Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

verschillende van vroegere pauselijke familiën, is de familie Mastaï zonder eergierigheid, en heeft nooit eene poging gedaan om de hooge betrekking van haren bloedverwant tot haar voordeel aan te wenden. De paus zelf is een-en-zeventig jaar oud, en daar zijne broeders, even als zijne voorzaten, bewijzen, dat de familie Mastaï eene langlevende is, zou het wel kunnen zijn, dat dit pontificaat een der langsten misschien de langste van allen wezen zal.

--

Napoleon III en de autoriteit. Keizerin Eugenia liet te Biarritz bij haar kasteeltje eene kapel bouwen. Nadat deze was voltooid, ging Napoleon er eens heen, om haar te bezigtigen. Hij vond alles uitstekend, en maakte er den architect, die hem geleidde, zijn compliment over; inzonderheid prees hij den echt Katholieken geest, die zich in het geheele gebouw, zoowel in de constructie als in de ornamenten, kenmerkte. Sire!" antwoordde de architect, #het strekt mij tot eene groote eer, Uwe Majesteit ook in dit opzigt te hebben bevredigd, en dat te meer, daar ik Protestant ben." De keizer, een weinig verrast, wendde zich tot een zijner adjudanten en zeide: " Begrijpt gij dat? · Een Protestant ?” De adjudant glimlachte eens, en antwoordde : "Sire, ook ik ben Protestant." -- Verbluft keek de keizer nu zijn tweeden adjudant aan, en deze zeide op zijne beurt: "Ik ben het ook, Uwe Majesteit!" Napoleon sprak er geen woord over, dat hij door Protestanten omringd was, maar zeide alleen, na eenig hoofdschudden: "Ik begrijp niets van eene religie, die geen autoriteit erkent.”

--

-

De voetenwarmers. In de Dresdener Nachrichten wordt het volgende als letterlijk waar" medegedeeld.

Een klein gezelschap uit een Saksisch grensstadje deed eene sledevaart naar een naburig dorp in Boheme, en had zich tegen de koude van warmflesschen voorzien. Daar gekomen, vond men den vurigen Hongaarschen wijn uitstekend, en men besloot eenige flesschen daarvan mede naar huis te nemen. Om echter het inkomend regt te ontduiken, werd de wijn in de warmflesschen gedaan, en zoo het koningrijk Saksen binnengesmokkeld. Digt bij huis intusschen werd nog eens stilgehouden, om zich in eene Saksische herberg wat

te ververschen. Bij het weder instappen der sleden roept een heer uit het gezelschap op eens: // Maar wat weerga nog toe, onze warmflesschen zijn heet!" De anderen verbleekten. Nu echter trad de huisknecht voor den dag, met een gezigt, waarop de zelfvoldoening te lezen was, en riep: "De flesschen waren allemaal koud geworden: daarom heb ik ze leêggegoten, en er heet water in gedaan."

English. In zeker Engelsch hotel vindt men het volgende reglement opgehangen, hetwelk de Engelschen in hunne intime gewoonten kenschetst, en duidelijk bewijst dat zij niet alles shocking vinden, wat bij hen te huis plaats heeft. Dit zonderlinge reglement luidt woordelijk: De heeren worden verzocht hunne voeten des winters niet op den haard en des zomers net op de vensterbank uit te strekken. De dames worden verzocht hare namen niet met diamantnaalden op de glasruiten te krabbelen. Zij worden verzocht niet alle vijf minuten om het kamermeisje te schellen. De heeren-alleen mogen niet op den horen blazen, zich aan tafel niet den bakkebaard kammen, of, indien zij het doen, den kam niet naast hun bord nederleggen. De dames gelieven zoo goed te zijn hare neuzen niet in alle · schotels te steken, en hare vingers niet in alle sauzen te stippen, om ze te proeven. Men mag niet drinken wanneer men den mond vol heeft, en niet om de korsten der pasteijen vechten."

Geen aangename korts wijl. In den afgeloopen winter legde een vrolijke snaak op een bal aan de aanwezige dames een val, en had de voldoening dat velen, die hem hoorden, er in liepen. Midden in eene quadrille namelijk haalde hij een chignon uit zijn zak, hield hem omhoog, en riep: "Ik heb hier iets gevonden; wie heeft het verloren ?" Bij deze woorden grepen de meesten der aanwezige dames terstond naar haar achterhoofd, om te voelen of de haardot daar nog vastzat of niet. Al de heeren borsten in een luid gelach uit; want die dames hadden daardoor duidelijk bewezen, dat zij valsche chignons droegen.

[ocr errors]

De zaak was eene weddingschap, en de chignon, die voor den dag was gehaald, was alvorens bij een friseur gekocht.

De Africaine heeft te Parijs reeds hare honderd-vijfen-twintigste voorstelling gehad, en in het geheel anderhalf millioen francs opgebragt. Bij deze gelegenheid heeft men nagegaan, hoeveel tijd de meest gezochte opera's te Parijs noodig hebben om tot hare honderdste voorstelling te komen. De Africaine had daartoe tien maanden noodig; de Muette twee jaren en drie maanden; de Profète even zoo; de Huguenots drie jaren en vijf maanden; Guillaume Tell vijf jaren en eene maand; de Juive vijf jaren en vier maanden; El Trovatore zes jaren en dertien dagen; Lucie zes jaren en drie maanden; La Vestale acht jaren en drie maanden, en Moïse elf jaren en drie maanden.

De dochter van mevrouw de Stael, de barones de Broglie, was eene uitstekende schoonheid. Men beweert van haar, dat prins Talleyrand door hare bekoorlijkheden zoo betooverd werd, dat hij dikwijls de opmerkzaamheid uit het oog verloor, die hij aan hare talentvolle moeder verschuldigd was. Toen zij zich eens op een watertogtje bevonden, zocht mevrouw de Stael den prins in verlegenheid te brengen door hem te vragen: // Maar indien de boot nu eens omsloeg, wie zoudt gij dan redden, mij of mijne dochter?" — "Mevrouw," antwoordde Talleyrand glimlagchend: bij uwe buitengewone talenten zou in de onderstelling, dat gij niet zwemmen kondet, eene beleediging voor u liggen; het spreekt derhalve van zelf, dat ik in dergelijk geval uwe dochter redden zou."

Zeldzame tegenspraak.

[ocr errors]

Een rijk man, die altijd veel met zijne weldadigheid en vroomheid praalde, liet zich eene fraaije villa bouwen, en tusschen de middenvensters op de eerste en tweede verdieping, met reeds van verre in het oog loopende gouden letters, de woorden plaatsen: KOMT TOT MIJ GIJ ALLEN, DIE VERMOEID EN BELAST ZIJT! Opdat echter de toevloed bij hem niet al te groot en de zin van het heilige bijbelwoord niet al te letterlijk opgevat worden zou, was hij zoo verstandig geweest om aan de ingangsdeur van den tuin, die de villa omringde, een bordje te laten spijkeren, met de woorden: TOEGANG VERBODEN,

"Men kan toch som tijds rare menschen aantreffen!" zeide kortelings een spotvogel tot een vriend. "Hoe dat ?" vroeg deze, die meende dat hij hem voor de gek wilde houden. "Wel, van morgen hoorde ik iemand zeggen, dat hij er heel wat voor zou willen geven, indien hij maar een oog had." " Och kom!" riep de ander. "Nu wilt ge me ook weêr wat wijs maken! Wie zou zoo mal wezen om te wenschen, dat hij maar een oog had!"

// Het is toch zoo; maar ik vergat er bij te zeggen, dat de man stekeblind was."

[ocr errors]

Uit een chirurgicaal examen. EXAMINATOR tot den examinandus, dien hij eene strikvraag wil doen: // Bij ongelukken komt het er, zoo als gij weet, voor een chirurgijn voornamelijk op aan, dat hij terstond het vereischte hulpmiddel weet te vinden. Welk artikel zoudt gij nu met u nemen, wanneer plotseling iemand uw huis binnenkwam met het berigt, dat een leidekker boven van den toren op straat was gevallen ?" EXAMINANDUS: // Een bezem, om

den boel op te vegen."

Dames-hartstogten. - ELLA. Och, Mary, wat zijt gij gelukkig! Men kan het ons vrouwen niet ten kwade duiden, dat wij zoo met de militairen dweepen. Zoo aan den arm van een officier te wandelen !" MARY O ja, en dan worden ze ook nog met muziek begraven."

"Hebt gij wel eens een aap geschoren?" vroeg iemand, die zichzelven voor een schranderen bol hield, aan een barbiersleerling. // Neen," was het antwoord; ik wil het wel eens probeeren. Ga even zitten."

maar

Op een beruchten gierigaard viel, terwijl hij sliep, de hemel van zijn ledekant neder, en bragt hem verscheidene niet onbelangrijke kwetsuren toe. Toen professor K*** dit vernam, riep hij uit: O regtvaardige hemel !"

NABIJ DE WEST-PYRENEËN.

De bepaling der natuurlijke grenzen, die op alle punten der

aarde aan geographen en staatsmannen menig uur hoofdbrekens gekost heeft, kan wel nergens minder aan twijfel onderhevig zijn, dan tusschen Frankrijk en Spanje. Inderdaad, de natuur kan de grenzen naauwelijks scherper en meer bepaald voorteekenen, dan zij deed, toen zij het Iberische schiereiland van het overige Europa scheidde, en tusschen den Atlantischen Oceaan en de Middelandsche zee dien ontzaggelijken bergkam opwierp, dien wij Pyreneën noemen. Op eene lengte van zes-en-vijftig mijlen, bijna in een enkelen scherpen rand, zich uitstrekkende, en zich op verscheidene plaatsen tot eene hoogte van 12,000 voet verheffende, staat dit gebergte als een muur tusschen de twee landen; alleen zoompaden brengen den reiziger er over, en ook zij slechts op eene hoogte van nagenoeg 10,000 voet, terwijl zij daarenboven het grootste gedeelte des jaars geheel ontoegankelijk zijn. Men vraagt zichzelven te vergeefs, welke waarheid er liggen mag in het gezegde, dat men reeds zoo lang hoort, wanneer er van het verkeer tusschen Spanje en Frankrijk sprake is: Er zijn geen Pyreneën meer!" De thans bestaande communicatiewegen zijn op verre na niet voldoende om deze uitspraak te regtvaardigen.

Zeker zijn zij niet zoo weinig beteekenend, als men na het zoo even aangemerkte misschien mogt denken. Twee groote wegen bevorderen het verkeer tusschen den romp van Europa en zijn westelijkst lid; maar beide wagen zich niet in de eigenlijke bergketen. De eene, geheel in het westen, door Bayonne bestreken, loopt door de heuvels, waarmede het gebergte tot den Atlantischen Oceaan afdaalt; hij verdeelt zich dan weldra, terwijl hij ter regter zijde over Irun en door de Baskische provinciën naar Oud-Castilie loopt, en ter linker zijde zich over Elizondo naar Navarra toewendt. De andere, in het oosten, door Perpignan bewaakt, loopt, onder de kanonnen van het fort Bellegarde door, Catalonië in, en dus ook niet door de eigenlijke Pyreneën, 1866. III.

12

« VorigeDoorgaan »