heeft zijn naam van beide de anderen; want Macharen is Magum-Haren. Vgl. Megen. Maurik, dorp in de Neder-Betuwe, prov. Gelderland. 997 Maldericke, (Sloet 118, uit Lacomblet naar 't oorspr.). A° " I 1222 Maldrike, ( "1 1253 Malderich, ( 753). 1380 Mauderic, (Arch. v. B., oorspr.). V. d. Aa geeft nog wel Manderick, doch heeft misschien de u voor n aangezien. Zie beneden Varik, waar dezelfde verwarring plaats heeft, en welke naam ook overigens, in de wijziging die hij onderging, met Maurik veel overeenkomst heeft. Maarsbergen of Meersbergen, gehucht en huis bij het dorp Maarn, prov. Utrecht. Ao. 1134 Merseberch, (Arch. v. B., oorspr.). " ). Omstr. 1205 Merseberch, (Allod. Bern., oorspr.). A°. 1227 Mersberch, (Arch. v. B., oorspr. br. v. Otto Traj. eps.). 1248 Mersbergh, (Ald., oorspr.), en evenzoo komt daar een Luttel Mersbergh voor. 1315 Meersberch, (Ald., oorspr. br. van het kapittel v. Utr.). 1348 Mersberch, (Ald., oorspr. br. van den officiaal van Utr,). 1379 Mersberch, (Ald., oorspr. br. van den abt v. B.). verder kun 1397 die proestye van Meersberghen, (Ald., oorspr.). Eindelijk in de XVI en tot het midden der XVII eeuw nen wij het niet onderzoeken altijd Mersbergen of Meersberg(h)en, en zulks wel honderdmaal. De tegenwoordige spelling met aa of ae, is een gevolg van de gewone verandering van e vóór r in a; vgl. eerde tot aarde enz. Meersen, dorp bij Maastricht, prov. Limburg, niet te verwarren in oude oorkonden met Maarssen, dorp bij Utrecht. A. 968 Marsna, (in dipl. Gerbergae, reginae Franciae, Arch. v. B., cop auth. scab. Buscod. ook Mir. I. p. 48). Ao. 1126 Mersena, (Arch. v. B., simp. cop. bul. Hon. P.P.). 1145 Marsna, (Miraeus I. p. 105). Meeuwen, dorp ten W. van Heusden, prov. Noord-Brabant. Ao. 850 Medua, (N°. 41 bij Sloet, die het te vergeefs in de Betuwe zoekt; zie zijn reg. bl. 1145). Omstr. 1205 Medewen, (Allod. Bern., oorspr.). Ao. 1392 Medewen, (Arch. v. B., oorspr.). 1450 Medewijn, Meuwijn en Mewijn, (Ald. oorspr.). Megen, stadje aan de Maas, prov. Noord-Brabant. 1196 Comes de Megen, (Arch. v. B., oorspr.). Omstr. 1200 de Megene en Megenhe, (Ald., oorspr.). A'. 1203 Megen, (Sloet 401). 1253 W. Comes de Megehen, doch op zijn zegel: de Meghen, (Arch. v. B., oorspr.). Middelrode, gehucht van Berlikum, prov. Noord-Brabant. En verder altijd Middelroy of Middelrode. De verklaring, als ware het een rode midden tusschen St. Oedenrode en Nistelrode, mist allen grond. Want 1o. Die plaatsen liggen veel te ver van elkander. 2o. Nistelrode was geen rode, zooals later blijken zal. Men zegge dus liever: Het was een rode of sartum midden tusschen twee andere roden gelegen, nl. Heeswijk en Berlikum, welke, al hadden zij een ander Nom. proprium, toch naar hare gesteldheid rode waren. En neemt men in aanmerking, dat Berlikum zich later naar Middelrode heeft uitgebreid, dan lag dit laatste inderdaad nagenoeg in het midden tusschen Heeswijk en het oude Berlikum. Mook, dorp in het noordelijk tipje der prov. Limburg gelegen. Omstr. 1200 (cop. van omstr. 1300) Moldeke, (Arch. v. B.). XIII eeuw Moldinch en Moldich, (Bint. u. M.). Ao. 1417 N. de Moldick, (Arch. v. B., oorspr. schepenbr. v. Nijmegen). Mun, gehucht bij Schaaik, in het Land van Ravenstein, prov. Noord-Brab. A9. 1253 Mollen, (Arch. v. B., oorspr. br. van den heer v. Herpen). 1348 Můenle, ( " " ). ). 1437 Monle, (Ald,, oorspr. schepenbr. van Herpen). Later vindt men, gemeenlijk met op of up er vóór, Moenlo, Moenloe, Moenle, Moen, (Ald., uit oorspr. HS.). A. 1550 Muenle en die Muensche hoeve", doch wederom 1560 Moenle en Moenlesche heyde", (Ald., oorspr.). Men zegt thans nog: Op Mun, niet te Mun. Men heeft nog een Mun, g. van Appeltern, prov. Geld. en Mun, g. van Os, Noord-Brab.; doch dit laatste, 1/2 u. Z. O. van Os gelegen, kan niet ver van dat onder Schaaik verwijderd zijn. Neerijnen, dorp in de Tielerwaard, prov. Gelderland. A°. 1227 N. de Nederinen, (Sloet 504, doch niet oorspr.). " 1280 Ynen, (Sloet 1017, uit Bondam, en deze naar 't oorspr.). 1395 Nederynen, (Arch. v. B., herhaaldelijk omstr. dien tijd). Nifterik of Niftrik, dorp in Maas-Waal, prov. Gelderland. Ao. Omstr. 1200 Cop. 1300 Ao. Nifrich, (Ald.). 1242 Nichterich, (Ald., oorspr. schepenbr. v. Nijmegen). XIII eeuw Nyfftrich, Nicherich of Nyffterich, (bij Bint. u. M.). Nistelrode, dorp 4 u. O. van 's Hertogenbosch, prov. Noord-Brabant. Nisterle, (Allod. Bern., oorspr.). Omstr. 1205 Ao. 1361 Nisterle, (Hermans, Bijdr. 2, 575. Arch. v. 's Hertogenbosch no. 138 ao. 1361). Omstr. 1560 ). ). Nistelroye en Nestelroy, (Ald., oorspr.). Uit het voorgaande blijkt duidelijk, dat wij hier niet met een eigenlijk rode te doen hebben, maar met een loo. Le en re zien wij, als het ware, langen tijd strijden, totdat eindelijk, in het begin der XV eeuw, le zich gewonnen geeft. Zonder dit kon het geen roij worden; maar nu was de weg gebaand, en op het laatst der XVI eeuw zien wij roij verschijnen. Dat men vervolgens begon ook rode te schrijven, gelijk bij andere plaatsnamen van dien uitgang, is begrijpelijk. Het verdient de aandacht, dat onmiddellijk ten O. een gehucht Loo gevonden wordt, dat aanleiding kan gegeven hebben tot het ontstaan van den naam Nisterlo, Nisterle. Eene soortgelijke verwarring en afwijking ontmoet men bij den naam Tongelre, dorp bij Eindhoven (vroeger Tongerlo, ook Tongerle). Onzenoord of Onsenoort, heerlijkheid en gehucht bij Nieuwkuik, 2 ut. W. van 's Hertogenbosch, prov. Noord-Brab. Ao. 1415 Honsoirde, (Copiën van Charters in Oudehoven's Beschr. 1484 N. v. Honsoirde, (Ald.) 1516 Honsort, (Arch. v. B.). Omstr. 1560 Honsort en Hontsoort, (Ald., oorspr.). Het kan zijn naam danken aan het houtgewas, honds, (zie Honswijk). Het wordt uitgesproken: Onzenoord, met de klem op On. Opijnen, dorp in de Tielerwaard, prov. Gelderland. " 1280 Opinen, ( " 1017). 1395 Opynen, (Arch. v. B., herhaaldelijk uit 't oorspr. Oorschot of Oirschot, dorp 4 u. Z. van 's Hertogenbosch, prov. Noord-Brabant. Ao. 1196 Orscot, (Arch. v. B. oorspr.). 1278 Daniel miles dictus Orscathe, (komt voor in een oorspr. schepenbr. van Kleef. - Ald.). 1332 Oerscot, (Ald. oorspr.). 1475 Oirschottensis, adj., (Ald., oorspr.). Omstr. 1560 Oirschot, (Ald., oorspr.). Deze laatste spelling vindt men in deze en de vorige eeuw nog het meest, zij komt ook met de uitspraak overeen, gelijk men die namelijk in de volkstaal hoort. 2 Oosterwijk of Oisterwijk, dorp 11⁄2 u. N. O. van Tilburg, prov. Noord-Brabant. A°. 1416 Oesterwyc, (Arch. v. B., tinsboekje). 1422 Oesterwyck, (Ald., oorspr. schepenbr. van O.). 1450 Oesterwyck, (Ald., oorspr.). 1663 en later gemeenlijk Oisterwijck, (Ald., oorspr.). In de volkstaal spreekt men uit Oisterwijk. Os, Oss of Osch, dorp 4 u. N. O. van den Bosch, prov. Noord-Brabant. Ao. 812 Osne, (Martène et Durand 1. 1. T. I. p. 19). 1069 Oss, (Sloet 179, niet oorspr,). Omstr. 1200 N. de Osse, (Arch. v. B., oorspr.). Omstr. 1450 en volg. dikwijls N. de Os, (Ald., oorspr.). Wij hebben met opzet steeds het voorzetsel de of in uitgedrukt, waar het voorkwam, om te doen zien dat het woord in ablativo staat, somtijds, als onverbuigbaar, de Os, somtijds door bijvoeging van se. Oudheusden, dorp ten Z. van Heusden, prov. Noord-Brabant. Ao. 1283 Audehosdinne, (Arch. v. B., oorspr. br. van den heer van Heusden). |