Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

verlijd. De Heer GERARD BICKER VAN ZWIETEN, zich ondertusschen niet vergenoegende met zijn gedaan protest, oordeelde hem en de zijnen daaraan gelegen te zijn, dat bij eene geregtelijke verklaring beslist werd of het voornoemde huis en de hofstad van ZwIETEN als nog zou moeten gereleveerd en verheven worden van de hofstad Zuylen, in wiens handen deze ook mogt zijn, dan, of zij voor een vrij en eigen goed en gevolgelijk buiten eenige subjectie van verhef of verlij te bouden zij? Om hierin te beslissen is tusschen Heer HENDRIK JACOB VAN TUYLL VAN SEROOSKERKE, Vrijheer van Vreeland, als in huwelijk hebbende en dus als echtgenoot en voogd van zijnen gemalin ANNA ELIZABETH VAN RHEDEN, Vrouwe van Zuylen, ter eenre, en den gemelden Heer GERARD BICKER, Heer van ZWIETEN, aan de andere zijde, opgesteld een compromis en dit geschil volstrektelijk overgelaten aan zekere raadspersonen, als arbiters, onder willige condemnatie van den Hove van Holland. Deze zaak, dus aan voornoemde arbiters opgedragen en in staat van wijziging gebragt zijnde, is daarop uitspraak gedaan, gevolgd door willige condemnatie van den voorzegden Hoogen Raad, waarbij het huis en de hofstad ZwIETEN, met zijne boomgaarden, singels en bedijkingen, groot te zamen omtrent negen morgen lands, met de mannen en giften van gemelde kapellanij, daartoe behoorende, ten opzigte van het huis, de Heren en Vrouwen van Zuylen, vry verklaard zyn van alle leenpligten en verhef, en diensvolgens, dat de voornoemde Heer GERARD BICKER, Heer van ZWIETEN, zijne erven en nakomelingen niet gehouden zyn, noch immermeer zullen gehouden worden, van den tegenswoordigen of van de toekomende bezitters van den huize van Zuylen eenig verly te verzoeken of aan dezelve hulde, eed of manschap te doen, of herengewaad te betalen in eeniger manieren; uitwyzende de uitspraak daarvan, op den 19 January 1679 en op den 12 January daaraanvolgende, door willige condemnatie van den welgemelden hogen rade geconfirmeerd.

Sedert werd de hofstad ZwIETEN in eigendom bezeten door de aanzienlijke familie BICKER. Mr. GERARD BICKER VAN ZWIETEN, Baanderbeer der hooge heerl. Kessel, Raad der stad Amsterdam, heeft het, in bet jaar 1716, naar de toenmalige bouworde, op eene deftige wijze laten vertimmeren en de vier oude hoektorens vernieuwen, doch deze laatste hebben toen hunne oude uiterlijke gedaante behouden, ook werd destijds de plantaadje aanmerkelijk vergroot en zeer aangename lommerrijke wandelwegen daarin aangelegd. Het HUIS-TE-ZWIETEN moet een zeer hecht en sterk gebouw geweest zijn, als men nagaat, dat het, ten tijde der Hoeksche en Kabeljaauwsche beroerten, en naderhand, gedurende bet beleg van Leyden, in het jaar 1574, zeer veel geleden hebbende, noghans in eenen zoodanigen staat gebleven is, dat men het weder heeft kunnen herstellen. Het gebouw is in bet jaar 1800 afgebroken. Ter plaatse, waar het gestaan heeft, ziet men thans weiland. De daartoe behoord hebbende gronden, eene oppervlakte beslaande van 25 bund., worden in eigendom bezeten door de weduwe OCWERKERK, woonachtig te Leyden. ZWIETERSLUIS (DE), sluis in Rijnland, prov. Zuid-Holland, aan den Hooge-Rijndijk, 2 u. O. ten Z. van Leyden, gem. en u. N. ten 0. van Soeterwoude, dienende om het binnenwater op den Rijn te ontlasten. ZWIGGELTE of SWICHTELER, geh. in Beilerdingspil, prov. Drenthe, arr. en 24 u. Z. van Assen, kant. en 3 u. N. ten O. van Hoogeveen, gem enu. N. ten W. van Westerbork; met 27 h. en ruim 180 inw. Men heeft er eene winterbijschool, welke gemiddeld door 30 leerlingen bezocht wordt.

.

ZWIJGT-UTRECHT, voorm. torens te Amsterdam en te Naarden. Zie ZwYCHT-UTRECHT.

ZWIJNBERGEN, naam, onder welken het kast. Zwijnsbergen, in de Meijerij van 's Hertogenbosch, kw. Oisterwijk, prov. Noord-Braband, weleens verkeerdelijk voorkomt. Zie ZWIJNSBERGEN.

ZWIJNDRECHT, kerk. ring, prov. Zuid-Holland; klass. van

Dordrecht.

[ocr errors]

Zij bestaat uit de 7 volgende gemeenten: Dubbeldam, GrooteLindt-en-Heer-Oudelands-Ambacht, Heerjansdam-enKijfhoek, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk, Rijsoorden-Strevelshoek en Zwijndrecht. Men heeft er 9 kerken, welke bediend worden door 7 Predikanten, en telt er ongeveer 11,000 zielen, onder welke 3000 Ledematen.

ZWIJNDRECHT, gem. in den Zwijndrechtsche-waard, prov. ZuidHollandi, arr. en kant. Dordrecht (11 k. d., 6 m. k., 5 s. d.); palende N. aan de gem. Hendrik-Ido-Oostendam-en-Schildmanskinderen-Ambacht, O. aan de Noord, Z. aan de Merwede en aan de gem. Meerdervoort en Groote-Lindt-en-Dortmond, W. aan Heer-Oudelands-Ambacht.

van

Deze gem. bestaat uit den Noordpolder en het Buitenland, benevens gedeelten van den Polder-van-Zwijndrecht en de pold. Meerdervoort, Kort-Ambacht, de Groote-Lindt en Hendrik-Ido-Ambacht; bevat het dorp Zwijndrecht, benevens eenige verstrooid liggende huizen; beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 319 bund. 19 v. r. 74 v. ell., waaronder 294 bund. 64 v. r. 33 v. ell. belastbaar land; telt 402 h., bewoond door 439 huisgez, uitmakende eene bevolking van ruim 3000 zielen, die meest in de warmoezierderij, tuinderij en de zoutkeeten hun bestaan vinden, van welke laatste men er hier vier heeft, waarvan eene door stoom gedreven wordt. Voorts heeft men er eene flesschenfabrijk of glasblazerij, eene fabrijk of blazerij van vensterglas, stolpen en glazen dakpannen, tot dus ver de eenigste in ons land, 5 scheepstimmerwerven, 1 brouwerij, 1 chocoladefabrijk, 1 koorn- en 5 olie- en trasmolens.

[ocr errors]

De Herv., die er ongeveer 1850 in getal zijn, onder welke ruim 300 Ledematen, maken eene gem, uit, welke tot de klass. van Dor drecht, ring van Zwijndrecht, behoort. De eerste, die in deze geru. bet leeraarambt heeft waargenomen, is geweest ARNOLDUS DE STEUR, die in het jaar 1575 herwaarts kwam en in het jaar 1577 ontslagen werd. Hij trad in 1582 wederom in dienst te Oud-en-Nieuw-Beijerland. Onder de hier gestaan hebbende Predikanten verdient melding de door zijne schriften bekende ABRABAN HELLENBROEK, die hier van 1691 tot 1694 in dienst was. Het beroep geschiedt door den kerkeraad en het gemeentebestuur, onder agreatie van den Ambachtsheer,

De Christelijk-Afgescheidenen, die er wonen en 60 in getal zijn, behooren tot eene afzonderlijke secte, welke naar haren stichter GHRIS TOFFEL MULLER, de Mullerianen genoemd wordt. De Evangel.-Luth., die er 60 in getal zijn, worden tot de gem. van Dordrecht gerekend. De 2 Remonstranten, die men er aantreft, behooren tot de gem, van Rotterdam. De R. K., van welke men er 140 telt, parochiëren te Men heeft in deze gem. eene school, welke gemiddeld door 210 leerlingen bezocht wordt.

Dordrecht.

Deze gem. is eene heerl., welke, den 24 October 1641, ter leen opgedragen werd aan Heer JAKOB VAN BEVEREN, Baljuw van Dordrecht, wiens ondste dochter, ALIDA VAN BEVEREN, door haar huwelijk met

KORNELIS POMPE VAN MEERDERVOORT, de heerl. in diens geslacht bragt, waarin zij gebleven is tot voor eenige jaren, toen zij een eigendom was van Vrouwe J. ONDERWATER, weduwe POMPE VAN MEERDERVOORT; terwijl zij thans in eigendom bezeten wordt door Vrouwe J. A. PIGEAUD, echtgenoote van Mr. SIMON VAN WALCHEREN, woonachtig op den huize Nimmerdor, bij Amersfoort.

Het d ZWIJNDRECHT, dat blijkens eene gift van ANSFRIDUS, den achttienden Bisschop van Utrecht, aan de kerk van dit dorp, reeds in 1006 bestond, ligt 3 u. Z. O. van Rotterdam, tegenover de stad Dordrecht, waarvan het door de Oude-Maas gescheiden is, en wel grootendeels langs den ringdijk en overigens binnenwaarts aan den grooteweg tusschen Rotterdam en Dordrecht, terwijl het door een trekpontenveer gemeenschap heeft met laatstgenoemde stad. Het is een fraai en wel

betimmerd d., waar, ten gevolge van zijne ligging, zoo door het laden en lossen van schepen, als door de passage van den straatweg en het veer op Dordrecht, zoo mede door het vervoer der tuinvruchten en fabrijkaten, veel drukte en bedrijvigheid heerscht

De kerk plagt vóór de Reformatie door de Graven van Holland vergeven te worden; het instellen kwam den Domproost van Utrecht toe. Volgens eene belofte, die WILLEM, Graaf van Holland, naar het Heilige land reizende, aan God en de H. MARIA gedaan had, heeft zijne zuster, de Keizerin, alhier in den naam van ST. JORIS, eene vikarij gesticht in 1346. Hiertoe heeft zij 25 ponden Hollandsche munt (18 guld. 75 cents) opgeschoten. Deze kerk is een niet groot, doch schoon kruisgebouw, en pronkt met een net torentje, in het laatst der vorige eeuw nieuw opgetimmerd; er hangt wel eene klok in, doch het is zonder uurwerk, hetwelk er ook kan gemist worden, vermits men er de klok van Dordrecht zeer goed kan hooren. De pastorij is de beste, welke in den geheelen Zwijndrechtsche-waard gevonden wordt.

Men wil, dat hier ter plaatse voorheen vele zwijnen zijn overgevaren, en dat men er daarom den naam van Zwijnen-overvaart, dat is Zwijnen-trecht of Zwijn-trecht, aan zoude gegeven hebben. In eenen giftbrief van ANPRIDUS, den achttienden Bisschop van Utrecht, van het jaar 1006, vindt men gesproken van ZuINDRECHT; in een handschrift der Utrechtsche kerk, wordt deze plaats nog ' FEER of HET VEER genoemd, gelijk er nog een veer of overtogt tusschen het dorp en Dordrecht is door middel van eene pont, bekwaam voor allerhande rijtuigen, enz.; wat hiervan zij, de naam van SCHOBBELANDS-AMBACHT, welke het dorp mede draagt, is op veel zekerder gronden te verklaren, want het is hiermede gelegen, als met den naam der meeste dorpen van den Zwijndrechtsche-waard, hij wordt ontleend van eenen der deelnemers aan de bedijking; ten bewijze daarvan vinden wij aangeteekend, dat de Heer SCROBBELAND van Zevenbergen, in het jaar 1332, voor een zestiende part in de bedijking gedeeld heeft; en daar nu onder de voorregten, door Hertog WILLEM VAN HENEGOUWEN den bedijkeren vergand, geteld werd, dat hem, die voor een achtste of zestiende in de bedijking deelde, de ambachtsheerlijkheid van dat gedeelte ook zou volgen, is het niet raadselachtig meer van waar het dorp dien naam ontving.. Om die zelfde reden zouden wij den voornoemden Heer SCHOBBELAND ook voor den stichter van dit ambacht mogen houden, ofschoon het zeer mogelijk zij, dat hij de eerste huizen, tot aanlegging van een dorp, niet zal gebouwd hebben; het is intusschen niet ongegrond, dat men de stichting of aanlegging van het dorp, kort na den tijd der bedijking stelle, wie er dan ook de eerste huizen geplaatst moge hebben.

De kerk der Christelijk-Afgescheidenen heeft toren noch orgel. Men heeft er cene paardenmarkt, die op St. Margaretha gehouden

wordt.

Het vuur heeft nu en dan dit aanzienlijk dorp meer dan eenmaal aangegrepen, doch niet met dat akelige gevolg, als op andere dorpen weleens het geval geweest is. Zoo ontstond aldaar, den 5 April 1839, brand in eene zoutkeet, die bijkans geheel is afgebrand.

Bij de omwenteling van het jaar 1787 heeft dit dorp mede zijn deel gehad, even als de meeste omliggende dorpen; wel is waar, dat er juist geene huizen omvergehaald of zoodanig uitgeplunderd zijn als elders wel plaats gehad heeft, echter werd er van meer dan dertig huizen de glazen ingeslagen, en van onderscheidene ingezetenen geld afgevorderd, ter verspilling in sterke dranken en wijnen; doch de Pruissische scherpschutters stuitten dezen overlast weldra; één der oproermakers werd door een schot gekwetst, en van zijne wonde genezen zijnde, nog gestreng gestraft.

Het wapen dezer gem. is een veld van goud met drie hengels van keel. ZWIJNDRECHT (DE POLDER-VAN-). pold. in den Zwijndrechtschewaard, prov. Zuid-Holland, arr. en kant. Dordrecht, gedeeltelijk gem. Zwijndrecht, gedeeltelijk gem. Groote-Lindt; palende N. aan den Ambachtsche-polder, O. aan de Oude-Maas, Z. aan den Meerdervoortschepolder en de Oude-Maas, W. aan den Devel, die hem scheidt van den pold. de Groote-Lindt en van den pold. in den› Devel.

Deze pold. beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 151 bund. 55 v. r. 87 v. ell., en wordt door eenen molen, op den Devel, van het overtollige water ontlast.

ZWIJNDRECHT-MEERDERVOORT-EN-'T KORT- AMBACHT-ENGROOTE-LINDT, bedijking in den Zwijndrechtsche-waard, prov. ZuidHolland, arr. en kant. Dordrecht, gedeeltelijk gem. Zwijndrecht, gedeeltelijk gem. Meerdervoort en gedeeltelijk gem. Groote-Lindt-en-Dortmondt.

Deze bedijking bevat den Polder-van-Zwijndrecht, den Polder-van-Meerdervoort, 't Kort-Ambacht en den Polder-van-Groote-Lindt, en beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 287 bund.

ZWIJNDRECHTSCHE-WAARD (DE), bedijking, prov. Zuid-Holland, arr. en kant. Dordrecht; palende N. aan den Riederwaard, O. aan de Noord, Z. aan de Oude-Maas, W. aan de bedijking van Barendrecht. Deze waard bevat de dorpen: Zwijndrecht, Groote-Lindt, Heer-Jansdam, Kijfhoek, Heer-Oudelands -Ambacht, in de wandeling Pieterman gehceten, Hendrik-Ido-Ambacht en Rijsoord; thans uitmakende de gemeente Heer-Jansdam, Heer-Oudelands-Ambacht, Hendrik-Ido-Oostendamen-Schildmanskinderen-Ambacht, Kijfhoek, Groot eLindt-en-Dortsmond, Kleine-Lindt, Meerdervoort, Rijsoord-en-Strevelshoek, Sandeling-Ambacht of Adriaan-Pieters-Ambacht en Zwijndrecht; te zamen beslaande eene oppervlakte, volgens het kadaster, van 3709 bund. 85 v. r. 51 v. ell., waaronder 3559 bund. 81 v. r. 6 v. ell. belastbaar land. Men telt er 944 h., bewoord door 1256 huisgez., uitmakende eene bevolking van ruim 6000 inw., die meest in den landbouw en de viasserij hun bestaan vinden. Men heeft er eenen allezíns vruchtbaren grond en eene aangename landsdouw. Er zijn daarin twee binnenwateren de Waal en de Devel.

435

Ook heeft men er 4 zoutketen, 4 steen- en pannenbakkerijen, 3 scheepstimmerwerven, 1 flesschenfabrijk, 1 fabrijk of blazerij van vensterglas, stolpen en glazen dakpannen, 1 brouwerij, 1 chocoladefabrijk, 1 houtzaag-, 2 koorn- en 3 olie- en trasmolens.

Onder de inw. telt men ruim 5900 Herv., onder welke 1700 Ledematen, uitmakende de volgende 5 gem:: Heerjansdam-KleineLindt-en-Kijfhoek, Hendrik-Ido-Ambacht, Groote-Lindten-Oudelands-Ambacht, Rijsoord-en-Strevelshoek en Zwijndrecht. Men telt er 6 kerken, die door 5 Predikanten bediend worden.

De 200 R. K., welke men er aantreft, parochiëren te Dordrecht. De 23 Isr., die er wonen, behooren tot de ringsynagoge te Dordrecht. Het d. Zwijndrecht, dat, zoo als wij reeds vroeger gezien hebben, reeds in 1006 bestond, en het daarbij gelegen Dortmond, hetwelk, volgens BOXHORN, reeds bij REGINO, Abt van Pruym, op 898, voorkomt, behoorde, met de landen tot aan de Waal, waarschijnlijk tot den Groote-Zuidhollandsche-waard, en waren ook, aan de Waal- en Dubbel- of Develzijde, door dijken tegen overstroomingen beveiligd. Eerst later, toen het land tusschen Dordrecht en Zwijndrecht doorbrak en de Merwede daar eenen nieuwen loop verkreeg, hetgeen in 1170 of daaromtrent plaats greep, zal het LANDVAN-ZWIJNDRECHT afzonderlijk zijn ingedijkt. Of echter deze ZWIJNDRECHTSCHE-WAARD dadelijk na de inbraak wederom bedijkt werd, is onzeker zoo ja, dan moet die, omtrent 1286 of 1287 overstroomd zijn, zoo als men uit het gezegde van MELIS STOKE (1), , op nieuw op het jaar 1287,

:

Zuuthollant verdranc oec mede

zou moeten opmaken. Ook moet hij nog in 1331 met water overdekt hebben gelegen, zoo als blijkt uit een handvest van WILLEN III, Graaf van Holland, waarbij hij octrooi geeft, om dit land te bedijken, met aanzienlijke voorregten voor den geheelen waard, en bijzonder voor de bedijkers. Onder de laatstgenoemden behoort, dat aan ieder hunner, die een achtste of zestiende zoude bedijken, tevens de ambachtsheerlijkheid daarvan zoude volgen, benevens het regt van den aanwas die de Noorden van Zwijndrecht genoemd wordt.

[ocr errors]

Onder de algemeene voorregten van den geheelen waard rekent men ook nog, dat Schout en Geregt, dat is van ieder dorp in het bijzonder, mitsgaders alle de inwoners en ingelanden, gelijk alle de anderen onder de schouw van den ZWIJNDRECHTSCHE WAARD behoorende, voor altijd werden vrijgesteld van het bruggeld van Rijsoord; de aanleidende oorzaak daartoe was deze : Over het gemelde bruggeld kwestie en proces ontstaan zijnde, eerst voor het Collegie van Dijkgraaf en Hoog-Dijk-Heemraden van den ZWIJNDRECHTSCHE-WAARD en daarna voor de booge vierschaar van Zuid-Holland, tusschen LEENAART TAPPE VAN DRIEL, Schout van Rijsoord en Strevelshock (te dien tijde eigenaar van gezegde brug), ter eenre, en de respectieve Schouten, Ingelanden, Geregten en inwoners van de ambachten van Schobbeland, Zwijndrecht genaamd, Hendrik-Ido-Ambacht, Sandelingen-Ambacht, Heer-Jansdam, de Groote-Lindt en Kleine-Lindt en Heer-OudelandsAmbacht, met hunne consorten, ter andere zijde, hadden de partijen, ter voorkoming van verdere kostbare procedures, hunne voorgemelde zaak gesteld en verbleven, bij compromis, op den 14 Maart

(1) Rijmchronijk, B. IV, 515.

XIII. DEEL.

28

nu

« VorigeDoorgaan »