W. van Brouwershaven, gem. en u. Z. van Noordwelle, in de heerl. Welland. Dit d. is reeds sedert lang geheel te niet gegaan, zoo dat er thans nog slechts twee huizen van aanwezig zijn, met eene hoveniering, groot 21 v. r. 20 v. ell., vrij van polderlasten; terwijl daarvan als cijnsen 5 gulden 70 cents aan den Ambachtsheer van Welland betaald wordt. Een gedeelte van de hoveniering wordt gezegd kerkhof te zijn geweest, ook worden er van tijd tot tijd doodshoofden en beenderen van menschen opgegraven. Voorts verliest zich alles in de oudheid.

Dat het evenwel geen onaanzienlijk dorp moet zijn geweest, blijkt misschien eenigzins daaruit, dat te Zierikzee de voor eenige jaren

afgebrokene poort, op welke de wegen van de meeste dorpen in het eil, Schouwen uitloopen, den naam droeg van de Zuidwelle-poort, ZUIDWENDING, ook wel ZIJDWENDING gespeld, geh. in het WoldOldambt, prov. Groningen, arr. en 24 u. Z. W. van Winschoten, kant. en 24 u. Z. Z. O. van Žuidbroek, gem. en u. O. Z. O. van Veendam. Dit geb. is eigenlijk eene veenkolonie, welke in het jaar 1649 is aangelegd, bij het midden van den Ommelander-wijk begint en oostwaarts naar de Pekela loopt, gelegen aan eenen regten rijweg, ter lengte van u. gaans. Men telt er 117 h. en ongeveer 620 inw.

De Herv., die er 540 in getal zijn, behoorden tot in 1845 tot de gem. Veendam, maar sedert dien tijd maken zij, met die uit de Ommelander wijk, de gem. van Ommelander-wijk-en-Zuidwending uit. Zie dat woord.

Men heeft er eene school, welke gemiddeld door 85 leerlingen be

zocht wordt.

ZUIDWENDING (DE) of DE ZIJDWENDING, Water in het Westerkwartier, prov. Groningen, gem. Aduard en Hoogkerk, hetwelk bij de Pannekoek uit de Trekvaart komt, eene bijna noordelijke rigting aanneemt en een weinig ten W. van de Nijebrugge in het Aduarder-diep valt, makende de grensscheiding tusschen de gem. Aduard en Hoog

kerk uit.

ZUIDWESTER-EILANDEN (DE), eilandengroep in Oost-Indië, in den Moluksche-Archipel, resid. Banda.

Deze eilanden strekken zich van het eil. Nila tot Timor uit. Zij zijn: Toen of Teuw, Ceremata, Dammer, Lokker of Lakor, Loewan, Moa, Leti of Lette, Wetter of Etter, Kisser of Tetter, Teralta of Roma, het Brandend-Eiland, het Lucipara-eiland en het Schilpads-eiland.

De ZUIDWESTER-EILANDEN hebben in het algemeen, ten aanzien van hunnen grondslag, uiterlijk voorkomen, vruchtbaarheid en dampkring, veel overeenkomst met de Zuidooster-eilanden, echter zijn zij wel zoo rots- en klipachtig als de laatsten, en bezitten meer en beter hoornvee dan deze. Er zijn vooral uitmuntende buffels, geiten, schapen en varkens, die ingevoerd worden; wild wordt er zeldzaam aangetroffen, en uit de wouden veel honig en was verzameld voor den handel. De veld- en tuinvruchten zijn de zelfde als op de Zuidooster-eilanden. Er worden ook groenten aangekweekt, en de kanarievrucht, eene soort van amandel, levert zeer goede olie, die bij het bereiden der spijzen gebruikt wordt.

De bevolking kan in twee klassen, strand- en bergbewoners, onderscheiden worden; de eerste belijdt in het algemeen het Christendom, en de laatste, die veelal uit Alfoeren bestaat, beschouwt zich als aan de eerste onderworpen; iets, dat ter eere der menschheid bewijst, dat verlichting en beschaving zelfs door deze woeste volken geëerbiedigd wordt, die dikwerf getoond hebben, dat zij begeerig zijn het Christendom te omhelzen, om betere menschen te worden. Het is opmerkelijk, dat op deze eilanden de Heidenen zich door een uitmuntend levensgedrag onderscheiden, zoo dat onkuischheid, diefstal en moord hier zeer zeldzaam zijn, welke misdaden met slavernij of den dood gestraft worden.

De O. I. compagnie heeft op deze eilanden het Christendom en schoolonderwijs ingevoerd; sedert het verval echter dier compagnie zijn de bezettingen dezer eilanden ingetrokken, hetwelk zeer ten nadeele der bewoners heeft gestrekt, die reeds groote vorderingen in het Christendom en

« VorigeDoorgaan »