Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

weder laten hooren, of Straussberg rigtte zich plotseling op, en bleef zoo, met verscherpte opmerkzaamheid naar de deur starende, regt overeind op zijn bed zitten.

De deur ging open, en een jong meisje van eene ranke gestalte vertoonde zich. Nog had zij den drempel niet overschreden, of Straussberg riep overluid: Elise! Elise!" En

in het zelfde oogenblik snelde ook het meisje met den kreet: "Max! Max! Goede, lieve Max!" naar het bed van den veroordeelde toe, waar zij nederzeeg.

Het meisje lag op hare knieën voor het bed; zij had de vermagerde hand van Straussberg gegrepen, en drukte die met vuur aan hare lippen; zij sprak echter niet, en de veroordeelde, die op zijn kussen teruggezonken was en zijne oogen gesloten had, bewoog zich niet, maar lag daar zonder eenig teeken van leven.

Ik zag naar den directeur om: deze was in de deur-opening blijven staan; hij weende. Ook mij ging het zoo; mij waren de oogen nat geworden, zonder dat ik het bemerkt had. Zachtjes sloop ik van het bed af, naar de deur toe. Toen ik deze bijna bereikt had, riep de directeur, blijkbaar om zijne aandoening te regtvaardigen, mij toe: Hij is onschuldig! Bij den Hemel, hij is onschuldig!" - "Wat ?" riep ik hardop uit. Ja, ja!" antwoordde de directeur, half lagchende, half weenende. Hier heb ik het, zwart op wit. De moordenaar is ontdekt, en heeft al bekend ook. Die engel daar zal het hem," hierbij wees hij op Straussberg, zelve zeggen.' Deze luid gesprokene woorden hadden Straussberg uit zijne bezwijming doen ontwaken; zijn blik rustte vol angst en onderzoek op het meisje, dat voor zijn bed knielde en weende. / Elise, is het waar ?" vroeg hij zacht. || Ja, Max!" antwoordde zij snikkend. Ik ben hier gekomen, om het u te zeggen. De jonge Bartmuller is Mathilde's moordenaar; alles is ontdekt."

[ocr errors]
[ocr errors]

Straussberg hoorde slechts het Ja" uit Elise's mond; want naauwelijks was dit gesproken, of hij vouwde zijne handen, en toen het in het vertrek stil was geworden, riep hij overluid, zoodat ieder het hoorde: "Ik heb in mijne ellende getwijfeld en gemord; thans beken ik overluid, dat gij de alwetende, almagtige en regtvaardige God zijt, en dat ik u met onwankelbare trouw wil aanhangen mijn leven lang!"

Deze bekentenis oefende daar ter plaatse eene ontzaggelijke uitwerking uit. Ik kon niet langer in het vertrek blijven, maar ging heen; de directeur volgde mij.

Veertien dagen later werd Straussberg ontslagen, en door moeder en verloofde naar eene badplaats vergezeld, waar hij bleef vertoeven tot hij genoegzaam hersteld was. Toen vertrok hij met Elise naar een ander Duitsch rijk, waar hij met haar in het huwelijk trad.

De lezer zal ongetwijfeld nieuwsgierig zijn om den zamenloop der omstandigheden te weten, die in het bovenstaande verhaal niet zijn opgehelderd. Wij kunnen daaraan om verschillende redenen, op dit oogenblik ten minste, niet voldoen; misschien geschiedt dit later. Ons oogmerk was voor het tegenwoordige alleen, aan te toonen, hoe dikwijls, ook door mannen, wier menschenkennis hen daarvoor moest vrijwaren, bij gevangenen iets in hun gedrag voor verstoktheid kan worden aangezien wat inderdaad geheel iets anders is.

OMZWERVINGEN VAN EEN DOODEN KONING.

Het is bekend, dat onder de vorsten van Europa in de veertiende eeuw geen zulk eene belangrijke rol heeft gespeeld, als de door huwelijk koning van Boheme gewordene, in zijnen ouderdom als de blinde koning" beroemde graaf Jan van Luxemburg. Hij nam aan alle oorlogvoeringen en vredestichtingen van zijnen tijd deel; zijn geheel leven was een gestadig rondzwerven, zonder dat hij ergens rust kon vinden. Minder bekend is het echter, dat zijn sterfelijk overschot het zelfde lot ten deel viel, en het van den dag zijns overlijdens op 12 Augustus 1346 af, tot het jaar 1838, twaalf maal van rustplaats verwisselde, en zelfs nog heden ten dage voor zulk eene plaatsverandering niet zeker is. De geschiedenis der zwerftogten van het gebeente des blinden konings is zoo merkwaardig, dat zij verscheidene bearbeiders vond, waaronder in den laatsten tijd professor Schötte te Luxem

burg. Een overzigt er van zal den lezers van dit tijdschrift voorzeker niet onwelkom zijn.

Toen Jan in 1296 geboren werd, was zijn vader Hendrik slechts graaf van Luxemburg; hij stond echter in Julij 1310, nadat hij Duitsch koning was geworden, het graafschap aan zijn veertienjarigen zoon af, bragt het vervolgens na vele moeijelijkheden zoo ver, dat deze twee jaren later met Elisabeth, erfdochter van den laatsten koning van Boheme uit het huis Primysl (*), in het huwelijk trad, en zelf als koning van dat rijk gehuldigd werd. Met krijgstogten begon zijne politieke loopbaan, en met een krijgstogt eindigde zij, toen hij op 26 Augustus 1346 in den slag van Crecy den heldendood vond.

Hij was bij afwisseling vriend en tegenpartij van den Duitschen keizer Lodewijk den Beyer; evenzoo was hij beurtelings bondgenoot en vijand van de hertogen van Oostenrijk en de koningen van Polen en Hongarije, bondgenoot of tegenpartij van den aan Duitschland zoo vijandigen paus Johannes XXII, maar steeds vriend der koningen van Frankrijk, waarvan een, Karel de Schoone, zijn schoonbroeder

was.

[ocr errors]

Jan, die zijne studiën te Parijs voltooid had, was meer Franschman dan Duitscher, en het minst van alles Bohemer; zijne tweede vrouw was Beatrice van Bourbon. Hij woonde twee veldtogten in Italië en een in het zuiden van Frankrijk bij. Men zeide van hem: Zonder de hulp des konings van Boheme kan niemand iets uitrigten: hij verhoogt en vernedert. Jan had juist op 19 Julij 1346 te Rense zijn laatst politiek plan het afzetten van keizer Lodewijk en het verheffen van zijn zoon Karel op den keizerlijken troon inzonderheid door het omkoopen van de meerderheid der keurvorsten, ten uitvoer gebragt, toen hij door een snelbode van den door de Engelschen in het naauw gebragte koning Philips VI van Frankrijk, zijnen neef, dringend verzocht werd hem te hulp te komen.

[ocr errors]

--

Wel was Jan reeds sedert 1340 blind geworden, doch

(*) Spr. Perzjimissel.

voerde nog altijd zijne legerscharen aan, en vocht, door zijne getrouwste ridders vergezeld, in alle veldslagen mede. Vergeefs smeekten zijne raadslieden hem in Duitschland te blijven. Ofschoon ik blind ben," riep hij uit, " heb ik daarom den weg naar Frankrijk nog niet vergeten; ik moet er heen, om mijne lieve vrienden en de kinderen van mijne dochter te verdedigen, die de Engelschman berooven wil." Aan het hoofd eener schaar van vijfhonderd Luxemburgsche en Boheemsche ridders snelde hij met zijnen zoon naar Parijs, dempte het oproer der burgers, dat door het aanleggen van vestingwerken was ontstaan, en ontwierp met Philips het operatieplan tegen den vijand, die reeds de hoofdstad naderde.

De Engelsche koning Eduard had zijn leger op eene hoogte bij het nabijgelegen stadje Crecy opgeslagen. Met zekerheid eenen aanval verwachtende, schaarde hij den 26sten Julij zijn leger, dat geen 30,000 man te boven ging, in slagorde. De plaats en de positie waren gunstig. Des konings broeder en de strijdlustige Fransche adel drongen niettemin er op aan, dat de slag terstond zou beginnen, die reeds van den aanvang af voor de Franschen eene ongelukkige wending nam. Een hevig onweder met stortregens ontlastte zich in dat oogenblik over de geheele omstreek; de Genuesche boogschutters, die de voorhoede vormden, konden, omdat hunne nat gewordene bogen de dienst weigerden, tegen de Engelsche slingeraars geen stand houden; zij werden teruggedreven en namen de vlugt. Men beschouwde dit als verraad, en hieuw ook van de zijde der Franschen op hen in. Alles geraakte in wanorde, en zoo werd het magtige leger van Philips in korten tijd door de in de beste orde voortrukkende Engelschen geslagen, die ook voor de eerste maal met kanonnen te veld trokken, daar het buskruid niet lang te voren was uitgevonden.

Toen koning Jan van den slechten afloop der bataille kennis kreeg, drong hij er op aan, dat men hem in het middenpunt er van zou brengen, en hij riep zijnen ridders, die hem wilden wegvoeren, toe: De koning van Boheme vlugt nooit uit een veldslag. Ik wil heden óf heldhaftig en ridderlijk overwinnen, óf een roemrijken dood als koning sterven. Brengt mij derhalve in het heetste van den strijd;

bescherm echter mijnen zoon Karel. God de Heer zij met

ons!"

Twee ridders, Hendrik de Monnik van Bazel en Hendrik van Klingenberg, een Bohemer, namen nu den blinden koning in hun midden, bonden zijn paard aan de hunnen vast, en wierpen zich aan het hoofd van vijftig andere ridders, onder den kreet / Praga!" in een digt zamengepersten hoop van den vijand, en drongen tot Eduard's zoon den zoogenaamden Zwarten Prins, die den veldslag aanvoerde door. Hun heldenmoed was echter vruchteloos. Allen, met uitzondering van twee, vielen na elkander, en onder hen ook de blinde koning, die met beide handen zijn zwaard vasthield en er woedend op insloeg; van verscheidene steken doorboord, viel hij van het paard, en blies weldra den laatsten adem uit.

[ocr errors]

Toen Eduard des anderen daags over het slagveld reed, ontdekte hij het lijk van Jan midden onder zijne getrouwen, en riep bij het zien er van: Hier viel de bloem der ridderschap! Nooit was iemand dezen koning gelijk; hij had een ander bed verdiend dan zoo op den grond te liggen!"

Herauten raapten de wapens en insigniën van de gevallen rijksgrooten op, die Eduard plegtig liet begraven. Door eene onbekende hand werd niet lang daarna, op de plaats waar koning Jan gevallen was, een steenen kruis van drie voet hoog, doch zonder inscriptie, geplaatst. In den loop der tijden omvergeworpen, werd het later weder opgerigt, en was in de vorige eeuw nog te zien; een gedeelte er van staat er nog heden, en wel aan den zoogenaamden Chemin de l'armée, die naar Abbeville loopt.

Het lijk van den koning liet Eduard eerst in zijne tent en van daar in de kerk der nabij Crecy gelegene abdij Valloice brengen en eene plegtige lijkdienst daarbij houden, die hij met zijn hof bijwoonde; waarom men later ook hier een gedenkteeken oprigtte, met het bijschrift:

L'an mil quarante six trois cents,
Comme la Chronique temoigne,
Fut apporté et mit céans

Jean Luxembourg, roi de Belmagne.

Volgens eene langen tijd voor waar gehoudene overlevering, zou vervolgens het koninklijk lijk in de kerk der Do

[ocr errors]
« VorigeDoorgaan »