Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Resumé: Zoowel in het oosten als in het westen is het Nederlandsch gezag gehandhaafd geworden met meerdere of mindere krachtsinspanning.

Ook op het gebied des vredes valt te wijzen op menig goede zaak, op menige maatregel, welke der kolonie ten goede komt, al zijn eenige daarvan dan ook alleen verkregen door den drang der omstandigheden, door het langdurig wijzen op gevoelde behoefte. Zoo is b. v. ter Westkust van Sumatra het regtswezen verbeterd en er de slavernij afgeschaft. Ook op het gebied van het onderwijs kwam vrij wat tot stand: kweekscholen voor inlandsche onderwijzers, de landbouwschool te Buitenzorg, afzonderlijke meisjesscholen

eene hoogere burgerschool te Soerabaja en Samarang. Op het gebied van handel, scheepvaart en landcommunicatie valt insgelijks te wijzen op vooruitgang. In het begin van 1877 werd een aanvang gemaakt met den aanleg der belangrijke Bataviasche havenwerken te Tandjong Priok met de daartoe behoorende spoorbaan. Kort daarop werd Nederlandsch Indie ook opgenomen in de algemeene postvereeniging, terwijl de rijke voorraad der Ombieën steenkolenvelden iets nader bij het daglicht kwam door de beëindiging der opname van den spoorweg, die dezen onberekenbaren schat naar Sumatra's westerstrand (en zoo wij hopen ook naar de oostkust) zal overbrengen.

Ten slotte mag voor deze rubriek niet vergeten worden de opening van den eersten staatspoorweg op Java, namelijk de lijn Soerabaija-Pasaroean in Mei 1878, welke verblijdende gebeurtenis te zamen viel met het IIIe Indische Landbouwcongres te Soerabaija, welke beide feestelijkheden werden opgeluisterd door de tegenwoordigheid van Z. E. den Gouverneur-Generaal, bij gelegenheid waarvan de hooge gast een dronk wijdde aan het welzijn en den bloei van handel en industrie waarvan het hem aangenaam was zich een voorstander te noemen.

Maar - elke medaille heeft zijne keerzijde. Niet alles teekende geluk gedurende de bestuursperiode van den tegenwoordigen landvoogd. In het eerste jaar van zijn optreden eischte de cholera talrijke slachtoffers. In het tweede jaar leed het groote stoomschip luitenant-generaal Kroesen schipbreuk, waardoor tal van slachtoffers in de golven omkwamen, terwijl thans de veepest in verschillende streken van Java heerschende is.

Het grootste euvel evenwel dat over Indie kwam was het gevreesde spook: de belasting. Op dat tijdstip bevonden wij ons nog in Indie's hoofdstad.

op

Inderdaad hadden wij ons te voren de opschudding niet kunnen voorstellen. welke deze maatregel in de overigens zoo indolente en berustende Indische samenleving teweeg bracht. Wel had men het gevaar reeds lang voor oogen gehad, doch er bestond nog altijd hoop dat de slag zou worden afgeweerd door de talrijke bezwaren die er van alle kanten tegen werden geopperd en het advies van den opperlandvoogd. Zij bleek ten laatste ijdel te zijn geweest. Toen kwam er gisting in de gemoederen. Algemeene ontevredenheid openbaarde zich en vond hare uiting in scherpe dagbladartikelen, protesten van corporatiën, bezwaarschriften en zelfs oproerige plakkaten. Geen huisgezin was er, waar geen klacht opging, geen bijeenkomst, waar het chapitre „belastingen” niet werd behandeld en afgekeurd. Overal verrezen klachten over den last, op de schouders gelegd der Indische maatschappij, welks billijkheid men niet rijmen kon met den alles behalve florissanten maatschappelijken toestand.

Was die maatregel op onbarmhartige wijze doorgedreven door het opperbestuur in Nederland, de vrij onhandige wijze van uitvoering bracht de Indische regeering in geen geringe moeielijkheden en zelfs in conflict met den handel te Samarang.

De tegenwoordige Gouverneur-Generaal geniet ongetwijfeld in de kolonie den eerbied, verschuldigd aan zijne hooge waardigheid. Ook ondervindt hij de algemeene achting. Maar hadde hij het invoeren der belasting kunnen afwenden, dan zou hij ook een populair man zijn geworden.

Eenige malen mocht de heer van Lansberge gedurende zijn indische loopbaan de eervolle bewijzen ontvangen van de tevredenheid van Zijne Majesteit den Koning. In September 1877 werd Zijne Excellentie benoemd tot Grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw en dezer dagen gewerd hem het koninklijk aanzoek om, na ommekomst van den bepaalden termijn tot waarne

ming van het Gouverneur-Generaalschap van Nederlandsch Indie, (Maart 1880) die waardigheid te blijven waarnemen. Uit vertrouwbare bron weten wij dat die uitnoodiging is aangenomen. In dit opzicht gelijkt de loopbaan van den tegenmoordigen Landvoogd van Insulinde wel eenigzins op die van Jan Pietersz. Coen, die insgelijks den moed had voor de tweede maal het bewind over de kolonie te aanvaarden en wiens standbeeld in 1876 plechtig te Batavia is onthuld geworden.

Coen vond in de stricte opvolging van 's Compagnie's bevelen zijn officieel geluk. Die strenge opvatting zijner taak maakte nogthans zijn pad niet altijd even zonnig.

TE VROEG!

EEN VERHAAL

DOOR

ED. SWARTH.

caat

[ocr errors]
[ocr errors]

Het was Robert Hingston den vorigen avond te laat geworden om naar den Haag, waar hij woonde, terug te keeren. De conferentie, die hij met zijn cliënt had gehad Hingston was advohad tot middernacht geduurd. Nu hij eenmaal in de noodzakelijkheid was gekomen, zijn intrek in een logement te nemen, en aangezien vroeg opstaan hem niet bijzonder aanstond, koos hij den eersten trein niet om Amsterdam te verlaten. Maar, daar er 's morgens niet veel te zien is, althans niet wat een jongmensch (Robert, die nauwelijks achtentwintig jaar oud was, mogen wij die qualificatie nog wel geven) aantrekt, wandelde hij, dadelijk na het ontbijt gebruikt te hebben, naar het station van den Hollandschen spoorweg, dat toenmaals nog buiten de Willemspoort was.

Wanneer men zich een gelijkmatigen tred heeft aangewend, vervalt men er spoedig, alleen loopend, in, dien aan te nemen. Het gevolg was, dat hij, wien het niet zelden gebeurde te laat te komen, er al was, voordat men het plaatsbureau geopend had. Er zat niets op dan geduld te hebben en in de wachtkamer te gaan. Hij bleek de eenige niet te zijn, die vóór den tijd aanwezig was, daar hij er eene dame aantrof en wel eene, die door haar jeugdig voorkomen

en het, naar zijn oordeel, in den volsten zin beantwoorden aan de schoonheidsvereischten, eene groote aantrekkelijkheid in zijn oog had. Hoewel haar toilet eenvoudig was, in zooverre als dat door afwezigheid van alle sieraden en de, zoo te zeggen, neutrale tinten van hare kleeren alzoo genoemd kon worden, leverden maaksel en grondstoffen van dezen toch het bewijs, dat zij tot een voornamen maatschappelijken stand behoorde. Trouwens reizen in den regel burgermeisjes geen eerste klasse; want daartoe behoorde de wachtkamer, waar Robert ingetreden was.

Uit het bovenstaande zal de lezer hebben kunnen afleiden, dat Hingston haar goed opnam. Wie zou dat ook, in een dergelijk geval van gebrek aan bezigheid, niet gedaan hebben, zelfs al had hij het dubbele van Robert's leeftijd bereikt! Indien hij alleen was geweest, dan had hij ongetwijfeld zijn ongeduld moeielijk kunnen bed wingen, maar nu hij, telkens als haar neergeslagen blik hem daartoe de gelegenheid verschafte, het liefelijk gelaat aanschouwde, nu speet het hem niet, dat de wijzers van het uurwerk zich niet sneller voortbewogen. Die gelegenheid deed zich bijkans aanhoudend voor, want naar het scheen op wachten voorbereid, had zij, toen hij binnengekomen was, een boek uit haar handtaschje gekregen en was er met aandacht in gaan lezen. Wellicht was het slechts om zich eene contenance te geven, dat zij dat boek te voorschijn had gehaald en door zich, althans schijnbaar, in hare lectuur te verdiepen, voorkomen wilde, dat haar aanstaande medereiziger haar aansprak.

[ocr errors]

Ongegrond was dit vermoeden niet te achten, want is er iets aangenaams in gelegen eene schoone vrouw te kunnen aanzien, lang duurt het niet, of de begeerte komt bij ons op, ook haar stemgeluid te hooren. Hoe gaarne Robert haar had willen aanspreken menigeen zou in het lezen geen beletsel daarvoor gezien hebben - vreesde hij, dat, zonder voldoende aanleiding, eene dergelijke vrijheid voor gebrek aan goeden toon door haar aangezien mocht worden. Robert Hingston was van goede huize, welopgevoed en maakte aanspraak op den naam van gentleman; maar hij was er ook zoo zeer op gesteld, recht op die benaming te hebben, dat hij geen grooter leed zou gekend hebben, dan overtuigd te worden, strijdig met de goede manieren der hooge re klassen gehandeld te hebben.

« VorigeDoorgaan »