Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

MENGELSTUKKEN,

H

[ocr errors][ocr errors]
[blocks in formation]

Te AMSTERDAM, voor
MARTINUS DE BRUIJN,
Te bekomen, bij

J. H. DUIS DE IKER,
Boekverkooper, in de St. Jansftraat. het tweede Huis
van de Warmoesftraat, Noordzijde, No. 23

MDCCC VI

KOMINKLUKE

BIBLIOTHEEK

MENGELSTUKKEN.

NOG IETS NADERS OVER I KOr. XV: 29.

ret genoegen las ik het: iets naders, over de boven aangehaalde woorden, door den W. E. Heer c. MOS, geplaatst in het Mengelwerk van de Hedend Vaderl. Bibl. voor 1805, No. 14, en vond, bij eene juiste opgave van het verband, treffende aanmerkingen zoo wel over den Doop, als over de perfonen onder de benaming van dooden door PAULUS bedoeld. Doch kon ik, aan dat gedeelte van gemelde Stukje, hetwelk de eigenlijke verduidelijking, dezer moeijelijk geachte plaats, zou behelzen, niet zoo gereedelijk bijval geven. Het zij dan ook mij geoorloofd, mijne nadere aaumerkingen ter toetsing voor te dragen. Echter moet ik vooraf verzekeren, dat zij niets nieuws zullen behelzen, maar alleen hetgeen ik zoo hier en daar gevonden, en daarbij opgemerkt hebbe.

In het algemeen, kan ik mij niet weerhouden te erkennen, dat, naar het mij voorkomt, waarlijk in dit zeggen van PAULUS: Anders wat zullen zij doen, die voor de dooden gedoopt worden, indien de dooden ganfchelijk niet opgewekt en worden? waarom worden zij voor de dooden ook gedoopt? taalkundig wel begrepen, en in het verband regt befchouwd, juist geene zoo groote moeijelijkheid zou fteeken, die, zonder grooten omflag van geleerdheid, niet zou kunnen worden weggenomen. Wel is waar, men heeft ten allen tijde vele moeijelijk heid in deze plaats gezocht, en, gelijk het gaat, als men iets ernftig zoekt, gevonden. De menigte van verfchillende uitleggingen, die van tijd tot tijd in het licht zijn gekomen, ftrekken daarvan ten bewijze. Doch dit is nog geen bewijs, dat er in de plaats zelve juist zoo veel moeijelijks is; men kan toch ook in eene bies eenen knoop zoeken, nodum in fcirpo quærere. Zonder evenwel te beweren, dat dit hier het geval zoude zijn, heeft men echter, mijns bedunkens, meer duisterheid in deze woorden gezocht, dan er we zenlijk in gelegen is. En de oorzaak hiervan is niet verre te zoeken, waarom ik ook daarvan straks met een woord iets zeggen wil.

MENG, 1896, NO. I

Doch

T

« VorigeDoorgaan »