Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

heidskamer te Sluis, no. 305, een cachet uit den franschen tijd met omschrift: "Mairie de Heylle." Van 1604 tot 1794 ressorteerde de plaats onder de jurisdictie van het Vrije van Sluys"; in dien tijd bestond er

dan ook geen plaatselijke regeering of bestuur.

Thans maakt die aloude heerlijkheid een deel uit van de gemeente Sluis, waarmede ze even als St. Anna ter Muiden in 1880 werd vereenigd.

b. v.

Sint Anna ter Muiden. Aan het einde van het breedste gedeelte van den zeeboezem Sincfala (het latere Zwin, zie v. d. Bergh, M. N. Geogr. 83) verrees in de 12e eeuw op een schor, genaamd Greveninge, de plaats Mude, die in 1241 stadsrechten ontving. (H. Q. Janssen, St. Anna ter Muiden, bl. 7 en 224). Zij wordt le Mue genoemd in eene oirkonde in de fransche taal van 't jaar 1316, (H. Q. Janssen, bl. 227). In een lastbrief van Graaf Lodewijk II van 1360 komt voor vele persone van der Muden" (Copie arch. Sluis, orig. Reg. des chartes, coté 1, fol. 99, Chambre des comptes Lille). In de archieven van de 16e eeuw vindt men steeds stede van der Mude of wel de kercke van St. Anna ter Mude en de St. Anna kercke ter Mude, terwijl men een enkele maal, in een omlooper van 1567, spreekt van Sint Anna ter Mude (arch. Sluis, afd. St. Anna t. M. N. n°. 1). In 1611 werd zij door de Staten in bezit genomen en in het eerste toen aangelegde resolutieboek de stede van der Muyde genoemd (Arch. Sluis, ibid. n°. 7). In een werkje dat in 1644 werd gedrukt, noemt de schrijver zich Abr. Wilsens, predikant tot St. Annatermuden in Vlaenderen, maar laat daarop volgen eene toeeijgeninge aan de gemeynte Godts, die te Muden in Vlaenderen is (H. Q. Janssen, bl. 222). Tot in 't begin der 18e eeuw wordt de plaats bij afwisseling in officiëele stukken genoemd Muyde en Sint Annatermuyden de laatste naam (later Sint Anna ter Muiden) is daarna de algemeen gebruikelijke geworden. Uit den tijd der Fransche overheersching wordt op de oudheidskamer te Sluis, onder n°. 306, bewaard een cachet met randschrift Mairie de Termuyden (Anna).“

Thans is de eenmaal bloeiende koopstad, tegenwoordig algemeen SintAnne genoemd, eene wijk van de gemeente Sluis, waarmede zij bij eene wet van 1880 werd vereenigd.

Sluis.

J. A. DORREN BOOM, Archivaris.

Een en ander over de spelling der friesche plaatsnamen 1).

De Friezen spreken friesch; het friesche volk spreekt zijn eigen friesche taal. Niet zóó als de Gelderschen geldersch en de Vlamingen vlaamsch spreken. Geldersch en vlaamsch toch, zeeuwsch en brabantsch, zijn streekof gouspraken, tongvallen van het nederlandsche nederduitsch, even als ook het hollandsch een streekspraak, een dialect van 't algemeene nederlandsch of dietsch is. Maar het friesch is geen tongval van 't nederlandsch, het is geen nederduitsche streekspraak. Het is een taal op zich zelve. Tot in 't laatst der 15de eeuw heerschte de friesche taal in de hedendaagsche nederlandsche provincie Friesland algemeen, als spreektaal en als schrijftaal beide. Sedert werd er het friesch, als schrijftaal, langzamerhand door 't nederlandsche nederduitsch verdrongen; als spreektaal leeft het er nog beden, in den mond des volks.

De friesche plaatsnamen, de namen door Friezen aan hun woonplaatsen gegeven, zijn dus ook friesch, zijn gevormd uit friesche woorden, veelal aan friesche mansnamen of geslachtsnamen verbonden. Bijna alle friesche plaatsnamen zijn ouder dan 't jaar 1500; bij gevolg zijn die namen allen oorspronkelijk friesch. De friesche oorsprong der hedendaagsche friesche plaatsnamen blijkt dan ook nog ten volsten, in weerwil dikwijls van de onfriesche, de hollandsche spelling, waarin men ze nu schrijft; b. v. Doniawarstal, het rechtsgebied van Donia Donia is een friesche geslachtsnaam; Tacozijl, fr. Teakesil, de sluis van Taco Taco, Teake is een frie

[ocr errors]

sche mansnaam; Oudega, fr. Aldegea, het oude dorp gea is 't oudfriesche woord voor dorp, enz. Bijna alle friesche plaatsnamen zijn tegenwoordig min of meer verdietscht (vernederlandscht, verhollandscht, ontfriescht) in hun spelling. Slechts zeer weinigen zijn er nog zuiver oudfriesch, en worden tevens nog op goed friesche wijze geschreven, b. v. Sandfirde, Hiaure, Greonterp, enz.

Vele friesche plaatsnamen gaan uit op um (Dokkum, Workum, Marsum), op werd, ward of warden (Ferwerd, Bolsward, Leeuwarden), op ens (Peasens, Hempens, Schettens), op aard (Idaard, Hilaard, Baard) en op ga (Warga, Oudega, St.-Nicolaasga). Deze vijf uitgangen, met de minder talrijk voorkomende uitgangen rijp (Dronrijp, Hardegarijp), zijl (Ritsumazijl, Roptazijl),

1) Ofschoon dit stuk van den heer Johan Winkler zich, ingevolge de wijze van bewerking, eenigszins verder uitstrekt op het terrein der spelling, dan in den gezichteinder der Commissie ligt, twijfelt deze echter niet, of de opneming zal haar niet tot verwijt zijn. RED.

De uitgangen um, werd en ward of waard zijn niet uitsluitend friesch,

al komen ze dan ook in Friesland in grooten getale, en elders slechts
weinig voor; b.v. Doodewaard in Gelderland, Goudswaard in Zuid-Holland,
Renkum in Gelderland, Ottersum in Limburg. Trouwens, de uitgang um is
slechts een afslijting van heim, woonplaats; en dit woord met zijn bijvor-
men, heem, hiem, home is zoo wel algemeen germaansch eigendom als 't
woord ward, werd, waard, weerd, werth, wierde, würth, worth, woerde.

De hedendaagsche friesche plaatsnamen zijn slechts zelden nog oud en
zuiver friesch van vorm en spelling. Ze worden volgens de regels van 't
nederlandsch, en niet meer volgens de wetten der friesche taal geschreven.
Sommige oorspronkelijk friesche namen zijn ook in 't nederlandsch om-
gezet, of geheel of ten deele vertaald geworden; die nieuwere nederland-
sche vormen onzer oudfriesche plaatsnamen gelden tegenwoordig als de
geijkte, de officieele namen. Dit is vooral 't geval met de namen der ste-
den en van sommige groote plaatsen, die 't meest genoemd worden, ook
door niet-friesche Nederlanders. Van daar dat vele friesche plaatsen heden
ten dage twee namen hebben, of wel twee naamvormen, een nederland-
schen en
een frieschen; b.v. Leeuwarden en Liowert, Harlingen en Harns,
Franeker en Freüntsjer, Sneek en Snits, Staveren en Starum, Hindeloopen en
Hynljippen, Sloten en Sleat, Woudsend en Waldsein; ook Groningen en Grins,
Ter Schelling en Skilingen, enz.

Als de oorspronkelijk friesche naam niet in 't nederlandsch omgezet
geworden is, maar enkel in zijn frieschen vorm bestaan is gebleven, dan
worden zulke namen heden ten dage toch ook volgens de nederlandsche

taalregels geschreven, 'twelk eigenlijk onzin is. Om de friesche woorden, de friesche plaatsnamen, Hiowere, Tiettsjerk, Teakesil, Luniabird, Tsjerkgaest, enz. als Joure, Tietjerk, Tacozijl, Luinjebert en Tjerkgaust te schrijven, is even dwaas, als of men Bordeaux, Brighton en Karlsruhe in 't nederlandsch als Bordo, Braiten en Karelsroe zou schrijven. Maar die nederlandsche spelling van friesche namen en woorden is nu reeds sedert drie eeuwen in zwang, en niemand ergert er zich meer aan. Het zou niet aangaan en ook onraadzaam zijn, zoo men dit nog wilde veranderen en deze wanverhouding wilde verbeteren.

Het friesche woord hiowere, tegenwoordig gewoonlijk als jouer, hjouwer, jouwer geschreven, beteekent haver. Als plaatsnaam is dat woord zeker wel wat vreemd. Ik weet echter geen andere verklaring van dezen plaatsnaam te geven, en geloof dat dit friesche woord hiowere, haver, wel degelijk oorspronkelijk hetzelfde is als de plaatsnaam Joure. De omstandigheid, dat de plaatsnaam Joure steeds, in den volksmond, met het lidwoord daar voor, gebezigd wordt, en ook het voorzetsel op, in plaats van te of in voor zich neemt, strekt ook ter bevestiging hiervan. Men zegt namelijk: „ik ga naar de Jouer; ik woon op de Jouer; zijt gij naar de Jouer geweest?" Waarschijnlijk is de plaats, waar thans het vlek de Joure ligt, wel bijzonder voor den verbouw van haver geschikt geweest, en werd voor de stichting der plaats, die van betrekkelijk jongen datum, van de 15de eeuw is, dat graan daar dan ook hoofdzakelijk geteeld. Behalve dit vlek de Joure, de hoofdplaats van de gemeente Haskerland, dragen nog drie andere plaatsen dezen zelfden naam, maar die, zonderling genoeg, bij alle drie plaatsen weer op een andere wijze geschreven wordt. Het eerste is een dorp in de gemeente West-Dongeradeel, bij Dokkum; den naam van dit dorp schrijft men nog steeds op oud friesche wijze, ook officieel, als Hiaure. In uitspraak is er geen verschil tusschen Hiaure en Joure. Daarom noemt men gewoonlijk, in Friesland, dit dorp, ter onderscheiding: de litse Hiaure, de litse Jouwer, de kleine Joure, ook altijd met het lidwoord. In de provincie Groningen, gemeente Grootegast, ligt een gehucht waarvan de naam, ook officieel, als de Jouwer geschreven wordt. Ter onderscheiding noemt men dit gehucht: de grinser Hjouer, de groninger Joure. Dat we ook hier in de provincie Groningen dit friesche woord als plaatsnaam vinden, is niet vreemd; de friesche taal immers is oudtijds ook in dat gewest de algemeene volkstaal geweest. Eindelijk nog een gehucht bij 't dorp Oostermeer, gemeente Tietjerksteradeel, in Friesland, draagt den naam van de Joere; alzóo, met oe, schrijft men dezen naam, en spreekt hem ook aldus uit. Dat komt, omdat men in den bijzonderen tongval, die

[ocr errors]

in deze streken (de zoogenoemde Wouden") gesproken wordt, de ou klank in 't friesch als oe uitspreekt; men zegt er due, als in 't hoogduitsch, voor 't algemeen-friesche dou, gij; en zoo ook de Joere voor de Joure.

De naam van 't dorp Tietjerk, in 't friesch Tiettsjerk, beteekent: kerk van Tiete, Tietes kerk. Tsjerke, ook tzerk, tzerke, overeenkomende met het engelsche church, is 't friesche woord voor kerk; Tiete is een friesche mansnaam, nog heden in volle gebruik. Volgens recht moest deze dorpsnaam in 't nederlandsch dus Tietkerk zijn, en de naam van de gemeente Tietjerksteradeel, van dezen dorpsnaam afgeleid, moest in het goed nederlandsch Tietkerkerdeel luiden. Zóo echter worden deze namen nooit gesproken, noch ook geschreven, ook niet door niet-Friezen. Met Tietjerk in éen groep vereenigd en in de onmiddellijke nabijheid er van, liggen nog meer dorpen, waarvan de namen allen op kerk, tsjerke uitgaan. Het zijn: Giekerk, Oenkerk, Oudkerk, Roodkerk en Rijperkerk, in 't friesch Gietsjerk, Oentsjerk, Aldtsjerk, enz. Merkwaardiger wijze is in deze dorpsnamen uitsluitend de nederlandsche vorm kerk in gebruik, en komt de verhollandschte spelwijze Gietjerk, Oentjerk, enz. in geschriften nooit voor. Deze zonderlinge onregelmatigheid in schrijfwijze bij de plaatsnamen Tietjerk, Tjerkgaast en Tjerkwerd, aan de eene, en Giekerk, Oudkerk, enz. aan de andere zijde, weet ik mij niet te verklaren. De zuiver nederlandsche vormen Tietkerk, Kerkgaast en Kerkwerd, die nooit in gebruik zijn, dienen, naar mijne meening, ook niet ingevoerd te worden. Het weinigje oudfriesch, dat nog in friesche plaatsnamen voorkomt, behoort daar niet uit verbannen te worden. In dien geest is reeds te veel geknoeid.

Sommige friesche plaatsnamen vertoonen, in hun hedendaagsche, algemeen in gebruik zijnde spelling, nog wel oud-friesche taalvormen; b. v. Leeuwarderadeel, friesch Liowerteradiel, in plaats van Leeuwarderdeel in goed nederlandsch; Menaldumadeel, ook weer met die tusschengeschovene a, dat kenmerk van den oudfrieschen genitivus, in plaats van Menaldumerdeel, enz. Anderen zijn met friesche woorden samengesteld. Met tille b. v., een kleine brug beteekenende, de plaatsnamen Kingmatille, buurt bij 't dorp Sweins, gemeente Franekeradeel; Hoptille, gehucht bij 't dorp Huins, gemeente Baarderadeel; en ook Enumatil, dorp in de gemeente Zuidhorn, provincie Groningen. Met het woord sil, verhollandscht tot zijl, sluis beteekenende, de plaatsnamen Esumazijl, Roptazijl, Ritsumazijl en zoo menig ander zijl, ook in de aangrenzende oud-friesche landstreken, b. v. Delfzijl en Blokzijl; Greetsyl en Neu-Harlingersyl in Oost-Friesland; Hooksiel en Rüstersiel in de friesche landstreken aan de Weser; Bordelumersiel en Tammensiel in Noord-Friesland, enz. (Zelfs de namen der Zijlpoort, Zijlstraat en Zijlweg

« VorigeDoorgaan »