Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

En als de knop zijn windslen heeft verbroken,

Het teedre kind tot jonkvrouw is ontloken,

Ge als reine maagd daar door Gods schepping treedt,

Dan ziet gij u door de edelsten begroeten,

De fierste held knielt neder aan uw voeten,
Zoo liefde hem in uwe kluisters smeedt.

Hij, dien uw hart, uit allen, heeft verkoren,
Gevoelt eerst dan de waarde van 't bestaan.
Door uwe liefde ontwakend als herboren,

Lacht hem, met u, een aardsche hemel aan.
Uw vriendlijk oog bedaart de woeste stormen,
Uw teedre hand polijst de ruwe vormen,

Die jeugdig bloed en forsche kracht verraên. 't Onbuigzaamst hart kunt gij als was verkneden, Als liefde spreekt uit uwe stille beden

En wedermin die beden moet verstaan.

Heeft u en hem de huwlijksband omstrengeld,
Dan leeft, dan aêmt gij slechts voor zijn geluk:
Dan wordt zijn lot op aard' door u verengeld,

Zijn kroon in vreugd, zijn steun in ramp en druk.
Uw trouwe zorg bereidt hem in uw woning,
Een feestzaal, waar hij, troonende als een koning,

Zijn macht en schepter gaarne met u deelt. Waar hij voor 's levens zorgen zich ziet loonen, En onder weerzijds liefde- en trouwbetoonen

Een weeldeglans op beider aanzicht speelt.

En als gij dan des huwlijks grootsten zegen,
Door 's Hemels gunst aan u ziet toevertrouwd,

Gij, in dat kind, op uwe beê verkregen,

Met stil genot, uw beider beeld aanschouwt,
Dan drukt gij 't wicht met teederheid aan 't harte,
Vergeet uw vrees, bekommernis en smarte,

Wijdt u met vreugd aan 't nieuw en broos bestaan.
't Is wellust u, 't aan eigen borst te drenken,
Bij nacht en dag het uwe hulp te schenken,
Zelfs in zijn slaap het telkens gå te slaan.

En als uw kind, in later levensjaren

Niet langer rust op moeders zachten schoot,
Nog hooger zorg doet gij het dan ervaren,

Dan uwe liefde 't hulploos wichtje bood.
Gij doet het vroeg aan orde en tucht gewennen,
Gij leert het God en den Gekruiste kennen,

Kweekt liefde in 't frisch en jeugdige gemoed.
Gij stort in 't harte godsvrucht en vertrouwen,
En doet het vreugde- en geestdrift vol beschouwen,
Wat waarlijk schoon en edel is en goed.

Ge ontwikkelt vroeg zijn ziels- en lichaamskrachten,
En laaft zijn geest aan kunst- en kennisbron.
Doet het naar meer, naar telkens hooger smachten,
En 't bouwt dan voort op wat uw hand begon.
Dat is uw ware roeping, eedle vrouwen!
Die 's Heeren liefde u wil en kan vertrouwen

Tot heil van jeugd, gezin en maatschappij:
Dáárin uw kracht, begaafdheid en vermogen:

[ocr errors][merged small]

Daar zijn

[ocr errors]

voor oogen,

wie 't huwlijksheil niet is beschoren,
Die zonder gâ haar levenspad betreên.
Maar ook háár roeping is niet gansch verloren,
Schoon eigen kroost niet dartelt om haar heen.
Haar zorg kan zich met moederzorg vereenen,
Zij kunnen vormen, leiden, hulp verleenen,

Ja alles doen wat voegt aan haar geslacht:
In wetenschap en kunsten zich volmaken....
Maar.... dat zij nooit naar eenig standpunt haken,
Dat mannenaard vereischt en mannenkracht *).

*) Men versta mij wèl! Ik ben een groot voorstander van de zedelijke, verstandelijke en wetenschappelijke ontwikkeling der vrouw, — van verbetering der wetten ten haren opzichte. Ik wil alleen waarschuwen tegen overdrijving, · tegen al wat onvrouwelijk mag genoemd worden, en tegen minachting of althans verwaarloozing der natuurlijke plichten en der roeping, haar door den Schepper opgelegd en geschonken.

Want in de vrouw kan dat alleen behagen

Wat vrouwlijk is:

al wat die grens trotseert

Verheft haar nooit, maar kan haar slechts verlagen;
Geen achting volgt wie de orde zóó verkeert.
Blijf in uw sfeer, beminlijk, edel wezen!
Doe hemeltaal steeds in uw blik ons lezen,
Geen mannentrots, die u misvormen zou.

Blijf trouw den plicht, u door Natuur omschreven,
Dan blijven we u, met vreugde en eerbied geven

Den schoonsten naam in de aardsche schepping.... Vrouw!

1878.

20

[graphic][ocr errors]
« VorigeDoorgaan »