Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

eerst in het Rechtboek van den Briel enz. van Jan Matthijssen, dat van het jaar 1405 is, (uitgegeven door Mr. J. A. Fruin en Mr. M. S. Pols, 's Grav. 1880), ontmoeten wij den vorm Brielle & malen, Briele eenige keeren meer, terwijl overigens de vorm Briel (gen. en dat.) menigvuldig daarin voorkomt. Later ontmoeten wij de dubbele nog eens eenige malen in een slordig Duitsch-Hollandsch stuk van den jare 1443, (Alk. II bl. 69); maar de dubbele 7 begint eigenlijk eerst op te komen in 1474. Allengs vindt dit voorbeeld meer en meer navolging, alhoewel ook de betere meer rationeele schrijfwijze Briele (gen. en dat.) ten minste even dikwijls blijft voorkomen. Zoo schrijven bijv. Hadrianus Junius in zijn Batavia, 1652, en van Alkemade in 1729, nog standvastig Briele met één 7.

En thans? Van nu af aan zal men te kiezen hebben tusschen deze twee vooruit te gaan met hen die, tegen de taalregelen in, de e schrijven zelfs in den nom. en acc. en daarenboven de verdubbelen (men vergelijke bijv. ter ziele), of terug te gaan tot de geheel regelmatige schrijfwijze der eerste eeuwen.

Niet onze beroemde stad op het eiland Voorne alleen draagt dien naam. In Nederland komt die nog ééns, maar des te meer in Belgisch Vlaanderen voor. Namelijk:

De Briel, buurschap in de gemeente Prinsenhage, 11⁄2 uur N. W. van Breda. Op de groote topographische kaart van Nederland en op Kuyper's Gemeentekaartje staat met recht De Briel. De derde naamval Den Briel of te Brielle (vgl. Den Helder, Den Haag enz.) kan bij eene buurschap van eenige weinige inwoners wel zeldzaam te pas komen.

Briel, gehucht in Oost Vlaanderen, ten Z. van Calloo, ongeveer 1/2 uur van de Schelde verwijderd.

Briel en Ouden Briel, beiden aan den rechteroever der Schelde, ten O. van Dendermonde, Vgl. Wauters, Table chron. III, p. 606 en 685, die, in eene tweede oorkonde van deze "pré", ook den vorm Bruil opgeeft. Briel, gem. Gijzenzeele bij Gent, volgens L. G. Visscher, Handb. d. Alg. Gesch. v. Nederl., Maarsen, 1851, bl. 220.

Den Briel, ook gespeld Brelo en Bril, eene wijk van de stad Gent, die herhaalde malen in de charters voorkomt, o. a. in een van Febr. 1210. Zie Diericx, Mémoires sur la ville de Gand, I, 406; Serrure, Cartulaire de St. Bavon, p. 101. Diericx zegt van den naam, p. 412:

Le Briel. Ce mot flamand veut dire une plaine ou place entourée d'arbres. La place dont il s'agit ici était d'abord nommée la place aux tourbes (den torf-briel) sans doute parceque etc.... La population s'accrut tellement

[ocr errors]

le

dans ce lieu, que nous l'avons déjà vu qualifié de ville en 1393 (nl. in een charter van 1293, vermeld op p. 222, waarin voorkomt : serviche de noz Eskevins et de no communiteit de no vile dou Bril...") La place aux tourbes.... s'étendait sur tout le surplus du terrain renfermé entre la Lieve et le fossé des bateliers; terrain qui se prolongeait entre ces deux lignes, depuis la terre la mue, qui est derrière le couvent des réligieuses Victorines, dit de nos jours 't klooster ten groenen briele, jusqu'à la partie des fortifications du chateau de Gand, que l'on nomme à présent le fossé des corroyeurs. Zie ook Diericx, Appendice aux mémoires de Gand 1816. Dit werk bevat een Plan topogr. de l'ancienne ville ou Port de Gand, waarop de ligging van den Torfbriel en van het klooster ten groenen briele te zien is.

Een Houtbriel te Gent wordt vermeld door de Smet; zie bened. bl. 8. Briele of Brielen, (de eerste vorm komt o. a. voor op de Groote kaart van Vlaanderen van Mercator 1540, de laatste op de kaart van het Dépôt de la guerre 1875), ten N.O. van Yperen. Bij Diegerick, Inventaire des chart. etc. de la ville de Ypres, I, 15, wordt eene oorkonde vermeld, waarbij in 1196 de kapel de Sainte Marie à Brielen-lez-Ypres" tot eene parochiekerk wordt verheven.

Bij A. Vandenpeerenboom Ypriana (Bruges 1879-1882) III, 315 heet deze kapel la chapelle de Notre Dame ten Brielen (au Breuil") près d'Ypres etc.

Verder zij de aandacht gevestigd op de volgende plaatsnamen in ons land, die waarschijnlijk hiermede verwant zijn:

De Brielard, voormalige buitenplaats bij Barneveld, ruim van water voorzien. Op eene kaart van Nic. Visscher (Landkaart vertonende Het Graafschap Holland, seer dienstig om te reysen enz.) wordt dit Adelijke Heerenhuys Brilen genoemd. Evenzoo op eene van de Erven Homann te Neurenberg, 1733. Ook v. d. Aa Wb. geeft nog eenige verschillende lezingen van dezen naam op.

Briels- of Brilspolder, gem. Biervliet.

Brieltgens- of Briltgenspolder, gem. Oosterhout en Made.

Door L. G. Visscher, t. a. p. wordt een „Brieleman" vermeld als eene "Stede" bij Etten. Daar deze stede" nergens te vinden is, zal hier vermoedelijk eene vergissing schuilen en gelezen moeten worden de Briel, hetzelfde dat wij boven vermeld hebben als eene buurschap onder Prinsenhage, welke gemeente grenst aan die van Etten en Leur.

Doch ook in Duitschland wordt de naam Briel (met Zuid-Duitsche -ie

voor -ü) veelmalen aangetroffen. Het uitvoerige Orts-Lexicon voor Deutschland van H. Rudolph, Leipz. 1862, geeft niet minder dan elf plaatsen op van dezen naam of met dien naam samengesteld.

Ook in eenigszins gewijzigden vorm komt de naam nog voor in andere streken van ons land of van ons taalgebied:

Bruil, (volg. v. Wijk Rz. ook wel Breuil geschreven) eene buurschap der gem. Ruurlo, prov. Gelderland. Op de groote topographische kaart van Nederland en op het Gemeentekaartje van J. Kuyper wordt dit Brui geheeten; ongetwijfeld een verzuim van den teekenaar of van den graveur. De groote Waterstaatskaart geeft den goeden vorm; ook op de plaats zelve kent men alleen den vorm Bruil.

4

Bruelis, ('t Huys te Bruwelis op de kaart van R. Ottens,) was de naam van een in het begin dezer eeuw gesloopt slot in de Zuid-Bevelandsche gemeente Kapelle. Of dit slot den naam gegeven heeft aan het aanzienlijke geslacht Bruelis, dat verwant was aan het Henegouwsche huis, dan of het daarvan den naam gekregen heeft, is onzeker.

Brul, een bosch bij Norg in Drente, langs het Diep of de Aa gelegen, ten N. van de kolonie Veenhuizen, op eene kaart van Janssonius Bril geschreven.

De Bril, gehucht bij Hitsum, in Franekeradeel.

De Bril en het Brildiep, gehucht en vaart in de gem. Zuidhorn en Oldekerk in Groningen.

Brill, een dorp bij het stadje Esens in Harlingerland, Oost-Friesland.

De Breul, een betrekkelijk laag gelegen straat of wijk van Amersfoort, ook onder den naam van Broedel en Broel vermeld door van Bemmel, Beschr. d. st. Amersfoort II, bl. 20, 30 en 52.

De Breul bij Zeist. Slechts op de kaarten van Specht wordt de vorm Breundel gevonden; op eene van Nic. Visscher, eene van Justus Danckerts en eene van de Erven Homann te Neurenberg 1733 Breudel. Het is thans een buitengoed onder Zeist bij het spoorwegstation, rijkelijk van water voorzien.

In de Oorkonden van Helmond bl. 221 wordt d. d. 14 Juni 1490 een stuk land of eene streek vermeld onder den naam Bruel.

Ook in Mechelen draagt een laag gedeelte der stad te oordeelen naar het water waaraan en waarbij het gelegen is nog de namen van Ouden Bruel (Leermarkt, Marché aux Cuirs) in 1220 het eerst ge

noemd Ouden Bruel (Vieux Bruel) en Bruel (Rue du Bruel). Zie

[ocr errors]

Atlas des villes de la Belgique au XVIe siècle; cent plans du géographe Jacques van Deventer etc., par M. Ch. Ruelens, Bruxelles 1884.

De Broel, markplein te Kortrijk, langs de rivier de Leie. In de nabij-* heid verheffen zich, aan weerszijden van eene over die rivier gebouwde waterpoort, twee zware middeleeuwsche wachttorens, de Broeltorren (torens) genaamd.

Insgelijks heeft in Munster, de hoofdstad van de Pruis. Prov. Westfalen, eene straat, die gelegen is in een vochtig oord, besloten tusschen de stadsgracht en het riviertje de Aa, dat de stad doorstroomt, den naam van Breul.

:

De Brol, een marktplein te Leeuwarden in een zeer oud gedeelte der stad. Volgens het Charterboek van Friesland III, 295, werd in 1552 geordonneerd dat nyemant eenyge graenen en zal moegen vercopen dan op beyde die straeten staende in ouder gewoonte, ofte in schuyten liggende in de Brol, ende dit tusschen de Vischbrugge ende Brolbrugge, alwair myts deesen geordonneert wordt die marckt der voorscreuen graenen.“ Later zijn de drie waterstroomen, die daar samenvloeien, geheel overwulfd geworden, evenals dat op meer plaatsen in Leeuwarden geschied is, om in het gebrek aan ruime pleinen te voorzien. Zie Eekhoff, geschk. beschr. v. Leeuwarden I, 342.

De Brol insgelijks een marktplein te Franeker; Eekhoff t. a. p.

Ook te Nijland en te Oosthem, twee dorpen ten westen van Sneek gelegen, komt de naam Brol voor, waarmede genoemd worden zekere stukken gronds, die zich echter, volgens mededeeling van een ouden bewoner dier streek, niet merkbaar onderscheiden van het overige omringende land.

Breuille, oudtijds Bruyelle en Bruelle, gemeente of dorp ten zuiden van Doornik, aan de Schelde.

Voor de overgroote menigte Brühl's, Brill's, Breul's, Breuel's en Breil's die in Duitschland te vinden zijn, verwijzen wij naar het reeds aangehaalde Orts Lexicon van Rudolph.

Ook in Frankrijk is Breuil nom d'une infinité de lieux, écrit quelquefois Bruel". volgens Quicherat, de la formation française des anciens noms de lieu, Paris, 1867, p. 51.

Oorsprong en beteekenis. Förstemann, Diez, Quicherat en andere door den eersten opgenoemde schrijvers geven als den oudsten vorm uit het Middeleeuwsche Latijn op: brogilus, broilum, het eerstgenoemde uit een capitularium van Karel den Groote van het jaar 800, waarin men leest: Lucos nostros quos vulgus Brogilos vocat.

Doch de klinkers van ons Briel en der andere door ons opgenoemde woorden komen niet geheel overeen met brogilus, dat bij ons breugel zoude *moeten luiden.

Inderdaad ontmoeten wij dan ook in Noord-Brabant een dorp Breugel, vroeger ook Bruegel geschreven (gemeente Zon of Son), de geboorteplaats onder anderen van den schilder Pieter Breugel, wederom in eene betrekkelijk lage streek. En in de daaraan grenzende Belgische provincie (de Kempen) ten N.O. van het stadje Peer: Groote Breugel en Kleine Breugel of Bruegel, welke in de Indicateur des postes de Belgique en op sommige kaarten bijv. onze groote topogr. en milit. kaart blad 57 Groote (Grand) Brogel en Kleine (Petit) Brogel genaamd worden. Het verdient aanteekening, dat deze laatste plaatsnamen nergens met het lidwoord voorkomen, zooals de Briel, de Breul, enz.

Vervolgens komt het woord in alle Romaansche talen voor, bijv. Ital. broglio en bruolo, Prov. bruelh, Fr. breuil; vrouwelijk is het in 't Port. brulha, Prov. bruelha, Oud Fr. bruelle. In 't Angelsaks. broel, in 't Midd. hoogd. brüel, Hoogd. brühl, enz.

Dat een op een zoo groot gebied verspreid woord ook in min of meer uiteenloopende beteekenissen gebezigd is geworden, bemerken wij uit de verschillende glossatoren :

Leibnitz, collect. etymol. part. 2, pag. 445, vertolkt het door: „locus depressus, humidus, pascuus, wat bijzonder goed overeenkomt met de plaatselijke gesteldheid van vele der bovengenoemde plaatsen.

Grammaye, Flandria p. 188, zegt, dat zeker plaatsje in dat gewest, Moerghem, om de moerassige ligging, a situ paludoso in oude bescheiden Broylus geheeten wordt. Vgl. ook Hoeufft, Naamsuitgangen bl. 12.

Benecke-Müller Mhd. Wb. i. v. zegt: mit gras bewachsener Platz" Grimm, D. Wtb. noemt Briel m. palus, sumpf; brül, m. „campus aquis irrigatus, pratum palustre, aue, buschigte wiese." Bijvormen zijn brüel, breuel, bruhel. In den städten heiszen straszen oder andere plätze oft noch brül. Hirschbrül ist statio cervorum circa loca aquosa et virgultis amoena." Vgl. Stieler, 251, Stalder, I, 233. Nhd. brülicht ist „viridans, frondosus" ein brülichter Ort viridarium”.

Le Brul en Bruhl du Roi zijn namen van weilanden in Luxemburg, zie Gachard, Inv. des cartes no. 1480 en 1481. Ai 1777 en 1771.

De Smet, in Mémoires de l'Acad. roy. de Belgique XXIV, 3, p. 8, zegt: Briel, marais couvert de broussailles, en XXVI, 31: Brielen, habitations dans un lieu sauvage et boisé. En in de aanteek.: le Groenenbriel et Houtbriel à Gand ont la même origine.

« VorigeDoorgaan »