Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

der ondernemingen van den verchristelijker van het kapitaal, den beruchten Legrand-Dumonceau, die zoovele eenvoudige, vrome zielen in het verderf heeft gestort, door wie te goeder trouw hem haar spaarpenningen waren toevertrouwd. De graaf moet buitengemeen rijk zijn!

Welk een vandalisme! Aan wind en lucht wordt vrij spel gelaten. Zij zetten dan ook hun slooperswerk geregeld voort. Vele ramen zijn uit de vensters gelicht; van andere zijn de ruiten stuk. De behangsels van de wanden gescheurd, de plafonds verdwenen, de meubels weggehaald. Alles is even verweerd! Alleen de bibliotheek is nog aanwezig. Maar in welk een staat! De boeken lagen op de tafel opeengestapeld of op den grond verspreid. Naast oude werken, eeuwenoude folianten met perkamenten banden, zag ik bij een vluchtig overzicht geheele reeksen strijdschriften uit de laatste jaren, allen in clericalen geest. Ook de correspondenties van des graven vader en grootvader lagen op hoopen; van personen in de diplomatieke wereld met eere bekend, of tot de hofhouding behoorende, waren de brieven afkomstig. Voorts vond ik in hetzelfde vertrek een album met photografien en een ander met visitekaartjes, waarop de aanzienlijkste namen van België te lezen stonden. De kapel is nog in vrij goeden staat. Een geheime gang kwam daarop uit. Waar die aanving, scheen onze geleider, de tuinman, niet te kunnen of te willen zeggen. Wij beklommen nog den toren, die om het stevig middeleeuwsch houtwerk wel der bezichtiging waard is.

[ocr errors]

Niet lang kan het duren of het inwendige van het kasteel zal geheel gesloopt zijn, indien dit blootgesteld blijft aan het geweld van weder en wind. In het laatst der vorige eeuw is het eerst door de Oostenrijksche troepen, later door de fransche Jakobijnen geplunderd en beschadigd. Nog wijst men den bezoeker in een der benedenkamers een boven den schoorsteen geplaatst, met bajonetsteken doorboord portret van den vader des tegenwoordigen eigenaars. Het slot had een beter lot verdiend, dan daaraan beschoren is, ook om de geschiedkundige herinneringen, welke zich er aan vastknoopen. Men zegt, dat het gesticht is door Pepijn van Herstal. Bij een bezoek, door hem gebracht aan den beroemden Hadelijn, den apostel der Ardennen, die daar een kluis had laten optrekken, was hij getroffen door de schoonheid der streek en gaf hij last op dezelfde plek

[ocr errors]

voor hem een kasteel te bouwen. De Noormannen vernielden het in de 9de eeuw. In zijn tegenwoordige gedaante werd het in de 13de eeuw hersteld en van vijf torens, wallen en poorten voorzien. Het behoorde aan de familie de Beaufort, een der edelste geslachten van Luik, en kwam door een huwelijk der erfdochter van Beaufort met een graaf de Liedekerke in 1761 aan dit huis. Meer dan eens hebben de vlammen het geteisterd, of doorweekte een kostelijk bloed zijn bodem. In de dagen zijns voorspoeds was het vaak het verblijf eener schitterende hof houding. Een diepe weemoed overviel mij, toen ik de eenzame vertrekken doorwandelde, bij de gedachte aan het verleden. Hoe predikte alles mij daar de vergankelijkheid van de aardsche grootheid! Onder den somberen indruk van die prediking en van een gevoel van verontwaardiging over het vandalisme, waarvan ik getuige was geweest, trad ik naar buiten. De heerlijke natuur verdreef spoedig de pijnlijke gewaarwordingen.

[ocr errors]

Want het was een schoone weg, die ons op eenigen afstand van het door de familie de Liedekerke bewoonde slot Miranda, en door het dorp Celles, welks kerktorenspits boven de groene bladeren der haar omringende boomen zoo vriendelijk uitstak, voerde. De geschiedenis verhaalt, dat deze gemeente, die thans een bevolking van 1000 zielen heeft, haar ontstaan te danken heeft aan den reeds genoemden Sint Hadelijn, die uit een aanzienlijk geslacht van Aquitanië gesproten, na het eindigen van zijn apostolische loopbaan, aldaar een kluis of cel (cella) heeft gesticht, waarvan haar naam afkomstig is. Door de onbekrompen weldadigheid der heeren uit den omtrek, werd die cel weldra hervormd in een Benedictijner-klooster. - Het kerkje is zeer merkwaardig, zoowel om twee krypten of onderaardsche kerken die het bevat, als om de grafmonumenten, die het versieren. Daaronder is er een, dat uit de 14de eeuw dagteekent, een ander uit de 15de. In de kleine kapel van een liefdadigheidsgesticht van de zusters van St. Vincentius de Paulo is de grafstede van Sint Hadelijn, die daar destijds stierf en begraven werd. Een rijk versierde gothische kapel werd eenige jaren geleden tegen de oude basiliek aangebouwd en bevat de graven der familie de Liedekerke-Beaufort. Daar rust de oudste zoon, graaf Hadelijn, attaché van legatie,

die in den bloei zijns levens, op 32jarigen ouderdom den 7den Jan. 1875, door een noodlottig toeval moest sterven. Op de wildezwijnenjacht had de kapelaan van het kasteel het ongeluk hem. dood te schieten! Arme jonge man! Nog meer te beklagen pastoor!!

Te Celles sloegen wij den straatweg naar Neufchâteau en Dinant in en ontmoetten op twee kilometers afstand het gehucht van Boisseilles. Men vindt daar een kasteel en een boerderij, toebehoorende aan den baron Bonaert. Aan den voet der noordelijke helling van het gebergte ligt de kleine gemeente Foy-Notre-Dame, met hare 300 inwoners. Zij is belangrijk voor den toerist om haar kerkje, dat aan Onze Lieve Vrouw is gewijd, wier wonderdoend beeld elk jaar door een groot aantal bedevaartgangers wordt bezocht. Naar luid der legende heeft een timmerman, die den 6 Juli 1609 te Foy, in het bosch van den baron van Celles een grooten eikenboom kocht, bij het vellen daarin, dat beeldje, omgeven van roestig traliewerk, gevonden. Hoevele jaren hadden er niet voorbij moeten gaan, eer dat de boom er over heen gegroeid was! Het beeld werd eerst geplaatst in de kapel van het kasteel. Maar daar het vele genezingen verrichtte, en het aantal personen, die in bedevaart het kwamen vereeren, steeds aangroeide, is op de plaats waar die boom gestaan had, een kapel gesticht. Daarheen werd het overgebracht. De kapel is den 21 Nov. 1618 ingewijd, maar later in 1624 door een kerk vervangen. Die kerk is dezelfde, welke men er nog aanschouwt. Jaarlijks trekken er den dag na Pinksteren een groot aantal bedevaartgangers uit den geheelen omtrek samengevloeid, heen.

Op onze terugreis naar Dinant genoten wij van de bergvlakte uitgestrekte vergezichten. Onze blik omvatte panorama's, die schier onbegrensd schenen. De lucht was helder. Door het bosch Froidveau keerden wij naar Anseremmes terug, uitnemend voldaan over den onvergetelijken, welbesteden dag.

VI.

[ocr errors]

De Maasoevers ten noorden van Dinant. Les Fonds de Leffe.
Herinnering aan Karel den Groote. De Dames van Crève-
De vallei van de Molignée.
De ruïnen van
De droevige liefdesgeschiedenis van Gilles van

coeur.

Montaigle.

Barlaymont. Een bezoek aan het klooster van Maredsous. Het kloosterleven.

De Maasoevers, ten noorden van Dinant, lieten wij niet onbezocht. Ook zij verheugen zich telken jare des zomers in een druk bezoek. En wel verdiend is de roep, die van hen uitgaat, hoewel zij, naar mijn bescheiden meening, in verheven schoonheid moeten onderdoen voor de zuidelijke, waar wij onze tenten hadden opgeslagen. Velen, die er mede verlangen kennis te maken, vestigen zich in een der dorpen die er verrijzen: Yvoir, Godinnes, Lustin, Moulins, waar men in particuliere woningen toeristen en pension opneemt. De plaatsjes leenen zich bij uitstek als middelpunt voor allerlei kortere of langere uitstapjes, waaronder die naar de ruïnen van Annevoie, het kasteel Hun met zijn prachtig park, de oevers van den Boucq of Bocq, de bouwvallen van Poilvache naar luid der legende een stichting der vier Heemskinderen de vallei der Molignée met de indrukwekkende overblijfselen van Montaigle en het klooster Maredsous, de fonds de Leffe, boven anderen op een eervolle vermelding aanspraak hebben. Tengevolge van onze tijdelijke vestiging in Anseremmes, ook met het oog op den beschikbaren tijd, die ons niet eens veroorloofde met het gansche Maasdal en zijne vertakkingen tusschen Dinant en Givet kennis te maken, was het ons niet mogelijk al die punten te bezoeken. Wij moesten een keus doen. En wij bepaalden ons tot de Fonds de Leffe, en de vallei de la Molignée.

[ocr errors]

Het dal der Leffe kan men over Dinant gemakkelijk te voet bereiken. Wij doorwandelden de stad in hare geheele breedte, betraden aan het eind van de Rue de Leffe bij de gemeenteschool, een voormalig Minderbroeder-klooster, den faubourg van dien naam, en sloegen bij een fabriek, die vroeger een abtdij der Premonstratensen of Witte monniken geweest was, ter plaatse waar het riviertje

zich in de Maas stort, rechts af. Hier bevonden wij ons aan den ingang der vallei. Het stroompje spoedt zich van het westen naar het oosten in allerlei bochten voort, en brengt een aantal fabrieken in beweging, papier-, meel-, run- en houtzaagmolens. De vallei is eng en levert een verrassende verscheidenheid van gezichten op. Voor andere vertakkingen van het Maasdal behoeft zij in natuurschoon geenszins te wijken. Een smal voetpad loopt langs den oever, aan den voet van den haar omzoomenden berg, over wiens top zigzagswijze een straatweg u voert naar Dorinne en Ciney. Van dien top kunt gij het gansche dal gemakkelijk overzien. Geen half uur ver behoeft gij te wandelen om in het schoonste en merkwaardigste gedeelte, le Fonds, u te bevinden. Uit den rotswand aan de andere zijde ziet gij daar, half verscholen achter eenige dennenboomen, een waterstraal te voorschijn komen, die kletterend naar beneden valt en de fontein van Karel den Groote heet.

Aan uwe rechterzijde gaan de hooge met dichte bosschen gekroonde heuvels allengs over in een vruchtbare vlakte. Links verrijzen er eenige woeste, aschgrauwe, onvruchtbare, rotsachtige bergen, met wat spichtig en schraal groen getooid, waar de schaapherder met moeite het spoor zijner kudde volgt. Aan hun voet een fabriek met woning, boven wier dak een steengroeve zich vertoont, waarin evenwel het ontginningswerk gestaakt is. In de nabijheid daarvan aanschouwt met een wagenspoor, dat in verbinding met de groef staat, en dwars tegen den bergwand loopt, en een dertigtal in marmer uitgehouwen trappen. Geheel in de hoogte eenige gaten, die den vorm van een paardenhoef gezegd worden te hebben, volgens de overlevering de indrukselen van de pooten van den beroemden Beyaart, het ros der vier Heemskinderen. De legende verhaalt, dat dit paard, toen het met zijn kostbaren last op de bergvlakte, die zich tusschen Dinant en de Leffe uitstrekt, was aangekomen, op den voet gevolgd door den keizer en diens legerbenden, door een stouten sprong over de vallei op den tegenoverliggenden berg, zich aan de vervolging wist te onttrekken. Met zulk een kracht kwam het op den rotstop neer, dat zich zijn hoeven in het graniet afdrukten. Bij gebrek aan een wonderpaard zag de groote keizer geen kans den sprong te wagen. Hij daalde in de kloof af en gaf aan zijn troepen last in de

« VorigeDoorgaan »