Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

echter genoegzaam opgegroeid en vond zij vrijheid hare taak aan een ander op te dragen en naar hare ouders terug te keeren.

mans:

Na den dood van haren vader in 1854 verliet zij moeder, broeder en zusters, om zich naar eene gehuwde zuster in Indië te begeven; doch reeds in 1856 keerde zij naar het vaderland terug, waar zij kort daarna den heer van Velthoven, een kapitein ter koopvaardij, huwde. Van toen af liet zij de pen rusten; zelfs staakte zij den arbeid aan een uitgebreid werk op godsdienstig terrein, dat zij onderhanden had genomen. In de voorafgegane jaren waren hare roTwee gevangenen op het slot van den Bergh (uit het laatst der veertiende eeuw), Alcmenon (een verhaal uit den Griekschen tijd) en Hillegonde (een roman uit den grafelijken tijd) in het licht verschenen. Verscheidene tijdschriften hadden novellen van haar opgenomen, en hare losse gedichten waren voornamelijk in den Evangeliespiegel, in Maria en Martha en in den Gelderland geplaatst. In den jaargang 1853 van dit laatste tijdschrift vindt men haar gedicht Aan Gelderland, hetwelk getuigt van den diepen indruk, dien de natuurtooneelen van dat gewest op haar gemaakt hadden. Zij zegt daar:

Van al de landen op deze aard

Is Gelderland mij 't meeste waard,
Blijft Gelderland mij uitverkoren.

Maar de wensch is niet vervuld, dien zij in de slotregels der laatste strophe ontboezemde:

Ja, tot mijn laatsten levensstond,
Spreek ik het uit, met blijden mond:
'k Ben in dat schoone land geboren!

En buigt zich eens mijn pelgrimsstaf,
'k Vind' dan in d'eigen grond mijn graf,
Waaraan mijn wieg mogt toebehooren!

Gelijk wij zoo even zeiden, legde zij de pen neder, toen zij zich in het huwelijk had begeven; want niet geringe zorgen rustten toen op haar; en het eenige, in dat tijdperk door haar vervaardigd of althans publiek gemaakt, is een gedicht, haar door hare nieuwe levensbetrekking in

de pen gegeven. Aan eene driejarige afwezigheid van haren echtgenoot, den heer van Velthoven, had dat gedicht, de Vrouw van den Zeeman, geplaatst in de Tijdstroom van 1861, zijn ontstaan te danken. Allen, die betrekkingen op zee hebben, zullen tot in het diepst hunner ziel de waarheid gevoelen van het couplet:

O vreeslijke tijd, als de storm om ons woedt
En wij denken dat ginds op het nat
Het vaartuigje kampt, dat het kostlijkste goed
Wat ons lief is en dier is bevat !

Dat sloopt onze krachten, dat schokt onze ziel,
Tot de tijding der vreugd ons genaakt,

Die ons meldt, dat de Heer weêr de drijvende kiel
Met geheel onzen schat heeft bewaakt.

Zij wijdde zich thans geheel aan de opvoeding der kinde ren, over welke zij eene tweede moeder was geworden, eene taak, die zij, gedurende de veelvuldige afwezigheid van haren echtgenoot, steeds met de grootste zorg waarnam. Hare schoonste getuigenis is, dat zij de opregte liefde der kinderen verwierf, bij welke zij de eigene moeder verving. Haar zelve werden twee kinderen geschonken, van welke het oudste stierf, doch het jongste, hare vreugd en hoop, in het leven gespaard bleef.

en

Wat zij niet vermoed had dat geschieden zou, namelijk, dat zij zich andermaal naar Indië zou begeven, gebeurde. Haar echtgenoot had eene zaak in Cheribon aanvaard, beide moesten dus de reis derwaarts ondernemen, waar zij in Februarij 1861 aankwamen. Toen Java in het verschiet blaauwde, vlamde haar dichtvuur weder op, en stortte zij haar gevoel in een zang uit, van welken de volgende strophen tot de treffendste behooren :

Niet op uw purper of zilver of goud,
Noch op uw schatten, uw kostbre juweelen,
Wat ook de jeugd met illusie moog streelen,

Heeft zich mijn hoop en verwachting gebouwd.
'k Zoek slechts een huisje van bamboe en bloemen,
Waar ik als vrouw mij gelukkig kan noemen,
En zich de toekomst niet duister ontvouwt.

Java! straks zet ik mijn voet op uw grond.
Land, dat zoo menigen blik heeft betooverd,
Dat door der vaderen moed werd veroverd,
En van uw schatten ons overvloed zond!
1866. III.

2

'k Zoek met mijn oog naar uw helderen hemel,
En bij al 't aardsche en 't vreemde gewemel
Sla ik blijmoedig mijn blik in het rond.

Bergen vol groen en een blaauwende kust!
Zie, als een vrouw, die haar kind wil vertroosten,
Rijst daar de zon aan den hemel van 't Oosten,
Die ons bemoedigend toelacht en sust.

Vriendelijk straalt zij den reiziger tegen

En toont hem aan, dat haar glans en haar zegen
Op hem, die bidden en werken wil, rust.

Ook te Cheribon verwierf zij zich veler liefde en oefende zij een heilzamen invloed in haren kring uit. Zij predikte niet, maar wist, gelijk eener Christelijke huisvrouw betaamt, haar huis met wijsheid te regeren en door woord en voorbeeld het goede zaad rondom haar uit te strooijen. Zooveel mogelijk drong zij bij de zendelingen, met welke zij in kennis kwam, op het oprigten van scholen aan. Naar haar inzien moest men der inlandsche jeugd onze moedertaal leeren en haar langs dien weg beschaven. // Wanneer zij rijp zijn gemaakt," schreef zij, " of liever, wanneer de grond is toebereid om het goede zaad te ontvangen, dan zal het als van zelf vruchten dragen. Als men algemeen zoo werkte, zou het er, geloof ik, over een vijf-en-twintig jaar geheel anders in onze koloniën beginnen uit te zien."

Zij erkende echter zonder vooroordeel het goede waar zij het vond en door wien het ook verrigt werd; want ingenomenheid tegen andersdenkenden was haar geheel vreemd. Maar daarom wist zij zelve toch wel, op welken grond zij stond, en bleef zij de kinderlijk geloovige Christin, zonder van haar regt van onderzoek afstand te doen. Zij had voor zichzelve de vastheid gevonden, die niet ligtelijk door de stormen der theologische kritiek geschokt kon worden. Na met het Leven van Jezus door Renan kennis te hebben gemaakt, schreef zij aan hare betrekkingen: „Toen ik Renan's werk had gelezen, was het mij eerst als Maria, toen zij bukte bij het ledige graf, en op de vraag: "Wien zoekt gij ?” antwoordde: Zij hebben mijnen Heer weggenomen, en ik weet niet waar zij hem gelegd hebben." Maar die twijfel houdt bij een opregt nadenken spoedig op. leemten, er is zoo veel opzettelijk over het

Er zijn zooveel hoofd zien van

alles wat Jezus voorspelde, zulk eene angstige vermijding zijner wonderen, terwijl hij zoo tegeningenomen schijnt met den apostel Johannes, en in de opwekking van Lazarus Jezus zulk eene valsche rol laat spelen, dat men, even als die zelfde Maria Magdalena, wanneer men het hoofd opheft, zijnen Heer erkent, en alle twijfel wordt weggenomen."

Hare aardsche loopbaan spoedde intusschen ras ten einde. In het begin van 1865 openbaarde zich de vreeselijke kwaal (kanker in de borst), die haar van hier zou wegrukken. Zij hoopte nog te mogen terugkeeren naar het vaderland, doch die begeerte kon, om ons onbekende redenen, niet vervuld worden. Wij willen hier niet uitweiden over haar lijden; het onderwerp is te pijnlijk en de strijd is volstreden; maar wel vermelden, dat haar vast geloof haar zoodanige berusting en kalmte schonk in eene der allerzwaarste beproevingen, die aan de vrouw kunnen opgelegd worden, dat zij geestkracht genoeg behield om de verslagene betrekkingen, die haar omringden, te vertroosten en hunnen geest naar hooger te rigten. Werpt uwe bekommernissen op den Heer," sprak zij, die het altijd wel gemaakt heeft en voor ons zorgt. Ik zal stil afwachten wat God over mij besloten heeft." En stil berustend heeft zij afgewacht tot den einde.

Den 23 Januarij 1866 sloeg hare laatste ure, en in den morgen van den 24sten werd haar stoffelijk overschot te Cheribon aan den schoot der aarde toevertrouwd op eene wijze, die getuigde hoezeer zij de algemeene achting verworven had. Een aantal dames vereenigden zich, om het doodskleed te naaijen en het lijk in dit laatste tooisel te hullen, terwijl zij de lijkkist met daartoe opzettelijk medegebragte bloemen versierden. Al de te Cheribon aanwezige heeren begeleidden den lijkstoet, die door zestien koetsen gevolgd werd, en nadat de predikant eene treffende lijkrede had uitgesproken, strooide elk dier heeren eene handvol bloemen op het graf.

Aldus werd met bloemen bedekt die zelve eene bloem op aarde was geweest, geen schitterende tulp, maar een bescheiden viooltje, dat alleen in de naaste omgeving hare geuren verspreidde, geuren echter, die blijvende zijn en opstijgen tot den troon des Almagtigen.

TUSSCHEN DRIE WERELDDEELEN.

Waar op de geheele wereld," roept de Franschman Am

père uit, heeft men eene tweede stad, die een Alexander stichtte, een Caesar verdedigde en een Napoleon veroverde ?” Inderdaad, groote namen zijn verbonden aan de meer dan tweeduizendjarige geschiedenis van de beroemde handelstad aan den uitloop van de Nijl-delta, en de beschaving des menschdoms heeft aan de stad van Alexander veel te danken. Daar, waar de heilige Nilus zijne vruchtbaar makende wateren naar de Middellandsche zee henenwentelt, ontdekte de groote Alexander in het jaar 323 vóór de geboorte van Christus de plek, waarop hij de stad grondvestte, die tot op heden zijnen naam draagt. Slechts een klein gehucht, met eene haven, Rhacotis geheeten, lag daar ter plaatse, en daartegenover het eiland Pharos, het verblijf van Proteus. Gelijk Diodorus verhaalt, ontwierp de groote Macedonische koning zelf het plan tot de stad, die weldra in hoogen bloei geraakte. De scherpe blik van Alexander had goed uitgezien; want de stad bestreek den handelsweg naar Arabië en Indië; de handel er van klom tot eene uitgestrektheid, die men zich nooit had durven voorstellen, zoodat, ten tijde der Romeinsche keizers, in de geheele Oude Wereld Rome alleen Alexandrië overtrof. De muren der laatste stad, die een omvang van bijna zeven uren gaans hadden, bevatteden weleer eene bevolking van 600,000 zielen en eene groote menigte tempels en paleizen, wetenschappelijke inrigtingen en kunst verzamelingen.

Het is naauwelijks mogelijk van Alexandrië te spreken, zonder tevens van den vuurtoren, een der zeven wonderen van de Oude Wereld, en de beroemde bibliotheek te gewagen. De vuurtoren werd door Ptolemaeus Philadelphus op eene rots aan het noordoostelijk einde van het eiland Pharos opgerigt, en uit dien hoofde dragen ook de vuurtorens thans nog in de Romanische talen den naam Pharos. Volgens Strabo was het een hoog vierkant gebouw van wit marmer, dat ten opschrift droeg: "Sostratos van Knidos, de zoon

« VorigeDoorgaan »