Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small]

Singraven. Kapel in de parochie van Denekamp.
A 1670 Seingraven (Lindeborn 448).

[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small]
[ocr errors]

1670 Zibekelo, Zybekeloe (Lindeborn 387, 396).

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

1269 Tuentus Dolre super Tuentum" (= Dulder) (Sloet 915).

[ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

1346 (30 Juni) Twentheland in drenthelandt, twenthelandt zal

land ende bijder vechte" (Dom. Transs. d.d. 30 Oct. 1537).

1347 (27 Sept.) Twinte (Dom.).

*Twikkelo.

A° 1347 (24 Mei) Twicle (Dom.).

*Varssen.

A 1583 buerscap Verssen vnder Ommen (Quoh. 23 et pass.).

Venebrugge, bij Hardenberg.

A° 1195 Venebrugge (Sloet 384).

Velden (Den-), onder Gramsbergen.

A 1583 buerscap ten Velde vnder Hardenbergh (Quoh. p. 37 et pass).

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Omstr. a 1160 Werslo (Sloet 309).

A° 1178 Wersloe (Lindeborn 436).

1670 Werseloe, Wersloe (Ald. 434, 435, 439).

Weleveld. (Het-)

A 1583 zijn huys Welwelde toe Senderen onder tgericht van Boirne." (Quoh. 8).

*Westervlier.

A 1188 Westerule. (Sloet 373).

Weteringen (Hooge en Lage-), gem. Diepenveen.

A° 1268 „bona dicta Brake sita apud Weteringe" (Sloet 906).

[ocr errors]

1583 buerscap Weteringhe vnder Colmeschaete." (Quoh. 46).

*Wezepe, gemeente Olst.

A° 1670 Weesep. Sallandiae regioni annexus Pagus (Lindeborn 175).

Wierden, (kanton Almelo).

Ao 1670 Wierden. (Tubanticus Pagus) (Lindeborn 449).

*Windesheim.

A° 1461 (12 Juli) Wyndesim, Wyndesemensis. (Dom.) 1583 Winsem, Wijnssem (Quoh. 21, 117, 153).

*Wijhe.

Ao 1560 Whye (Lindeborn 8).

*Yhorst.

A 1670 Yhorst (Lindeborn 42

Zalk.

A° 1561 Sallick (Lindeborn S).

*Zuidlo.

A 1336 (27 Maart) Zuutlo (Oudm.).

*Zwolle.

A° 1310? (26 Dec.) [Scabini] in Campen Swolle Hasselte et Steijn

wich. (Dom.).

1318 (13 Oct.) onzer stat van Suolle. (Dom.).

van den selven marsch van Suolle.

1336 (27 Mrt.) In orconde so hebbe wi

[ocr errors]

onse steede alse Deuenter Svolle Hasselt (etc.) (Dom.).

Scepene ende gemeyne Raet van Deventer van
Suolle van Hasselt (etc.).

[merged small][ocr errors]

1336 (27 Mrt.) villarum nostrarum

(etc.) (Dom.).

Dauenteren Suole Hasselt

In beide stukken op de vouw, boven het zegel: Suolle.

Op de (geschonden) zegels: sigillum burgensium de Swolli(s).

[ocr errors][merged small]
[ocr errors]
[merged small][ocr errors]

1402 (4 Apr.)

hesselus curatus in Zwollis obedientiam (Dom.). in ecclesia mea de Zwoll.

actum in Zwoll.

[Scabini] opidorum Dauentrie Campen Swollen et Amersfordie (St. Pieter).

Ao 1416 (19 Febr.) Cuntzo de Zwola (Dom.).

[ocr errors][ocr errors][merged small]

(21 Febr.) in den kerspel van Zwol. (St. Pieter).

toe Swoll (Quoh. passim) en tzwoll (Quoh. 20, 24).

Loo.

Het overoude woord loo, Oud-hoogduitsch laoh, loh, loch, Middel-Hoogd. loch, lo, Angelsaksisch (Oud-engelsch) leah, leag (leg), leeft nog alleen in 't Engelsche lea, ley, lay en in enkele Hoogduitsche tongvallen voort. Bij ons komt het als zelfstandig woord slechts in den plaatsnaam 't Loo voor, doch vertoont zich des te vaker als laatste lid van samengestelde plaatsnamen, in welk geval het in de meeste Nederlandsche gewesten in de uitspraak verzwakt is tot lo, le en l.

Om de verschillende schakeeringen in beteekenis, die het woord toeliet, te leeren kennen, kunnen wij beschikken over ettelijke gegevens: oude glossaren, oorkonden en andere. Beginnen wij met het Oud-hoogduitsch. Daar vinden wij laoh, loch, loh in glossaren gewoonlijk vertaald met lucus", eenmaal met lucus (sacratus)"; dornioh (—laoh) met „dumus, rubus" en "tribulus." Zie Graff, Sprachschatz II. 128, waar onderscheidene plaatsnamen op loh, loha staan opgeteekend 1).

In 't Middel-hoogduitsch komt loch, loh menigmaal in dicht en ondicht voor. Het wordt verklaard met niedriger holz, busch," en uit verbingen als anger unde lô," en "der warf si verre in einen lôch, in den walt", vergeleken met suochen kelber in dem lôhe", mag men opmaken dat onder ló vooral verstaan werd eene grasrijke en met laag houtgewas bedekte plek, hetzij in of bij een woud (zie Benecke en Müller, Mittelhochd. Wörterb. i. v.).

Wenden wij ons thans tot het Angelsaksisch (Oud-engelsch), dan kunnen wij ons beroepen op eenige belangrijke plaatsen uit oorkonden en kronieken, wier aanwijzing wij aan de welwillendheid van Prof. Cosijn te danken hebben. In Kemble, Cod. Diplom. I, 32, leest men: Circa silvam quae vocatur Stelcanleag." Iets verder (63) heet het: In alio loco silvatici, ruris, usitato nomine Hellere lege." Elders (II, 166): „Cum silva campisque ad eam iacentibus quae Earnelega dicitur." In de Angelsaksische Kroniek a. 477 treft men aan: „On thone wudu (d. i. Engelsch: wood) the is genemned Andredes-leage." Uit dit alles blijkt dat het Angelsaksische woord dezelfde beteekenissen vertoont als het Middel-hoogduitsche

1) Enkele daaronder, Irminlo, Ottarlo, Wardlo, Langlo, Legurlo, Burlo, behooren echter niet tot Hoogduitsch gebied, daar die plaatsen op de Veluwe liggen ; zie Sloet Oorkondenboek, I, N° 45, waar daarenboven Dabbonlo, Niutlo, Wunilo, Orclo vermeld wordeu. Ook lōch en lög komen naast lō voor; Sloet N° 13 en 22.

[ocr errors]

en dat men er nu eens den zin aan hechtte van een bosch, dan weêr van boschrijke vlakte of begroeide plek. Als wij dus bij Kemble I, 258 aantreffen : : Haec sunt nomina pastuum porcorum Frumesing leah," dan is dit zeer verklaarbaar, want de varkens voedden zich voornamelijk met eikels in de bosschen. Wij achten het alleszins waarschijnlijk dat men op de Veluwe aan lō hoofdzakelijk den zin van pastus porcorum" hechtte, want in geen enkel oord van ons vaderland vindt men zoo'n groot aantal van plaatsnamen op lo, op een klein gebied bijéén, als juist op de Veluwe, en het is bekend dat die streek bijzonder rijk was aan eikenbosschen en pastus porcorum". Meer in 't algemeen echter beteekende lo een bosch; immers in de bovenaangehaalde oorkonde van 855 (No 45 bij Sloet) heet het: in illis silvis quae dicuntur Burlo, Dabbonlo, Wardlo, Orclo, Legurlo et in Ottarloun et in Langlo“; zoo ook: in silva quae dicitur Hornlo," en in saltu qui dicitur Wunnilo" 1), Indien wij nu in het zelfde stuk lezen in villa Irminlo" en „ad villam quae dicitur Rentilo," dan blijkt daar alleen uit, dat zich bij sommige loo's toen ter tijd reeds de kern van eene gemeente had gevormd. Niemand zal toch beweren dat bosch" ooit "stad" beteekend heeft, omdat 's Hertogenbosch zich in verloop van tijd. tot een stad ontwikkeld heeft.

in villa quae dicitur Niutlo," en

Geheel in overeenstemming met de opgegeven beteekenis van 't Angels. woord, komt loo voor in een Nederl. stuk, welks aanwijzing wij aan onzen medewerker, Mr. van Doorninck te danken hebben: „Niemand zal hout hakken uit het Hout geheeten 't Loe onder Steenwyk" (Ov. Arch. Aanh. bl. 471).

Behalve de reeds medegedeelde bewijsplaatsen voor de beteekenis van 't Angelsaksische woord, halen wij hier aan Kemble, Cod. Diplom. I, 232 (op 't jaar 805), waar we lezen: Campus armentorum, id est Hridhra leah (d. i. Runder-loo)". Vergelijkt men deze vertolking met de boven aangehaalde Middel-hoogduitsche zinsnede suochen kelber in dem lôhe," dan ziet men, dat zoowel in Duitschland als in Engeland een loo" ook een grasrijke plek aanduidt, maar mogen we tevens de gevolgtrekking maken dat het geen alleen met gras begroeide plaats, geen gewone weide was, want in een vlak weiland behoeft men niet naar de kalveren te zoeken. Het zoeken veronderstelt dat de grazende runderen hier en daar achter struikgewas verscholen kunnen wezen.

1) In een nog ouder stuk van 801 (Sloet Oork. No. 22) evenzoo „villam quae dicitur Braclog."

« VorigeDoorgaan »