Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[blocks in formation]
[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Tubbergen is de naam van eene heerlijkheid, eene gemeente en een dorp in het voormalig kwartier van Twente, provincie Overijssel.

Het oudste stuk, waarin ik den plaatsnaam aantrof, is de boedelverdeeling, door Egbert, heer van Almelo, tusschen zijne kinderen gemaakt, den 4 Juni 1279, meegedeeld in Mrs. v. Doorninck en Nanninga Uitterdijk, Bijdragen tot de Gesch. v. Overijssel, VI bl. 122, waarin het erf Thatine in Tubberge genoemd wordt.

Bij Jung (Codex Dipl. pro hist. Benth. n°. 51) vindt men in 1312 de villa Tubberg.

In 1336 keurt bisschop Jan van Diest de schenking goed van zes schepel koren uit een tiende te Ghesteren voor de hostiën en den wijn in de kapel te Tuberghe (Verslagen en Meded. der Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, IX stuk, bl. 55.)

In 1417 verkoopen Egbert van Hekeren, heer van Almelo, zijne vrouw en kinderen, den tiende over Otting aan de kerkmeesters der kerk te Tubberghe (ibidem bl. 56.)

In 1446 werd eene jaarlijksche rente gevestigd voor Hinrik, vicaris te Ubbergen; blijkende uit het verband van het charter (Register op het Oud-Archief van Ootmarsum no. 75), dat dit Tubbergen bij Ootmarsum is.

Als Ubbergen treft men den plaatsnaam ook aan in charters van 1457 en 1518 (Register op het Prov. Archief, IV. 60, V. 389.)

Tubburgen is de naam, dien Lindeborn in de Historia Episcopatus Daventriensis, Cap. VIII XI, aan de parochie geeft, dien afleidende van eene waarschijnlijk door de Romeinen opgeworpene, naar keizer Tiberius genoemde sterkte; hierin overeenstemmende met Dr. Picardt, Korte Beschrijvinge van eenige vergetene en verborgene Antiquiteiten blz. 108, die meent dat van Tiberio zijn naam ontving Tubbergen in Twente.

De uiterste consequentie van deze naamsafleiding vindt men in de spelling Tibburgen in een brief, van 3 Januari 1673, van Robben, prior van het klooster Albergen (Versl. en Meded. IX bl. 86) en Tibbruggen in 1612 (Versl. en Meded. XIII, bladz. 64.)

Van Heussen en van Rijn in de Oudheden en Gestichten van het bisdom Deventer, betwijfelen de juistheid dezer opvatting en schrijven zoowel Tubburgen als Tubbingen: zij noemen onder de parochie Ootmarsum eene kapel te Diexbergen, dat mij na raadpleging van het visitatieboek van bisschop de Monte gebleken is eene foutieve lezing voor Diepbargen te zijn, waardoor in dit boek Tubbergen bedoeld is. (Mrs. v. Doorninck en Uitterdijk, Bijdragen VIII, blz. 93.)

Men vindt Tubbrenngen in een stuk van 1642 (Versl. en Med. IX, blz. 102); Tubbingen in het kon. besl. van 25 Juli 1825 (Stsbl. n°. 61) bij den geslachtsnaam von Bönninghausen.

De spelling Tubbergen komt voor in eene beslissing van 1463, namens Paus Pius II gegeven, dat de kapel tot de parochiekerk van Ootmarsum behoorde (Mrs. van Doorninck en Uitterdijk, Bijdragen IV bl. 66); zoo ook in de oorkonde van de verheffing der kapel tot parochiekerk door bisschop de Monte van 1576 en in den fundatiebrief der kerkegoederen van 1575 (Versl. en Med. IX, blz. 72 vlg.) en in het dagboek van Johannes van Lochem, prior van het klooster Albergen, van 1520 tot 1525, op blz. 102, 159, 215 en 299.

Volgens mededeeling van Prof. Kern te Leiden is Tubberge vermoedelijk eigenlijk t'Ubberge, dat. sing., en Tubbergen de overeenkomstige dat. plur.; te is het Oud-Saksische en tevens Nederlandsche voorzetsel. Ubberg, Ubbergen is eene phonetische spelling van Up-berg, Up-bergen; de plaatselijke ligging wettigt deze naamsafleiding.

In de volkstaal wordt de naam uitgesproken: Tubbĕge.

:

Analogiën Albergen, Haaksbergen, Gramsbergen, Hardenberg in Overijssel, Eibergen, Beekbergen, Ubbergen in Gelderland.

Afgeleide persoonsnamen zijn: van Tubbergh, van Tubergen.

Almelo.

Mr. R. E. HATTINK.

Zaamslag, gemeente en dorp in Oostelijk-Zeeuwsch-Vlaanderen, gevestigd in 1649, na de herdijking van ondergevloeide gronden, waar eertijds eene plaats van dien naam bestond, welke van overoude tijden dagteekende, en die als heerlijkheid aan een adellijk geslacht behoorde, van hetwelk het den naam ontleend, of wel daaraan gegeven heeft. (Espinoy, Recherches, pag. 252). Trouwens, reeds in de 10de eeuw vindt men melding gemaakt van eenen Ridder, Heer Jan van Saemslach, en in 1330 leefde Robert van Saemslach, die ook Heer was van Maldeghem. Jaarboeken van Brussel, D. I, bl. 208.

Zie voorts: J. van der Baan, Geschiedkundige beschouwing van Zaamslag-ter Neuzen 1859; Zelandia Ill. II, bl. 652 en v. met de daar aangehaalde werken.

Uit eene authentieke acte van 1492, in het bezit van den W.Ed. Heer J. C. van der Muelen te 's Gravenhage, en door dezen ingezonden op de Tentoonstelling in Aug. en Sept. 1880 aldaar, gelijk ook uit andere bescheiden, zoo als o. a. uit de stadsrekening van Sluis over 1392, blijkt,

dat die aanzienlijke bezitters zich meestal noemden van Saemslach, maar soms ook: van Saemslacht. (Janssen en v. Dalen, Bijdr. Z. Vlaanderen, D. III, bl. 388 en D. V, bl. 309).

Het oude en gansch niet onaanzienlijke dorp Saemslach, (door Gramaye, in zijne Antiquitates Flandr., pag. 31, Saemslactum geheeten), waar eene rhetorica bestond, welke, volgens de Stadsrekening van Hulst, in 1482 grooten naam had, (Navorscher, D. XXIX, bl. 134-136), werd intusschen, aanvankelijk in 1574, en daarna in 1584, in den strijd met Spanje door het krijgsvolk te vuur en te zwaard verwoest. En toen kort daarna de geheele landstreek in die omgeving, bij het doorgraven van de dijken, onder de golven verdween en sedert dien tijd 62 jaar lang aan de baren der zee was prijsgegeven, was, bij de herdijking in 1649, het spoor van het oude Saemslach, evenals dat van de nabij gelegen dorpen Aendycke en Othene, ter nauwernood meer kenbaar. (Serrure, Vaderl. Museum, D. III, bl. 436; Sanderus, Verheerl. Vlaand., D. II, bl. 145; vgl. Zel. Illustr., D. II, bl. 653). Na die herdijking van den nieuwen polder in 1649, verrees allengs, omstreeks in het midden daarvan, ook een nieuw dorp van dienzelfden naam, waarop vier rechte wegen, elkander kruisende, uitloopen. Die naam komt aanvankelijk voor als Saemslach, later ook wel als Saemslagh, doch thans algemeen als Zaamslag. (Zie de Caerte van Saemslach, bedijckt, Ao. 1649", bij het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen; vgl. Gr. Placaatboek, D. II, bl. 1291.

Over den naamsoorsprong bestaan onderscheidene gevoelens, welke evenwel op zwakke gronden rusten. (Zie de boven aangehaalde werken van v. d. Baan en Zel. Ill. II, 654.) De naam schijnt althans niet gemakkelijk te verklaren. In de volksuitspraak van dien naam hoort men meer de s dan wel de . Men ontmoet samenstellingen met slag in de volgende plaatsnamen: Overslag (Oostel. Z. Vlaanderen), Langeslag (Overijssel), Maarslag (Groningen), Moerslag (Nederl. Limburg) en Winterslag (Belg. Limburg).

Tot de gemeente van Zaamslag behoort o. a. eene vrij aanzienlijke buurt, de Reuzenhoek geheeten, omstreeks 1/4 uur noordwaarts van het dorp gelegen, waarvan de huizen op en aan den dijk van den Zaamslagpolder gebouwd zijn. Men heeft gemeend, dat eertijds aldaar renzen gewoond hebben, omdat men, bij het ontdekken van het kerkhof van het vroeger daar omstreeks gelegen dorp Aendycke doodkisten heeft ontgraven, welke van meer dan gewone lengte schenen te zijn. Anderen hebben den naamsoorsprong gezocht in Rozenhoek, 't geen de Vlamingen Reuzenhoek uitspreken. Toevallig is ons intusschen gebleken, hoe deze buurt op eenvoudige wijze haren naam bekomen heeft. Gelijk hierboven bereids gemeld is, werden

« VorigeDoorgaan »