Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Souburg.

Oost- en West-Souburg, twee plaatsen op het eiland Walcheren. Ze worden reeds vroeg vermeld. We lezen, dat Dirk VII, graaf van Holland en Zeeland, en zijne vrouw Aleida, in 1198 aan de abdij van Middelburg een vierde deel van de tienden van Sutburg schenken (van Visvliet, Inventaris, Deel III, p. 4). Een charter van 1247 (v. d. Bergh, Oork. b. I. n°. 437) noemt Oistersubburch als eene onderhoorigheid van de kerk van Subburch. In 1248 verleende graaf Willem II den abt en het convent van Middelburg vrijdom van schot en heervaart wegens land te Westsubburgh (Oork. b. I, no 454).

De spelling en beteekenis van de tweede lettergreep van Souburg levert natuurlijk geene moeilijkheid op. Anders is 't echter met het eerste deel van het woord. Ik vond daarvoor negen verschillende vormen n. 1. Sut-, Sub-, Sub-, Zub-, Su-, Sob-, Zob-, Zoub-, Zou- en Sou-.

Tot bewijs hiervan haal ik de volgende plaatsen aan:

1o. Sutburg in 1198. Oork. b. I. 178. Kluit no 43.

Sutborch in 1284. Op een zegel, hangende aan het charter n° 111, vermeld in van Visvliet, Inventaris, Deel III, p. 39, staat het randschrift: S. Johis Willem f. de Sutborch."

2o. Subburg in 1218 en 1258. Oork. b. I. 264; II, 49. Subburch in 1247, 1271 en 1478.

rekening van 1478 en andere jaren.

Subburgh in 1250. Oork. b. I, 511.

3o. Zubburg in 1250. Oork. b. I, 504.

Oork. b. I. 437; II, 215. Bede

Zubburgh in 1324. Van Visvl. Inv. Deel III. no 268.

Zubburch in 1467-1492 en andere jaren. Bederekeningen.

4o. Subourg in 1284. Op een zegel van het charter no 111 bovengenoemd S. Johis f. Pieter de Subourg."

:

Suborch in 1284. Op een ander zegel van hetzelfde charter: „S.
Simonis d' Ostersuborch."

5o. Sobborgh in 1288. Van Visvl. t. a. p. nos 114 en 115.

6o. Zobburch in 1560. Bederekening.

7°. Zoubburch in 1536, 1557, 1560 e. a. Bederekeningen.

9o.

Zouburch in 1568. Bederekening. Evenzoo in de 4e Steenrol, beginnende met 1699.

Souburch in 1533. Bederekening. Evenzoo in de drie Steenrollen, beginnende met 1566, 1599 en 1605.

Souburg in de Steenrol, beginnende met 1792.

[ocr errors][merged small][merged small]

De uitspraak, zoowel de platte als de beschaafde, is Soeburg.

De beteekenis blijkt, dunkt me, het best uit den oudsten vorm. Evenals Suthflieta (Ao 976) beteekent Zuidvliet, Suthbeveland (A° 1147) Zuidbeveland, Sutpeene (A° 1240), département du Nord, Zuidpeene, Sutfenne, de oude vorm voor Zutfen (zie boven bl. 31), Zuidveen, en Zudkerken in Scaldia (Ao 1250) of Sutkerke in Scouden (Ao 1291) wil zeggen Zuidkerke in Schouwen, zoo zal ook Sutburg zijn Zuidburg, de burg in het zuiden van Walcheren, evenals Middelburg in het midden van dat eiland. De geschiedenis meldt ons niet, wanneer deze burg is gesticht. De schrijver van De gemeente Oost- en West-Souburg (M C. Paspoort) vermoedt, dat de oprichting is geschied in de 12e eeuw ten einde de ingezetenen te beveiligen tegen de invallen der Vlamingen“. „Deze burg”, zegt hij verder, stond aan de zuidzijde van het dorp, zijnde juist de zijde, waar men den vijand had af te weren. De plaats er van is nog kenbaar aan eene cirkelvormige oppervlakte, groot 9 bunders, 20 roeden," 26 ellen, die evenals de burgstraat te Middelburg uit eener naar het midden oploopenden grond is zamengesteld en op de overloopers der Zuidwatering nog bekend staat onder den naam van burg-blok, terwijl de tienden aldaar de burg-leentienden worden geheeten, en het achterste gedeelte van den weg, die rond dezen cirkel heengaat en den Ritthemschen zandweg met den Vlissingschen straatweg verbindt, nog voortdurend de burg-weg genoemd wordt."

De burg is in den loop der eeuwen verdwenen, doch zijn naam is bewaard gebleven en overgegaan op de heerlijkheid en de gemeente met de beide daarin liggende dorpen.

Sutburg is dus na velerlei vervorming in de schrijftaal geworden tot Souburg, in de spreektaal tot Soeburg. De oorspronkelijke oe-klank is in het gesproken woord bewaard gebleven. De oude uitspraak toch van ons hedendaagsche zuid is soêd, en deze oe-klank werd in Middelnederlandsche woorden op verschillende wijzen voorgesteld, hetzij door u, uo, ou, of door oe. *) Vandaar de geschreven vorm Souburg. Zoo komt ook het plaatsje Zuydcoote, ten oosten van Duinkerken in het noorden van Frankrijk, in oude stukken voor als Zuytcoote en ook Zoutcote (Ao 1183). Zie Inventaire des archives de la Chambre des Comptes à Lille en Messager des sciences historiques, 1850, p. 200. Volgens H. Q .Janssen, in Bijdragen tot de oudheidkunde enz. van Zeeuwsch Vlaanderen D. III p. 92, wordt Zuyenkerke in Vlaanderen in de oorkonden Suenkerke (Zie Gachard, van Lokeren en a.) gespeld, doch

1) De opmerkingen omtrent de uitspraak werden mij welwillend van wege de Redactie verstrekt.

men vindt ook dikwijls Soekerke; het volk zegt steeds Soekerke. De overeenkomst met Souburg is hier in het oog vallend.

Zoutelande wordt door de Walchersche boeren steeds Zoetelande genoemd; evenwel in de grafelijke rekeningen vindt men zonder uitzondering Zoutelande, in Latijnsche stukken Salsaterra. Op grond hiervan durf ik, al wordt ook de oe-klank in de platte uitspraak gehoord, dit geval niet gelijkstellen met Souburg.

Dat wij overigens vele plaatsnamen aantreffen met zout en zoet samengesteld, behoeft ons, die zooveel met het zoute water te kampen hebben gehad, niet te bevreemden. Zoo hebben we een Zoutkamp in Groningen, verscheiden Zoutepolders in Zeeland, een Zouteveen in Zuid- en een Zoutkaag in Noord-Holland, tegenover Zoetermeer en Zoeterwoude in ZuidHolland, Zoeterstege in Overijsel en een polder Zoetwater bij Oostburg. Zouteveen komt reeds in 1282 voor als Zoutenvene (v. d. Bergh, Oork. b. II. 460, 461), Zoetermeer in 1270 en 1281 als Soetermere (v. d. B. II, 194, 416), Zoeterwoude als familienaam in 1205 als Sotrewold en Soterwold, in 1292 als Zoeterwoud en in 1296 als Zoeterwoude (v. d. B. I, 202, 203, II 936), dus met geen noemenswaard verschil van spelling. Van Leeuwen houdt in zijn Batavia Illustrata p. 158, Zoeterwoude voor eene verbastering van Zweter- of Zwetterwoude, zoo genoemd naar de Zwet, een riviertje, dat in de nabijheid van het dorp moet hebben gestroomd. Uit de zoo even genoemde, in de dertiende eeuw gebruikelijke vormen blijkt hiervan evenwel niets.

Een voorbeeld, dat de oeklank der oude u in schrijfwijze en uitspraak beide is bewaard gebleven, hebben we in den Utrechtschen plaatsnaam Soest. Volgens van der Aa, Aardr. Woordenb. en de Raei de Jonge, Dict. Geogr. heette Soest oudtijds Zuzatum, 't welk door H. Q. Janssen t. a. p. vertaald wordt door Zuidzate. Als tusschenvormen noemt v. d. Aa nog Soyse, Zoys, Suys en Sose. Het Duitsche Soest (Regierungsbezirk Arnsberg), dat Sohst wordt uitgesproken (Balbi, Allgem. Erdbeschr. I, 374), heeft denzelfden oorsprong: in 1271 wordt genoemd een Theodoricus praepositus Susatienses en in 1285 vond ik den naam Susat. Zie Sloet, Oork. b. v. Gelre en Zutfen.

Van Zoelen, Zoelmond, Zoelmonderbroek (Betuwe) werd in vroegere vormen de oeklank eveneens voorgesteld door u, afgewisseld door

uuo, uo en 0:

Ao. 1046 Swolen, Sloet, Oork. b. v. Gelre en Zutfen.

[ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small]
[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

Als familienaam komt Zoelen herhaaldelijk in de Geldersche oorkonden voor. Onder de vele ridders, de beste van al Gelrelant", welke in den slag van Woeringen tegenwoordig waren, wordt ook genoemd van Sole Her Ernest." In het midden der dertiende eeuw leefde een Otto, heer van Zoelen, wiens naam ik op zes verschillende wijzen gespeld vond: Otto de Suůle, Sulen, Zuelen, Soelen en Solen.

Zuilen (prov. Utrecht) en Zuilichem (in het Maas- en- Waalsche) toonen in hunne oude vormen eenige overeenkomst met Zoelen. Zuilen luidt in de 12e en 13e eeuw steeds Zulen, Sulen, Zuelen, Zuylen. Zuilichem, dat in 1143 Solekom, in 1196 Sulichem en Sulenchem, in 1203 Sulechem, in 1282 Sulghem wordt gespeld, staat, wat afkomst aangaat, klaarblijkelijk met Zuilen in nauw verband; immers chem (= heim, hem, em, um) beteekent huis of tehuis. Ten slotte nog Soelekerke.

Tot in de eerste helft der 16e eeuw een dorp en eene heerlijkheid in het westen van Noord-Beveland, werd deze plaats tijdens de groote overstrooming onder de regeering van Karel V door de golven verzwolgen; doch de naam leeft voort in den in 1818 herdijkten Soelekerkepolder. In de oorkonden komt het van de 13e tot het midden der 14e eeuw voor als: Schotlingekerke in 1209. Scoetelinckerke in 1321.

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small]

Deze vormen komen ook voor in de Bederekeningen van 1317 tot 1568. 't Is bij afwisseling Soetelin-, Soetelinghe-, Soetelinc-, Tsoetelin-, Tsoetelins-, Tsoetelinc-, Soetelijn-, Zoetelijn-, Zoetelink-, Zoetelijnckerke enz. Alleen in 1566 en 1568 komen Soelekercke en Soelerkercke voor.

In de Domeinrekeningen vindt men van het midden der 16e tot het begin dezer eeuw steeds Soetelinkercke.

In de Steenrollen daarentegen, 1569 tot 1792, wordt de naam eerst Soelekercke en later, zooals thans gebruikelijk is, Soelekerke gespeld.

Het oudst is dus de vorm Schotelingekerken, het jongst Soelekerke. De overgang van sch of sc tot s of z, dien wij hier zien, is zeer goed te verklaren en komt meer voor. De uitgang linge, in den plaatsnaam tot le verkort, heeft zich in de familienamen Soelinxkerke, Zoetelingskerke en Soetelingskerke staande gehouden.

Middelburg.

J. BROEKEMA.

Klinge, gemeente in Oostelijk Zeeuwsch Vlaanderen, welke uit een vijftal polders bestaat, en de gehuchten Klinge & de Hollandsche Kauter, benevens de buurschap Kapellebrug of Oude-kapel bevat. Dit gehucht Klinge, één uur N. W. van Hulst gelegen, wordt ook wel Hulster-Klinge genoemd, ter onderscheiding van het daaraan palende Belgische dorp de Klinge, hetwelk dan de Vlaamsche- of Waessche-Klinge heet.

Wanneer men de physische gesteldheid van Oostelijk Zeeuwsch Vlaanderen nauwlettend nagaat, dan ontdekt men, dat aan de zuidelijke grenzen eenige zandheuvels gevonden worden, welke, naar het schijnt, beginnen, of althans aanwezig zijn in den omtrek der gemeente Klinge, en dat deze overblijfsels zijn van vroeger daar aanwezige duinen.

In de prijsverhandeling van A. de Hoon, getiteld: Mémoire sur les polders de la rive gauche de l' Escaut et du Littoral Belge, in 1851 bekroond door de Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de la Belgique, en opgenomen in hare Mémoires couronnés, tome V, seconde partie; Bruxelles, 1853, gewaagt deze schrijver, zoowel op pag. 7 en 8 als op pag. 28, van de zandbank, welke zich uitstrekt benoorden de dorpen of vlekken: Burcht, Zwijndrecht, Melsele, Beveren, Vracene, St. Gilles, Clinge, Koewacht, Overslag, Selzaete, Assenede, Bouchaute en vervolgens. De geleerde oudheidkundige Dr. J. ab Utrecht Dresselhuis, die ons in zijne belangrijke verhandeling, getiteld: De provincie Zeeland, in hare aloude gesteldheid en geregelde vorming beschouwd, opgenomen in het 1e deel, 1e stuk van de Nieuwe Werken van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen: Middelburg, 1836, zijne veeljarige onderzoekingen mededeelt, staaft zulks, door op blz. 14 en 15 aan te toonen, dat in de 12de eeuw, behalve de tegenwoordige beide armen der Schelde, ook ten zuiden bovendien nog een belangrijke tak van den hoofdstroom werd aangetroffen; dat de Schelde alzoo in dien tijd, op den hoek van Calloo, gedeeltelijk hare Noordwestelijke richting bezuiden de Keetenissen bleef behouden

« VorigeDoorgaan »