Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

cent interest uitgekeerd." "Dat is derhalve een inkomen van honderd veertig pond jaarlijks, papa!" zeide ik; en ik mag daarover beschikken? O hoe mooi! Dan zal ik alle dagen een rijtuig nemen en met u toeren gaan, moeder! want de doctor heeft gezegd, dat dit tot herstel van uwe gezondheid zeer dienstig zou wezen; en Fanny kan op eene goede jongejufvrouwenschool gaan. Ook zullen wij een nieuw tapijt voor de huiskamer koopen, en gij en ik moeten volstrekt nieuwe zijden kleedjes hebben; het mijne moet lichtblaauw wezen."

Nog vijftig andere fraaijigheden liepen door mijn opgewonden brein. Toen zeide mijn vader, terwijl hij mij op het voorhoofd kuste: "Wel nu, Ellen, ik wensch u geluk met uw legaat; maar met al die plannen zoudt gij uw geld spoedig hebben uitgegeven. Wij zullen daarover spreken, als gij tijd gehad hebt er over na te denken.". Met deze woorden verliet hij de kamer.

[ocr errors]

"O moeder, wat ben ik blij!" riep ik uit. Ik vind het heel lief, dat mijnheer Woodman zoo aan mij gedacht heeft, omdat hij meende dat ik niet mooi genoeg was om een man te krijgen; want dat ik niet mooi ben, weet ik heel goed." "Voor mij hebt gij het liefste en vriendelijkste gezigt van de geheele wereld, goede Ellen!" antwoordde mijne moeder. "Gij zijt mijn troost en mijn steun in al deze jaren van nood en armoede geweest. Ik vind het, even als gij, heel aardig van den heer Woodman, dat hij u dit geld heeft vermaakt, ofschoon hij zich wel wat kiescher had kunnen uitdrukken. Hij kende de geldverlegenheden van uw vader, en wist dat deze niet naar behooren voor u kon zorgen. Ik weet, kindlief, dat dit uw vader altijd zwaar op het hart heeft gedrukt; dit legaat bevrijdt hem nu van deze zorg, dat is, wanneer gij niet te trotsch zijt om geld aan te nemen, omdat... "Omdat ik leelijk ben, moeder ?" vulde ik aan. "O neen, daar ben ik in 't geheel niet te trotsch toe. Denk eens wat met al dat geld niet gedaan kan worden! Ik heb altijd gewenscht eenig vermogen te bezitten, maar van dezen kant had ik het zeker nooit verwacht. Maar vertel mij nu eens wat meer van dat testament! Wie krijgt al het overige, en hoeveel bedraagt de geheele nalatenschap wel?" Het schijnt, Ellen, dat de heer Woodman in

het geheel dertigduizend pond heeft nagelaten; daarvan zijn zesduizend aan legaten vermaakt. De voornaamste erfgenaam is een neef in Amerika, van wien tot dusver niemand iets gehoord had. Hij is, zoo als men vertelt, de zoon eener zuster van den overledene, en moet voor een jaar of twintig uit het huis zijner ouders zijn weggeloopen. Deze neef en de nalatenschap, die hij te wachten heeft, is natuurlijk een streep door de rekening van velen, die op een gedeelte van het vermogen gerekend hadden; iedereen stond van dit testament te kijken.” // En wij zeker niet het minst, moeder! Wat krijgt mijnheer White wel?" - Twintig pond, om een trouwring te koopen." "Nu begrijp ik het leelijke gezigt, dat hij zette, toen ik hem tegen kwam !" Thans verhaalde ik mijne moeder wat hiervan was, en vervolgde "Waarlijk, moeder, het komt mij toch zonderling wanneer ik er aan denk, dat andere meisjes door hare schoonheid haar fortuin maken, en ik dit nu juist door mijne leelijkheid doe!"

toen:

/ voor,

[ocr errors]

Toen ik alleen was, dacht ik over het voorgevallene na. Mijne aandoeningen waren van zeer gemengden aard. Het was zeker eenigzins beschamend, dat mij zoo in het gezigt werd gezegd, dat ik te leelijk was, dan dat ooit een zin in mij zou krijgen; want ik moet bekennen dat ik, in weêrwil van mijne niet schoone gelaatstrekken en de vieren-twintig jaar, die ik reeds achter den rug had, altijd eene stille hoop had gekoesterd, dat de een of ander om mijn liefdevol hart, dat ik in ruil kon aanbieden, genegenheid voor mij zou opvatten. Intusschen troostte ik mij met de gedachte, dat voor Fanny en mij nu gezorgd en mijn goede vader van zijne bekommeringen ontheven was. Ik dacht aan de vele gemakken, die een jaargeld van honderd veertig pond, in vereeniging met ons overig matig inkomen, ons kon verschaffen, en ik begon bijna trotsch te worden op mijne leelijkheid. Wanneer mijn vaders oudste dochter een mooi gezigtje had," zeide ik bij mijzelve, dan zou haar geen legaat gemaakt zijn; zij zou waarschijnlijk in het huwelijk zijn getreden, en had dan hare moeder niet kunnen oppassen, noch voor haren vader zorgen, zoo als zij nu doen kan. Er is altijd het een of ander, wat de wederwaardigheden in ons leven vergoedt of er tegen in de weegschaal gelegd kan

worden. De menschen zullen wel veel over mijn legaat spreken, en ik zal er menige boosaardige aanmerking over moeten hooren; maar daar zal ik mij niets van aantrekken."

II.

EENE SOIRÉE.

Ik werd langzamerhand aan het denkbeeld van mijnen rijkdom gewoon; de verwondering over het testament van James Woodman, mijn legaat en den onbekenden neef in Amerika had opgehouden. Ik kreeg natuurlijk menige spotachtige aanmerking over mijn legaat en de aanleiding daartoe te hooren; maar ik had niets anders verwacht en was er op voorbereid, ofschoon het juist niet aangenaam is, door den een of ander boosaardigen nijdigaard te worden aangesproken met de woorden: Ei, ei, juffertje! Niet mooi te wezen heeft ook al zijn voordeel, zoo als ge ziet?" Of den een of anderen straatjongen in het voorbijgaan te hooren roepen: Kijk, Piet! Daar heb je haar nu, die al dat geld geërfd heeft, omdat zij zoo leelijk is!" Maar dat alles sleet met den tijd, en werd eindelijk vergeten.

Ik deed nu dagelijks met mijne moeder een toertje, en had het onuitsprekelijk genoegen te zien, hoe hare gezondheid zich bij den dag verbeterde. Wij allen waren gelukkiger dan wij sedert langen tijd waren geweest, daar de drukkende zorgen der armoede van ons waren weggenomen. Mijn vader stapte als verjongd weder voort; verlegenheden ten opzigte zijner zaken, en de daaruit voortvloeijende ontberingen voor zijn gezin, hadden hem zeer ter neêr gedrukt. Het eerlooze gedrag van een man, voor wien hij borg gestaan had, was de eerste oorzaak van deze geldverlegenheden geweest; en ofschoon zij nog niet geheel waren uit den weg geruimd, het voornaamste waren wij toch te boven. Fanny bevond zich thans in een uitstekend opvoedings-instituut, en maakte groote vorderingen. Ik had nu ook tijd om eens aan mijne eigene beschaving, die nog wel wat te wenschen overliet, te denken, en daarbij ontdekte ik, dat ik veel talent voor muziek en eene vrij goede stem had. Eene lief

hebster van muziek was ik altijd geweest, maar ik had mij moeten bepalen met aan mijn vader allerlei gewone deuntjes voor te zingen; thans nam ik een muziekmeester, die mij ongemeen prees, en aan ieder over mijne schoone stem zijne verrukking betuigde.

Zonderling was het, met hoeveel meer achting ik thans behandeld werd, nu ik mejuffer Warnar en in het bezit van tweeduizend pond was, dan toen ik Ellen Warnar was en geen penning bezat. Onze predikant vond, dat mijne stem tot leiding van het koor volstrekt noodzakelijk was, eene ontdekking, die ik nooit te voren gemaakt had. Ik ontving ontelbare uitnoodigingen, en was inderdaad eene persoon van belang geworden. Hoe vaak dankte ik in mijn hart den goeden James Woodman voor zijn legaat! Ik vond het tevens zeer nuttig voor mij, dat daarbij op mijne ijdelheid een domper was gezet, daar anders het geluk waarschijnlijk mijn hoofd geheel op hol gebragt zou hebben.

[ocr errors]
[ocr errors]

Zoo verliep omstreeks een jaar en óf het een gelukkig jaar was! Mijne moeder was geheel hersteld; mijn vaders opgeruimdheid was teruggekeerd; Fanny en ik waren volop en aangenaam bezig. De onbekende neef en erfgenaam van het groot vermogen Henry Goodheart was zijn naam werd met de eerstvolgende stoomboot verwacht. Zekere mevrouw Richman had uitnoodigingen rondgezonden tot hare jaarlijksche soirée; de jonge lieden in ons stadje verheugden zich allen evenzeer daarop. Toen ik op den daartoe bestemden avond was aangekleed, ging ik naar ons woonvertrek, om mij in mijn nieuw balkleed aan mijne ouders te vertoonen. Een oude huisvriend, die bij hen zat, riep mij bij het binnenkomen toe: Wel mejuffer Helena, men zal u waarlijk uw legaat betwisten, omdat het onder een valsch voorwendsel verkregen is; want van avond ziet gij er waarlijk niet uit als een meisje, dat geen hoop heeft om ooit een man te krijgen."

Mijne moeder zag mij liefdevol aan, en zeide: "Ik hoop, Ellen, dat gij u goed zult diverteeren." - Vergeet niet, u er warm in te wikkelen, als gij naar huis gaat!" was mijns vaders practische aanmerking.

Mevrouw Richman zette een zeer gewigtig gezigt, toen ik aankwam, en fluisterde mij in het oor, nadat wij elkander

over en weder gegroet hadden Hij is aangekomen, Helena!"-Wie is aangekomen ?" vroeg ik. -"Mijnheer Goodheart, de erfgenaam. Mijn man is naar hem toe, om hem van avond ook hier te verzoeken; ik hoop maar dat hij komen zal." Na deze woorden verwijderde zij zich, om andere aankomende gasten te ontvangen.

Ik diverteerde mij bijzonder. Sedert ik in het bezit van het wonderdadige legaat was, gebeurde het niet meer, dat ik mij den ganschen avond in den een of anderen hoek zat te vervelen, zoo als vroeger dikwijls het geval was geweest. Zeer tot mijne verrassing was ik mode geworden; de opmerkzaamheid, die men mij schonk, gaf mij grootere levendigheid, en het bewustzijn van mijne onafhankelijkheid verschafte mij het noodige zelfvertrouwen

Toen de avond eenigzins gevorderd was, trad mijnheer Richman de danszaal binnen; hij was alleen. Ik had gaarne willen weten, of hij den erfgenaam had medegebragt; want ik was zeer nieuwsgierig om dezen te zien. De heer Richman maakte zich eene pauseering gedurende den dans ten nutte, om mij te verzoeken eens een zangstukje voor te dragen. In het midden van het lied, dat ik zong, had ik het onaangename gevoel, dat iemand mij strak aanzag. Ik was derhalve blijde toen het geëindigd was, en ik kon opzien om de betoovering te breken. Toen ontdekte ik den straal van een paar vonkelende donkere oogen, wier glans door eene flikkering verhoogd scheen, welke veel op een paar tranen geleek, zoo als ik nog even tijd had op te merken, voordat de eigenaar dier oogen zich haastig, als beschaamd over zijne aandoening, afwendde. "Welk eene erkenning voor mijn gezang!" dacht ik.

De dans begon weder, en kort daarna trad mevrouw Richman de kamer binnen, aan den arm van een rijzig jongman, den eigenaar der schitterende oogen, die ik eene poos te voren had opgemerkt, maar die thans vrolijk vonkelden, terwijl hij met een opgeruimd gezigt aan den onafgebroken woordenvloed van mevrouw Richman gehoor leende. Zij gingen juist de plaats voorbij, waar ik zat, toen een bediende mevrouw Richman naderde, en haar verzocht even buiten te komen. Helena," zeide zij, terwijl zij zich gereed maakte om de zaal te verlaten, dit is mijnheer Good

« VorigeDoorgaan »