Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

1617, aan het zeggen en arbitreren van het bovengenoemde dijkcollegie, volgens welk compromis, Dijkgraaf eu Hoogbeemraden arbitreerden en verklaarden, dat Schouten en Gerechten, mitsgaders de » Lagelanden en inwoners van de respective ambachten, hiervoren en in het compromis vermeld, alsmede al de anderen onder de schouw » van den ZwIJNDRECHTSCHE-WAARD resorterende, voor altijd daarvan » zouden blijven vrij en geëximeerd, en over zulks als toen en ten eeuwigen dage, voor hun en hunne nakomelingen, de voormelde brug zoude mogen gebruiken te voet, met wagens, te paard, alsmede met het leiden en overdrijven van allerhande beesten, zonder gehouden te zijn daarvoor iets te betalen, mits dat tot voldoening » van hetgeen de yoornoemde LEENAART TAPPE VAN DRIEL, ter zake van de gezegde exemptie en vrijheid en de kosten daarover gevallen, had geleden, op iedere morgen onder de schouw van Zwijndrecht re» sorterende, zon worden omgeslagen drie stuivers ééns, te betalen » in twee jaren, te weten in elk jaar de gerechte helft, waarvan de » eene helft zoude komen en gedragen worden tot last van den eigenaar en de andere helft tot lasten van de bruikers, alles volgens dezelfde uitspraak, gedaan op 1 April 1617,"

[ocr errors]
[ocr errors]

De ambachtsheerlijkheden hebben ook het voorregt, om gezamenlijk eenen Dijkgraaf te kiezen; doch indien zij hieromtrent in gebreke bleven of niet konden overeenkomen, had de stad Dordrecht van de Grafelijkheid het regt der aanstelling van den Dijkgraaf in pandschap. De Dijkgraaf koos vroeger jaarlijks de Hoogheemraden, die geen bepaald getal waren. Thans bestaat het dijkscollegie van den ZwIJNDRECHTSCHE-WAARD uit eenen Dijkgraaf, zeven Hoogheemraden en eenen Secretaris en Penningmeester.

Als iets opmerkelijks van dezen waard in het algemeen wordt aangeteekend, dat sedert 1331, toen, gelijk wij gezegd hebben, de bedijking geschiedt is, die landen het geluk gehad hebben, van meer dan vier honderd jaren voor overstrooming bewaard te zijn geworden; want in de maand Junij 1731 heeft men aldaar nog het vierde eeuwfeest van deze zonderlinge bewaring door Gods hand, ongemeen statig gevierd. In vervolg van tijd heeft het water in den ZWIJNDRECHTSCHE-WAARD echter, even als bijna in het geheele land, gewoed.

ZWIJNENBERG (DE), herberg op de Over-Veluwe, prov. Gelderland, distr. Veluwe, arr. en 11 u. N. van Arnhem, kant, en 4 u. 0. ten N. van Elburg, gem. en 10 min, W. van Haltem, bij den Gaasberg of Godesberg.

[ocr errors]

ZWIJNEN-EILAND (HET), vier eilanden in Oost-Indië. Zie BABI. ZWIJNENPUNT (DE), kaap in Oost-Indië, in de Indische-Zee. Zie VARKENSHOEK.

ZWIJNLEGER (HET), streek lands in Zalland, prov, Overijssel, gem. enu. O. van Kampen en onmiddellijk bij den Zandberg aldaar. Er is in 1836 verzocht om die streek te verveenen,

ZWIJNMEER (DE), pold. in Kennemerland, prov. Noord-Holland. Zie SWIJNSMEER (HET).

ZWIJNSBERGEN, door sommigen verkeerdelijk ZWIJNBERGEN gespeld, kast. in de Meijerij van 's Hertogenbosch, kw. Oisterwijk, prov. NoordBraband, Tweede distr., arr. en 1 u. 7. W. van 's Hertogenbosch, kant. en 2 u. W. ten N. van Boxtel, gem. en u. N. W. van Helvoirt, aan de Leibeek, niet ver van de plaats, waar zij zich met de Nemer vereenigt.

435

Het was een der oudste en aanzienlijksto adellijke kasteelen in de provincie Noord-Braband. Het dorp Helvoirt werd in den jare 1560, door FILIPS II, Koning van Spanje, als eene heerlijkheid verpand, doch in den jare 1657 weder afgelost. De Heeren bleven echter dit kasteel, als hun eigendom zijnde, bewonen, en het werd in het jaar 1816 door Jonkheer DE JONGE VAN ZWIJNSBERGEN, Kamerheer van Z. M. den Koning der Nederlanden, wiens voorouders van moederszijde, dit kasteel, met alle zijne zeer uitgebreide landerijen, bos'schen en bouwhoeven, onderscheidene jaren in eigendom bezaten geheel herbouwd en verfraaid. Vele onde documenten, het kasteel rakende, moeten volgens oirkonden, door brand en oorlog, in de kerk der gemeente Helvoirt, verloren zijn geraakt, hetgeen des te meer te bejammeren is, daar het gebouw alle teekenen van overgrooten ouderdom draagt en veel vroeger bekend was dan het dorp Helvoirt, waarvan de kerk werd herbouwd, omstreeks het jaar 1200, nadat zij in die tijd verwoest was. Het is thans een fraai heerenhuis, neven aangebouwd is eenen hoekigen toren, met dergelijke spits, koetshuis en stalling.

waar

ZWIJNS-POLDER, pold. in den Alblasserwaard, prov. Zuid-Holland, arr. Gorinchem, kant. Sliedrecht, gem. Giessendam-en-GiessenOudekerk.

Het is een klein bekaad poldertje, liggende geheel buitendijks door buitenlanden omgeven, behalve aan de noordzijde, alwaar het tegen den Polder van Giesendam paalt.

ZWIN (HET), vroeger Zwiss, SwINE, SUINE of SINE, water in StaatsVlaanderen, prov. Zeeland.

De naam zou naar het gemeen gevoelen eene verbastering zijn van SINCFALA, welke rivier als de zuidelijkste grens van het oude Friesland, in zijne grootste uitgestrektheid, bekend staat. ACKER STRATING (1) merkt echter te regt aan, dat SINCFALA eerder eene Latijnsche verbastering kan zijn van ZwINEWAAL. Dat HET ZWIN en de SINGUALA het zelfde water waren, blijkt uit hetgeen gemelde schrijver (2) en DRESSELHUIS (3) aanhalen. Volgens hetgeen men in de zeventiende en achttiende eeuw meestal onder dezen naam verstond, was het ZWIN eigenlijk geen rivier, maar eene vereeniging van onderscheidene watertjes, die door een kanaal zich in zee ontlastten. Het begon van Haantjes-gat, in België, tusschen den Boom-polder en den GeneraleVrije-polder, nam daar den naam aan van het COXIJSCRE-GAT, waarmede zich vereenigden de Brandkreek en de Linie, twee waters, die uit het Jonkvrouwen-gat kwamen en tusschen welke de watering het Eiland (ziet dat art.) lag; meer benedenwaarts, voorbij het veer de Maagdenberg, kwam daarin de Brugsche-vaart, een andere arm van het Jonkvrouwen-gat, die langs Oostburg, tusschen PrinsWillems-polder en den Veerhoek-polder, liep, als ook het Watervan-den-Marolleput, dat den Henricus-polder van het Landvan-Kadzand scheidde; terwijl bij Sluis daarin nog het Lapschuursche-gat en de Zoute kwamen ; stroomende voorts, onder den Daam van HET ZWIN, van Sluis, tusschen bet Land-van-Kadzand en West-Vlaanderen, naar de Noordzee.

(1) Aloude staat des Vaderlands, D. II, bl. 116.

(2) Het zelfde werk t. a. p.

(3) De provincie Zeeland in hare aloude gesteldheid, bl. 76

Thans zijn alle die wateren verland en tot polders bedijkt, zijnde alleen de mond, loopende van Sluis tot de Noordzee, nog overig. Dit nu nog bestaande water is het eenige van al de bovengenoemde, dat in den eigenlijken zin den naam van HET ZWIN kon dragen. Het bestond toch vóór dat het Jonkvrouwen-gat in 1377 ontstond, vóór dat de Brugsche-vaart in 1505 gegraven werd, vóór dat het Coxijsche-gat op het einde der zestiende eeuw inspoelde. Het ZwIN was, zoo als WARNKÖNIG (1) het juist beschrijft, een zeearm, die zich van den mond der Wester-Schelde, in eene zuidelijke rigting, naar Brugge uitstrekte, alwaar die, spits toeloopende, eene natuurlijke haven vormde. Vóór 1180 vloeide het zeewater tot Brugge; daar echter die stad toen gevaar liep van overstroomd te worden, versterkte men den dijk, die een uur beneden deze stad reeds bestond, en de stad Damme werd de voornaamste haven. Al schielijk verlandde het nog meer, en de handel verplaatste zich naar het, nog twee uren noordelijker, gelegen Sluis (zie dat art.).

De voornaamste mond van HET ZWIN was naar allen schijn oorspronkelijk het Zwarte-gat; maar reeds in de veertiende eeuw werd zulks het tegenwoordige vaarwater, toen, zoo het schijnt, het HAZENGAT geheeten, van waar nog de naam van Hazegras overig is, terwijl het Zwarte-gat allengskens opslikte en bedijkt werd.

Van den handel, die door de vaart op HET ZWIN geschiedde, getuigt MAERLANT (2) :

Al waert al dijn, dat comt int Zwin
Gout, Silver, Loot, Staal,

zer, Cin. (3) Voorname zeegevechten hadden ook in dit water plaats. Zoo werd in HET ZWIN Voor Sluis, ten jare 1340, eenen zeeslag geleverd, in welken de Fransche vloot, 123 zeilen" sterk en met 40,000 koppen hemand, door de Engelschen verwonnen werd, waaruit blijkt, dat dit vaarwater veel breeder moet geweest zijn Koning EDUARD Voerde in persoon de Engelsche vloot aan, werd gewond, maar verwon desniettegenstaande de Franschen, die met zeer groot verlies aftrokken. Eene aanzienlijke Engelsche vloot, aangevoerd door den broeder van Koning HENDRIK, liep, den 22 Mei 1406, het Zwin binnen. Het land van Kadzand werd afgeloopen en Sluis belegerd. Zie voorts onder SLUIS.

In het jaar 1484 werden deze streken, op eene niet zeer aangename wijze, door den Aartshertog (MAXIMILIAAN) bezocht. Met wel anderhalf honderd schepen liep hij het Zwin binnen; plunderde St. Anna; liep het Land van Kadzand af, en deed overal onbegrijpelijk veel schade.

De opslikkingen, van welke reeds boven melding gemaakt werd, namen echter zoo toe, dat (zoo als blijkt uit de bescheiden van een proces over de tienden in de Brugsche-vaart) » ten jare 1505, dewijl »'t Swyn ofte canaal dat van Sluis in de see loopt, en waardoor alle koopmanschappen van Brugge wierden gevoerd, dagelijks meer

D

en

» meer kwam te verlanden en op te slikken, die van Brugge eenige landen hebben gekoft en dezelve (vaart) hebben doen delven, ten ⚫ einde door den grooten boezem (het Jonkvrouwen-gat) van het zeewater wordende geïnnundeerd, door de gedurige schuringe van ebbe

(1) Flandrische Staats- und Rechtsgeschichte, B. II, S. 233.

(2) Men zie over dien handel AB UTRECHT DRESSELHCYS, het Distrikt van Sluis in Vlaanderen, bl. 101.

(3) Wapen Martyn, B. 11, vs. 1063

:

en vloet het Swyn ofte canaal van Sluis mogte verdiepen." Dit alles hield echter het verlanden niet tegen al spoedig was er boven Sluis van HET ZWIN niets over dan de gegravene vaart de Zoute, en hierdoor begon men alle de bovengenoemde waters met het eigenlijke ZWIN te verwarren. Het bleef echter ook gedurende de vorige eeuw nog een geschikt vaarwater voor beartschepen op Sluis en Aardenburg en ook voor de visscherij. In dezen tijd is echter de opslikking dermate toegenomen, vooral sinds de afleiding van het water der Eede en van andere uitwateringen in het kanaal van Zelzate en naar het Hazegras, dat men naauwelijks meer met eene schuit in en uit Sluis kan komen en zelfs de vaart naar de haven van het Retranchement reeds bezwaarlijk wordt. Binnen weinige jaren zal denkelijk alles bedijkt en in polders herschapen zijn en dan bet Oude-Land-van-Kadzand aan den Belgischen grond verbonden wezen.

In zeer oude tijden had dit water nog andere meer westelijk gelegene kanalen naar de zee. Eene van deze staat bekend onder den naam van het Oude-Zwin; misschien was het het zelfde met Reigersvliet. Het liep van Brugge, tusschen St.-Anna-ter-Muiden en het Belgische dorp Westkapelle, naar zee. In het weesboek D, No. 1, van St.-Anna-ter-Muiden vindt men gewag gemaakt van een stuk lands ligghende binnen der prochie van Westcapelle uppet oude Zwin.” Nog heeft men daar eenen watergang, algemeen bekend onder den naam van de Zwinevaart, en daarover de Zwinebrug. Wat verder ligt de Schaapsbrug, misschien omdat hij leidde naar Heyst, dat oudtijds Schaepsoorde heette. Doch dit alles ligt in België, en wordt hier dus maar met een enkel woord vermeld.

D

ZWIN (HET) of KETELZWIN, voorm. kerkhof thans in de Zuiderzee liggende. Zie SWIN (HET).

ZWIN (HET), kil of diepte in de Zuiderzee, ten O. van de Boerenplaat,u. N. van de oostelijke punt van het eil. Wieringen. ZWIN (DE ZUIDER-), kil of diepte in de Zuiderzee, ten N. van de Boerenplaat, omtrent 1 u. ten N. van het eil. Wieringen.

ZWINDELS, naam, onder welken de SuEVEN, een oude volkstam, welke vroeger deze landen bewoonden, in oude kronijken voorkomen. Zie SUEVEN.

ZWINDEREN, voorheen SwINAE, geh. in het dingspil van Zuidenveld, prov. Drenthe, arr. en 7 u. Z. O. van Assen, jud. kant. en 24 u. O. van Hoogeveen, adm., kant. en 1 u. N. N.W. van Dalen, gem. en u. Z.W. van Oosterhesselen, aan het Loodiep; met 17 h. en ruim 150 inw. ZWINDERSCHE-VEEN (HET), veengrond in het dingspil Zuidenveld, prov. Drenthe, gem. en 1 u. Z. W. van Oosterhesselen, nabij Zwinderen. Het beslaat eene aanmerkelijke oppervlakte, zich uitstrekkende tot de veenen van het Hoogeveen.

ZWINGELSPAAN, geh, in het markgr. van Bergen-op-Zoom, prov. Noord-Braband, Vierde distr., arr. en 5 u. W. N. W. van Breda, kant. en 12 u. W. ten N. van Zevenbergen, gem. Fijnaart-en-Heyningen, ‡ u. N. O. van Fijnaart; met 14 h., onder welke eene hofstede en 80 inw.

ZWITSERLAND, verl. plant. in Nederlands-Guiana, kol. Suriname, aan de Parakreek, ter linkerzijde in het afvaren; palende bovenwaarts aan de verl. plant. de Nieuwe-Hoop, benedenwaarts aan het verl. Landvan-Beaulieu; 1000 akk. groot.

ZWOL, st. in Zalland, prov. Overijssel. Zie ZwoLLE.

ZWOL of ZWOLLE, b. in de heerl. Borculo, prov. Gelderland, kw., arr. en 8 u. O. ten Z. van Zutphen, kant. en 11 u. Q. ten Z. van

Groenlo, gem. en 2 u. Z. Z. O. van Eibergen, 14 u. Z. van Rekken; met 35 b. en ruim 230 inw. Men heeft er twee steen- en pannebakkerijen.

ZWOLLE, arr., prov. Overijssel; palende N. aan het Friesche arr. Heerenveen, N. W. aan het Drenthsche arr. Assen, O. en Z. aan het arr. Deventer, Z. W. aan het Geldersche arr. Arnhem, W. aan de Zuiderzee.

Dit arr. heval het voorm. kw. Vollenhove, benevens een gedeelte van het voorm. kw. Zalland. Het is verdeeld in 4 kant., zijnde Zwolle, Kampen, Vollenhove en Steenwijk, beslaande, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 99,503 bund. Men telt er 12,879 b., bewoond door 14,775 huisgez., uitmakende eene bevolking van ongeveer 74,000 inw., die meest hun bestaan vinden in den landbouw. ZWOLLE, kant., prov. Overijssel, arr. Zwolle; palende N. W. en N. aan het kant. Vollenhove en het Drenthsche kant. Meppel, N. O. aan het Drenthsche kant. Hoogeveen, O. aan het kant. Ommen, Z. O. aan het kant. Raalte, Z. W. aan den IJssel, die het van het Geldersche kant. Elburg scheidt, W. aan het kant. Kampen.

Dit kant. bevat de volgende 7 gem.: Zwolle, Avereest, Dalfsen, Hasselt, Nieuwleusen, Staphorst en Zwollerkerspel; beslaat eene oppervlakte, volgens het kadaster, van 51,450 bund. en telt 6181 h., bewoond door 6986 huisgez., uitmakende eene bevalking van 37,000 inw., die meest in handel en landbouw hun bestaan vinden.

ZWOLLE, klass., prov. Overijssel, verdeeld in drie ringen, als: van Zwolle, van Hasselt en van Ommen.

Zij heeft 20 gem., met 22 kerken, bediend wordende door 25 Predikanten, en telt 51,600 zielen, onder welke ongeveer 20,300 Ledematen. ZWOLLE, kerk. ring, prov. Overijssel, klass. van Zwolle.

Deze ring bevat de volgende 6 gem.: Zwolle, Dalfsen, Heino, Raalte, Windesheim en Wijhe. Ook is er eene Waalsche gemeente te Zwolle. Men heeft in den ring 8 kerken, waarin de dienst door 10 Predikanten verrigt wordt, en telt er ruim 21,000 zielen, onder welke ruim 9700 Ledematen.

ZWOLLE, synagogaal ressort der Nederlandsche Israëliten, zich uitstrekkende over de prov. Overijssel en Drenthe.

Behalve eene hoofdsynagoge te Zwolle, welke door een Opper-Rabbijn bediend wordt, bestaat dit ressort uit de volgende 11 ringsyna. gogen: Kampen, Blokzijl, Steenwijk, Deventer, Goor, Almelo, Oldenzaal, Meppel, Hoogeveen en Koevorden, en 11 bijkerken, als: Zwartsluis, Hardenbergh, Ootmars sum, Hengelo, Enschede, Haaksbergen, Dwingelo, AsSmilde, Sleen en Hasselt. Men telt er ongeveer 2500 Is

sen,

raëlieten.

ZWOLLE, gem., prov. Overijssel, arr. en kant. Zwolle (1 ́m. 1 s. d.) van rondom door de gem. Zwollerkerspel omgeven.

[ocr errors]

Deze gem. bevat de st. Zwolle, met hare drie voorsteden; Diezerpoorten-voorstad of Nieuwstad, Kamperpoorten-voorstad en Sassen poorten-voorstad; benevens de b. Assendorp, Dieze en Koten; beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 2006 bund. 6 v. r. 10 v. ell., waaronder 1838 bund. 29 v. r. 6 v. ell. belastbaar land; telt 2890 h., bewoond door 3279 huisgez., uitmakende eene bevolking van ongeveer 19,000 inw., die meest in den handel, vooral in die der expeditie, en in eenige fabrijken hun

« VorigeDoorgaan »