Duesborch a° 1499 (N. VI, 1 bl. 197), -borgh a° 1573 (H., Stuk

ken II, 290, 1).

Doeszborch a° 1566 (N. Bijdr. VIII, 76).

Doessborch a° 1594 (Bijdr. I, 1).

Duissborgh a° 1594, 1603 (Leenbk v. Spaans weerd in GV 1887

bl. 51, 64).

Gesl. v. Doseburgh, v. Dozeburgh, a° 1347, 52 (Cam. I 294; II 127, 161) v. Doesborch, a° 1428 (Cat. n°. 257), Doijssborch a° 1503 (E 174), v. Doesberch a° 1515 (Cat. n°. 854), v. Doesburgh (te Leiden).

Mag Doesburg niet verward met Duisburg aan den Rijn [a° 1129 Duisburch (Bo 134b), a° 1450 Teusburch (T. v. E. 178): a° 1222 Dusburch (Bo 323a), in 1783 noemde men, bijv. Prof. Bondam zelf bl. 323, noot b), Doesburg ook nog wel het Geldersche Duisborg. In Z.-Brabant ligt een dorp Duysbourg of Duisburg, a° 1402, 7 Duysborch (Leenbrief in Nav. XXXVI, 365; VII, 277), a° 1625 Doesburch (HS. v. Drakenborch in Nav. XXXVII, 583), a° 1749 Daasburg (Nic. Goetzee, opdracht vóór zijne Bijbeluitgaaf, Gorinchem). - De gesl. v. Do(e)yenburg(h), -borg (GV 1882 bl. 30, 1; GL in GV 1884 bl. 34, 5), naar welke familie een blok landerijen en hoeve op Homoet te Ek Doedenburg heet, luidde volg. Nav. XXXVII, 266, ook v. Doyens-, Doys-, Dous-, Doesburgh. Opperdoes luidde in 1083 Those (BM 148).

Doesburg, bp o. Eede, op Veluwe, -:

Dusburg a° 1025 (BM 191; Sl. 151; N. Bijdr. N. R. V, 49, 50).
curtis Doseburg a° 1200 (Arch. kl. Bethl. 1853 bl. 7) a° 1230 (do-
mus) (Sl. 531).

Doeseborg a° 1426 (Mr. R. W. Tadama, Verslag arch. havezate Den
Dam te Gorsel 1857, bl. 4).

maelschap Duesburch a° 1449 (Tijnsboek v. Eede).

Doesberch a° 1524 (N. VI, 2 bl. 827), -borch a° 1534 (H., G.
Oudhh. 372).

Gesl.: de Duseborch a° 1338 (op Veluwe; H., Roozendaal 33.)

Doeveren, hf op Veluwe, bij Soeren, a° 814/5 sylva Dubridum (Sl. 30), waarvoor Bo 13b en BM 97, 192 Dubridun hebben. Anal.: Doveren of Doeveren (Land v. Heusden).

Dommeren, bp o. Gorsel:

(in) Dummere a° 1240 (Sl. 623; A 9).

Dummere a° 1294, 1332 (A 33, 49).

Dvmmere a° 1343/4 (ib. 62).

Dummeren a° 1400 (B 76).

Dommeren a 1504 (E 263).

en

Samenstell. Dommermarke a° 1434 (C25). De Dommerbeek, Dommerholt gem. Gorsel, a° 1348 silva Dummere (Cam. II 23); a° 1362 Dommerholt (Cam. III 160) a° 1439, 1508 (H., G. Mk I 176; N. VI, 1 bl. 400); a° 1364, 5 Dummerholt(e) (Cam. III 356, 430).

:

Gesl. v. Dummere a° 1266, 94 (Sl. 871; A 21, 33) a° 1332, 44, 68 (A 49, 62, 81), v. Dommere a° 1299 (A 34), v. Dummeren a° 1344, 1400 (ib. 62; B 76) a° 1437 (C 34), v. Dummer a° 1362 (Cam. III 147), v. Dommer a° 1363 (ib. 372), v. Dommeren a° 1434, 1520 (C 26; E. 466). Te Deventer enz. nog Dommerholt.

Doornenburg, in OB., o. Bemmel:

villa Doronburc a° 891/2 (BM 186, 197; Sl. 65), -bure 1) (Bo 43b 2). (in) Dorinburc a° 1046 (Sl. 162).

(decimae de), (die) Dorenburg, -borgh a° 1190, 1255, 1346 (GL in GV 1874 bl. 3, noot 1; Bo 500b; Sl. 756; GV 1871 bl. 75; N. II 23) borch a° 1337, 1449, 81, 1587 (v. Doorninck bl. XII; GV 1871 bl. 78; N. IV 240; V 137; H., Arnh. Oudhh. IV 86). Doirnenburch a° 1443 (H., Roozendaal 320).

Doirenborch a° 1561 (H., Kron. v. Arnh. 118).

dat huys tho Doorn-, Doernburch a° 1590 (H., Rooz. 454).
Dorenburgh a° 1645, 54 (Slicht. Tooneel 33a).

Gesl.: v. Doernborch a° 1402 (F 212).

Doornik, bp o. Bemmel, OB., waar voorheen een slot Dornick stond, dat reeds in de 14de eeuw verwoest is (TS 255), volg. Sl. 124 in de XIde eeuw >>Tornacum in palustrio". Doch waarom dit niet op het hier volg. Indoornik toegepast?

Doornik of Indoornik, gehucht o. Randwijk, OB, als heerl. oorspronklijk een Kleefsch leen, bij Hemmen (Bijdr. III 322), dat er als rijksvrije heerl. mooglijk is afgesplit (GV 1882 bl. 46). Over comes in Doornik, vanwaar Indoornik, zie Sp. III 422-4. De varianten hebben nagenoeg allen betrekking op Doornik, als:

1) door BM 186 onrechtmatig gewraakt; vgl. boven, Buren.

2) door Bo 124a, noot e, zonder reden van Dorinburc a° 1046 onderscheiden. »In de opgave der gouwen heerscht verwarring", zegt Sl.

1

1

Thornae (accusat. Thornas) a° 970 (Sl. 99) 1).

Tornacum? XIde eeuw (ib. 124; BM 198; BN).

Dornick a° 1318 (Sp. III, 416), a° 1360, 77 (de Borch), 83, 1479, 99 (ib. 420; GV 1886 bl. 44; N. V, 122; VI, 1 bl. 194; H., G. Mk I, 245).

? Dorniich a° 1319 (N. I, 189), -nich a° 1383 (N III, 110).

Doornick a° 1326 (GV 1886, bl. 45).

Daernic a° 1348 (N. II, 35), -nik a° 1355 (N. II, 72).

Doernic a° 1357 (Cam. II 511).

(in) Dairnick a° 1480, 90 (GV 1882 bl. 20, 16; F 424).

Doirnick a° 1506 (N. VI, 1 bl. 376), -nyck ao 1526 (N. VI, 2 bl. 861).
(opten Huyse te) Doernick a° 1506, 7 (H., Hof v. Geld. 76; Sp. IV
Cod. Dipl. p. 94), -nynck a° 1524 (N. VI, 2 bl. 793).
Daernynck a° 1507 (N. VI, 1 bl. 389).

Doornijnck a° 1507 (Sp. IV Cod. Dipl. p. 94), (heer in) -nick a°
1582, 4 (H., Stukken IV, 399; G. Mk I, 236).

In Doirnick a° 1509, 31, 8 (Los bl. arch. Arnh. Rekenkamer; koopakte, GV 1882, bl. 21, 2).

(in) Dornynck a° 1537 (H., Arnh. Oudhh. IV,

52).

Indoernick a° 1582 (II., Stukken IV, 345).

Indoornick a° 1599 (GV 1883 bl. 205).

Doornick a° 1645, 54 (Slicht. Tooneel 33a).

Te Rossum ligt een erf Doorning, aan De Doorningstraat, evenals men te Arnhem a° 1538 eene Dornynckxe stege aantrof (Nav. XXXIV, 529), alles ontleend aan den gesl. v. Doornik, die eeuwen lang tot de Over-Betuwsche bp in de nauwste betrekking stond, doch vermoedelijk (zie Fahne, »Clev., Jül. u. Berg. Geschlechter") zijn bakermat vond in het bij Emmerik gelegen Dornik, -:

v. Dornecke a° 1112 (GV 1886 bl. 45), -nick a° 1157, 1222, 7, 1318, 27, 44 (GV 1886 bl. 45), -nike a° 1264, 1344 (Sl. 854; N. II 15); de Dornicho a 1118 (Sl. 226) -niche a° 1242 (ib. 636); v. Doornick a° 1318 (H., Roozendaal 7); v. Doernyc a° 1318 (ib.); v. Dorine ao 1334 (ib. 14); v. Doernynck a° 1444 (v. Riemsdijk, »Engelanderholt" 1874 bl. 7), Doering a° 1447 (Cat. n° 443), -inge(s) 2) a° 1482 (ib. n° 680); v. Doernijng a° 1459 (ib. n° 540), -nigk a° 1476 (ib. no 641); Dorninge(s) 2) a° 1477 (ib. n° 648); Dorijnge(s) 2) a° 1534 (ib. n° 942) a° 1567 (ib n° 1110); v. Doringen a° 1538 (ib. n° 955).

1) Bo 64b heeft hier Torves. Misstelling.
2) Met achtergevoegde s, qua vrouwennaam.

Vgl. ook v. Doorninck: v. Doernic a° 1412 (v. Doorninck bl. xii); Daernic a° 1417, 30 (ib.); v. Daernick a° 1428 (ib.); v. Dairnick a° 1438 (ib.); v. Doirnick a° 1570 (ib. bl. 2); Doorning a° 1654 (ib bl. VI); v. Doornigh a° 1665 (ib. bl. 12), waaraan de Dornickweerd a° 1599 herinnert (v. Doorninck 10).

Doorn (Utr.) luidde in 960 Thorhem (BM 194), Torn (Limb) in 1067 Thorne (ib. 212), Dordrecht a° 1064 Thuredrecht (ib. 218). De Denekampsche bp Deuringen (Nom. Geogr. Neerl. I bl. 88, 9), is met Doornik etym.identisch.

Doornspijk, in Over-Veluwe, dicht bij de Zuiderzee,

Thornspyc a° 796 (Bo. 8a; BN).

Thornspiic a° 796 (Sl. 19; BM 191).

villa que dicitur Thornspic a° 805 (BN; Sl. 25).

Dornspic a° 1025 (NBijdr. NR. V, 49, 50; Sl. 151; BM 191), -spijck a° 1348 (Bijdr. II, 213), -spyck a° 1504 (H., G. Oudhh. 334), -spic, spick a° 1551 (Sl. 48).

(in) Hornspin, denklijk verschrijving voor Thornspic, 12de, 13de eeuw (Sl. 390).

Dorenspiec, -spic a° 1276/81 (Sl. 942, 4), Columpna -spic, -spick a 1320, 36 (Sp. IV Cod. Dipl. p. 44, 51; H., Roozendaal 26, 30), -spijc, spijcka° 1378, 83, 7, 1544 (N. III, 65, 113; F 154; Bijdr. II, 213).

Dorenspijt a° 1332 (Mr. P. A. N. S. v. Meurs, Gesch. Rechtsontw. v. Elburg 1885 bl. 5, - geheimzegel).

Col. de Dorespyc a° 1335 (H., G. Maalt. 117).

Doerenspijc a° 1459 (N. IV, 309), -spyck a° 1566, 9 (H., G. Mk II, 135; Stukken I, 334).

Doornspijck a° 1474 (Bijdr. II, 212), -spyck a° 1545, 6 (H., G. Bijzond. 59), -spijk a° 1592, 1609, 45, 54 (Bijdr. II, 323, 6; Slicht. Tooneel 110b).

Doernspyk a 1520 (H., G. Maalt. 92), -spick a° 1576 (H., Stukken III 103), -spijk a° 1592 (Acta partic. Synode Nijbroek in MS). (Dat Ampt van) Doirnspick, -spyck, -spijk a° 1534 (H., G. Oudhh. 387, 8; HB 1883 bl. 180) a° 1577 (H., Stukken III, 199). Doorspeet a 1550 (Kaart van Jac. v. Deventer, in Bijdr. II. 113). Gesl. v. Doornspeek, te Ek-en-Wiel.

Doornweerd, voorm. hooge heerl., op Veluwe-Zoom, aan den Rijn:

Dorenweerd a° 1280 (Sp. IV, 170; GV 1877 bl. 8), -weerde a°

1545, 6 H., G. Bijzond. 59). Heer to Dorenweert a° 1448 (Slicht., Tooneel 113a).

den Dorenweert a° 1318, 36, 1402 (BN; GV 1877 bl. 8, 3), -weerdt
a° 1431, 49 (N. III, 353; GV 1871 bl. 78), -weert a° 1589 (H.,
Kron. v. Arnh. 239).

ten Doerenwerde, -weerde a° 1432 (N. IV, 88), den -weerd, wyrdt
a° 1492 (H., G. Mk II 339, 55), -werde a° 1520 (H., G. Maalt. 89).
den, then Dornwert a° 1433, 9 (N. IV, 95, 169), -wart a° 1454
(N. IV, 269), -weert a° 1513 (H., Arnh. Oudhh. I, 118).
den Doirenwardt, -wert a° 1493 (H., G. Mk II, 513, 4).
Doorweerth a° 1500 (GV 1877 bl. 10, 1) a° 1587 (H.. Roozendaal
453), -weerd a° 1556 Slicht., Tooneel, 113).

Dorwerden a° 1535 (N. VI, 3 bl. 1089).
Doirnewaerdt a° 1545 (N. VI, 1 bl. 26).

(bij) den Do(o)renweert a° 1561 (H., G. Bijzonderhh. 72).
Doernweerdt a° 1576 (H, Stukken III, 104).

Doernenwoerdt a° 1577 (Cat. n° 1169).

Doornweert a° 1593, 1631, 46, 9 (MS.-acta Geld. Synode 25-9 Sept. art. 18; H., Roozendaal 41, 4).

den Doore-, Doorn-, Doorenweerd &° 1645, 54 (Slicht., Tooneel 110a). Doreweert, -weerd a° 1681, 4 (GV 1877 bl. 7).

Gesl. v. Dorenwerde a° 1332, 1400, de Geer 389; T. v. E. 143); v. Doerenweert omstr. 1406 (M. v. E. 87).

Anal.: Doornwaard (N.-Br.); Doornwerd (Gron), ook Toorwert, a° 983 Thornwrdh (BM 129).

Dort, bp en havezate o. Gorsel, op de grens der Overijselsche gem. Batmen. (Vgl. Nom. Geogr. Neerl. I, 90, 145).

Doretho (Arch. Geld. Toren, zonder jaar).

Dorrete a° 1344, 8 (Cam. I 134; II, 19), enz.

(Huys tot) Durt a° 1348 (N. II, 39).

Duriete a° 1359 (N. II, 117).

Dorrethe a° 1414, 37, 8 (Cat. n° 190, 330, 49) a° 1439, 60, 1517

(ib. n° 376, 548; E 327).

Dorrette a° 1438 (Cat. n° 349).

Dorthe a° 1439 (ib. n° 373).

(huys te) Dorth a° 1492 (D 580) a° 1560, 79, 87, 1645 [Cat. n°

1073, 1184; Bijdr. IV, 172; II, 347].

Dortt a° 1578 (H., Stukken III, 387).