Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

uur,

De wind was gaan liggen en langzaam hoorde ik mijn oude hangklok tikken en den loop des tijds aangeven. Het werd elf het werd twaalf uur,.- alles bleef stil. De lamp brandde in de goederenloods en ik hield de kist bestendig in het oog. Op eens werd de stilte nogmaals door het getik der telegraaf afgebroken, en nogmaals werd mij toegeroepen: „Geef acht op de kist." Ik gaf gehoor aan de waarschuwing. Daar was het, alsof ik in de richting van de kist een geluid hoorde, als van een schroef, die langzaam in een scharnier gedraaid werd. Mijn hart klopte hoorbaar; ik luisterde en toen ik het geluid nogmaals hoorde, stond ik langzaam op en sloop met het pistool in de hand met onhoorbaren tred naar de kist. Hier bleef ik stilletjes staan en hoorde hoe daar binnen in een grendel werd weggeschoven; nog een oogenblik en het deksel werd langzaam opgeheven. Ik werd angstig, op dit zonderling en akelig gezicht, maar nam spoedig een besluit en wierp mij op de kist. Wie of wat daarin mocht zijn, mocht er niet uit, dat stond vast; terwijl ik het deksel met mijn geheele zwaarte naar beneden drukte, hoorde ik een angstkreet. Ik wist nu, dat ik met geen spooksel te doen had. De in de kist opgeslotene poogde nu het deksel met geweld optelichten, maar zijn kracht was daartoe ontoereikend. Ik zat er boven op en zag om mij heen, om hier of daar iets te vinden, waarmede ik het deksel sluiten kon. Er lag een touw op den grond, dicht nevens mij; ik nam het op, trok het onder de kist langs, wond het er tweemaal om heen en knoopte het duchtig vast. Snel greep ik nu naar hamer en spijkers en in weerwil van het smeeken van mijn gevangene spijkerde ik de kist dicht, waarbij ik alles behalve spaarzaam met de spijkers te werk ging. Daarop maakte ik alarm met de telegraaf naar het naaste station en verzocht dringend om hulp; want ik was er zeker van dat wij nog niet aan het einde waren van hetgeen er dien nacht gebeuren zou. Ik blies de lamp uit en wapende mij met een korte ijzeren stang. „Men komt u te hulp," luidde het sein, en nu wachtte ik met meer kalmte de dingen af, die komen zouden. Er mochten nauwelijks tien minuten verloopen zijn, toen ik voetstappen hoorde. Er bleef iemand voor de deur staan, en daarop werd er zachtjes geklopt. Ik gaf geen antwoord. „Michel!" riep eene stem, en toen alles stil bleef, klopte de nachtelijke bezoeker iets harder. Ik hield mij nog steeds stil. Plotseling werd er met

kracht op de deur gebonsd; een der paneelen werd losgeslagen en een arm greep naar de grendel der deur. Met een snel besluit greep ik de hand. Er ontstond een vreeselijke worsteling; mijn tegenstander trachtte zich met alle geweld los te rukken, maar ik hield hem met ijzeren vuist vast. Wij mochten onze krachten ongeveer tien minuten gemeten hebben, toen mijn ongenoodigde bezoeker mij de komst van een trein aankondigde. Met inspanning van alle krachten beproefde hij nogmaals zich losterukken; maar ik liet hem niet los. Ik hoorde het gefluit van de locomotief en de trein hield stil; haastige schreden naderden. „Daar is hij!" riepen verscheidene stemmen en ik voelde, hoe mijn gevangene van buiten losgetrokken werd. Doe open!" riep mijn collega van het naaste station, en ik deed de deur open. De dief, want het was iemand van dat beroep, lag gebonden op den grond. De spoorbeambten traden binnen, verheugd nog bij tijds gekomen te zijn. „Een goede vangst!" meenden zij, „ dat brengt u 500 dollars op." Dit is nog niet alles," zei ik; „ik heb nog een tweede gevangene." Waar, waar?" klonk het van alle kanten. Ik wees naar de doodkist en verhaalde wat er gebeurd was.

[ocr errors]
[ocr errors]

"

[ocr errors]
[ocr errors]

Wij vonden het niet gemakkelijk de kist te openen. Wanneer alle doodkisten op die manier dichtgespijkerd waren," zei mijn vriend, zou ten jongsten dage geen sterveling kunnen opstaan." Wij kregen evenwel ten laatsten het deksel open, en eer nog het gewaande lijk tijd vond overeind te komen of gebruik te maken van zijn revolver, hadden wij ons van hem verzekerd. Het was een der gevaarlijkste roovers van Michigan, op wiens hoofd een prijs van 1000 dollars gesteld was en ik had dus door hem en zijn kameraad een staatspremie van 1500 dollars verdiend en ontving bovendien een aardig cadeau van den heer Eldridge, toen ik hem zijn 13,000 dollars bracht. Het was dus een voordeelige nacht voor mij geworden en mijn naam was er beroemd door geworden nog bovendien. Ik begeer intusschen niet voor de tweede maal zulk een nacht te beleven, want niet altijd komen er telegrammen, die door niemand afgezonden zijn.

ONZE VRIEND.

DOOR

H. H. MOREU.

Op een achtermiddag in de maand October hebben wij hem naar Tânah-Abang, de begraafplaats voor Europeanen te Batavia, gebracht. Toen ik mijn hoofd toevallig buiten den wagen stak, zag ik een langen trein van rijtuigen, zoowel voor als achter mij; en daar heel in de verte den welbekenden zwarten wagen, die in de laatste dagen zoovelen naar de stille rustplaats daar ginds gebracht had.

die woorden

„Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeeren," hadden mij al een geruimen tijd door 't hoofd gespookt, en terwijl ik daar zoo stapvoets heenrijd, wordt het mij een beetje benauwd van binnen en gevoel ik bepaald lust om den koetsier tot meerderen spoed aan te zetten. Want vrienden, 't was een booze tijd, en een jong Indisch ambtenaartje, die nog carrière moet maken, heeft in den regel een zeer sterken afkeer van 't stof. O, lieve hemel! denk ik in mij zelven, spaar alle goede menschen, omdat ze goed zijn, en de kwaden ook om goed te worden. In ieder geval behoor ik toch tot een van beiden en als alle menschen gespaard blijven, behoor ik er toch ook toe. Op deze wijze zit ik allerlei logische gevolgtrekkingen te maken, tot wij eindelijk de lange tamarindenlaan binnenrijden, uit den wagen stappen en de baar van nabij volgen. Zwijgend gaan wij voorwaarts. In menig

1880. II.

11

oog blinkt een traan; want wij allen gevoelen het, dat een lieve vriend, een edel en braaf mensch ons verlaten heeft.

't Is een booze tijd! Overal sluipt zij rond de gevreesde, die doodt zonder waarschuwing en den arme zoowel als den rijke onverhoeds op 't lijf valt. Kracht! wat is kracht bij de sterkte zij lacht met den blos op

van haar vuist! Gezondheid, jeugd!

uw wangen en smakt u ter neder. In 't kettingkwartier is zij doorgedrongen en heeft menigen boei geslaakt. Sloten en grendels kunnen haar niet weerhouden. Kampong op kampong heeft zij bezocht en overal waar zij doortrok heeft zij slachtoffer op slachtoffer gemaakt in die huisjes van bamboe, half verscholen tusschen 't groen. In 't volkrijke Chineesche kamp heeft zij schrikkelijk gewoed en is toen, de hoofdwegen volgende, meer edele slachtoffers gaan zoeken in de groote huizen van marmer op 't Plein en in de uitgestrekte wijken daar omheen. Want de cholera is bepaald democratisch van aard; rang, stand, kleur zij slaat er geen acht op, alles is haar gelijk, alles wijkt voor de verschrikkelijkste aller plagen.

--

De vriend, om wiens graf wij op dien achtermiddag stonden, was nog niet lang in Indië. Zijn juisten leeftijd ben ik nooit te weten gekomen, maar heel jong was hij zeker niet, hoewel zijn voorkomen en eenigszins gebogene houding hem ouder deden schijnen dan hij werkelijk was.

Luitenant van Dinges, die toen juist door een vermaard duel een vermaarden naam begon te krijgen, had hem op het eerste gezicht, Ouwen heer" genoemd, en de „Ouwe" heeft hij geheeten tot het einde toe. Hoe 't kwam is mij nooit recht duidelijk geworden, maar onmiddellijk waren het allen eens, dat de Ouwe een uitstekend mensch moest zijn. Wij woonden in een commensalenhuis en moeder van Bemmelen, de eigenares, had al aanstonds ingezien, dat die man en niemand anders haar vertrouwde moest worden, en werkelijk, in de wijze waarop hij zich een bittertje inschonk, in den vergenoegden glimlach om zijn lippen en in den opslag van zijn oog zat iets, dat een mensch dadelijk voor hem innam en tot vertrouwen uitlokte.

Veel spreken deed de Ouwe niet, en als hij, daartoe dringend uitgenoodigd, met een ui voor den dag kwam, dan werd er, ja, gelachen, maar dit was louter uit beleefdheid en anders niet.

Maakte onze vriend in 't debiteeren fiasco, als toehoorder was hij onbetaalbaar en zijn hartelijk gelach, dat schrikkelijk aanstekelijk werkte, heeft menige aardigheid gered, die anders reddeloos zou verloren gegaan zijn. Dit alles maakte hem tot een middelpunt en zijn oordeel begon langzamerhand onder ons jongelui gezag te krijgen. Had een onzer een perkara," de Ouwe werd in den arm genomen en er op uitgezonden. Hoe lastig de zaak ook mocht wezen, de Ouwe was altijd bereid haar op zich te nemen en met een onmiskenbaren takt wist hij ons uit menig netelig geval zonder kleerscheuren te redden.

[ocr errors]

Zoo werd de Ouwe onze vriend en tevens onze raadgever en helper. Velen van ons stonden boven hem in kennis en ontwikkeling, maar in liefde tot den naaste, in goedheid van hart en edele zelfverloochening was hij ons allen de meester. Zijn ziel kende geen egoïsme en al zijne handelingen sproten voort uit liefde. Die liefde was een mijn waaruit wij allen geput hebben. Daar zijn er niet velen in de wereld, van wie men zeggen kan, dat zij altijd goed en altijd vriendelijk zijn. Geloof mij, de markt is ook in Indië niet overvoerd met die waar, en als gij zulke menschen op uwen levensweg ontmoet zoo zegen uzelven, want evenals het klompje stof door de nabijheid der roos een deel van hare zoete geuren erlangt, zoo wint ook uw hart door de gemeenschap met die kinderen des Hemels.

Wat ons in den Ouwe soms hinderde, was zijn groote spaarzaamheid. Toen er in 't achterste en vochtigste gedeelte van het huis een kamer open kwam, was hij onmiddellijk gaan verhuizen met geen ander doel dan om ƒ 15 's maands te besparen. Voor een bagatel had hij een kleinen jongen in dienst genomen, en dikwijls zagen wij hem met den borstel in de hand zelf aan 't schuieren en poetsen. De jongen deed genoeg, beweerde hij. Manilla's kocht hij alleen voor de bezoekers en rookte zelf allergemeenst bocht. Wijn dronk hij niet: dat was niet goed voor zijn gestel, vertelde hij. Karretjes waren zijn geliefde vervoermiddelen, omdat zij zoo goedkoop en gelijk hij beweerde niet zoo gevaarlijk

als dos-à-dos waren. Dat de Ouwe aan 't potten was, begrepen wij terstond, doch waarvoor en met welk doel! Menigmaal hadden wij uit zijn eigen mond de verzekering gehoord dat spaarzaamheid zijn deugd niet was, en hij overdrevene zuinigheid al even

« VorigeDoorgaan »