Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

In 'Burdine fluvium', kan Burdine in genitivo staan, de e wijst dan op nom. Burdina; of het is onverbogen, wat meer voorkomt. »>(Super) Bordinem" is een acc., evenals >>(ultra) Bordenam" van Emo 1); de laatste vorm hoort bij een nom. op -a, de eerste misschien gevormd van die op -e, welke men vindt in een ander citaat: »quod dicitur Bordne." Noch een maal komt Bordena voor, A° 1297.

Deze laatste a of e kan een uitgang zijn, maar ook het laatste lid in samenstelling met de betekenis van 'water'. Ee komt in die streken meermalen voor: Smellen-ee, Wijde-Ee, Kromme Ee 2), Peanster Ee. Daarnaast staat een andere vorm a, blijkens een got. aha, die ook Ofries is: Amede, (Emden), welk dialect stemt met den vorm, die Emo 3) neerschrijft. De vorm bij de abten van Oostergo in 1297, en die in de Vita Siardi te vinden, moet dan beschouwd als een verlatijnsing van Bordene.

[ocr errors]

Bordene kan dus bestaan uit Burden-ê; het water de Borde, een zw. subst. dat 'rand, zoom' betekent, vgl. mhd. borte, rand, Einfassung, Band; ohd. borto, saum, besatz; on. bordi. Het M. en N. frie. boe(r)de. Noch heet 'de Boerde' een stuk land onder Huins (Baarderadeel), dat zich uitstrekt langs de oude slenk, nu Bolswardervaart (J. v. Loon, Jz.). Daarnaast staat het verwante Bord, St. Masc. subst. met dezelfde betekenis, vgl. ohd. bort; fra. bord.

Indien het in de VIe eeuw voorkomende Borda a juist is, kan dit uit Borda-a zijn samengesteld; aa geeft ongetwijfeld de lengte van de a weer, vgl. voor 't ohd. Paul-Braune, Beiträge, I, 433; oudsaks. Gallée, Altsächs. Gramm. S. 4, § 5.4).

Uit 'Bordene' is de d(e) weggevallen tussen de r en n.

Hoe moet echter verklaard de vorm Bornde- (zie het Register, iv.)? Mag men het voor een onjuiste schrijfwijze, een onnauwkeurige uitspraak van 'Bordne' houden? Metathesis wordt anders aangenomen voor bernde, last (< berthn, ags. byrden, vgl. ags. reng regn. tânc < tacn); zie van Helten, Altostf.-Gramm., § 106.

1) Vgl. boven p. 21.

2) Ook de Ee van Leeuwarden naar Dokkum; Eezum-azijl. Smalen-e, Wijden-e. Zie het Register.

3) Aa in Westerwolde; in Westerl. Friesl. is mij geen 'Aa' bekend; of Ter-A-pel?

4) Vgl. Sloet Oork. N°. 16 (A°. 796) Raadgeri, en N°. 23 (Raadald, iemand uit Wichmond (tans scheidingslijn tussen Saksies en Frankies in de Graafschap). De Got. au in alle stukken op Wichmond betrekking hebbend regelmatig ook oo, daarbij Got. ō, met o weergegeven.

De tegenwoordig noch bekende stroom de Boorne 1) komt uit een meertje in het oostelijk gedeelte van Opsterland, dat de Mieuwe mar (meeuwemeer) heet; stroomt met tal van bochten in ietwat zuidwestelijke richting, al breder en breder wordend tot de Oude Schouw; hier stort hij tans zijn water in de Nieuwe, vroeger in de Oude Wetering; volgens sommigen liep hij vroeger door tot Rauwerd, altans zéker tot Irnsum, waar hij de Grouw opneemt, en viel hij daar in een bredere boezem: de latere Middelzee. Met zekerheid is deze mond niet aantewijzen; men zie Eekhoff, in Nasporingen betrekk. de Geschied. der Middelzee, bl. 50 vv. 2).

De Middelzee, altans het noordelijk gedeelte, heette ook de Burdine. Tussen Terschelling en Ameland verbond die zich met de Noordzee; zie boven de aangehaalde kronieken. Hij was de grensscheiding tussen Oosteren Westergo

M. i. liep de grens ook zuidelijker noch langs de Boorne, tot dat hij stuitte op Suthergo, of op de grotere wateren ten zuiden. Daar nu Rauwerderhem tot Oostergo hoort en hoorde 3), zal de grens tussen Oostergo en Westergo, d. i. de Boorne, meer zuidelijk gelopen hebben; waar, is echter niet aantewijzen: 't is niet zeker hoever zich Rauwerdera-hem (toen met Idaarderadeel éen, zie 't Register, i. v.) ten westen bewoonbaar en bewoond 4) was.

Liep die grens misschien langs de wetering in het tans zo genoemde Sneekermeer, en verder langs Ter zool? 5)

Sool toch beduidt een kleine wetering, stroompje"; een diepe gleuf ook in een ondiep water, vooral voor de schepen; b. v. de sool in de haven

1) Vroeger moet hij een groot getal zijtakken hebben gehad: in de veengrond waardoor hij kronkelt, liggen noch vele stroken kleigrond, die noch sporen vertonen van rivierbedding geweest te zijn. Langs zijn oevers liep de Gravinneweg, vgl. Fr. Volksalm. 1886, p. 59 en 1887, p. 160. Dirks, Koophandel, 86.

Misschien liep zijn vroegere loop tot aan Warniahusen noordelijker, vgl. Fr. Volksalm. 1887,

p. 163.

2) Vgl. Fr. Volksalm. 1837, 126.

3) Zie beneden [vgl. het Register].

4) In 1335 was het vrijwel bewoond, zie 't Register.

5) A° 1335. De consecracione altaris in Zole, Rek. Utr. I, 517.

A 1401. Parochiani... Solis (genit.); zie 't Register, i.v.

A° 1467. Her Gaytia persena ter Soele, Schwartenb. Charterb. I, 619 (orig)

A° 1486. Eke toe Soel,... Dow Takama kinderen ter Soel, ald. I, 731 (orig).

Kadaster van 1505: Soell in Raeuwerderhem, ald. II, 16.

Register van den Aenbreng, 1511; ed. Telting, I, 273: Soel.

van Workum; of in 't ijs van een vaart of een meer, voor de scheepvaart opengehouën; het is het nederd. »sol, sumpf, schlammige, morastige niederung"; 't engl. soll, modderpoel, moeras 1).

De naam van dit plaatsje wijst er m. i. op, dat het ontstaan is toen de gronden daar noch weinig of niet waren drooggelegd; toen de slenk noch bestond, heden als nauw vaarwater overgebleven van de vroegere grotere stroom, de Boorne 2).

Deze Middelzee slibde langzamerhand aan.

A mcc. coepit huius maris mediterranei fluxus sensim mitigari atque terra ipsa magis magisque quotidie accrescere.

Worp, kroniek I, blz. 137, zie boven, blz. 12 noot.

A° 1203: Theodoricus.. bisschop van Utrecht... de kerk te Scharnum, wiens begeeving ons toebehoorde, en die langen tijd om de overstroomingen der zee onvruchtbaar is geweest, en woest en onbebouwd heeft gelegen, maar nu door het terug wijken van de zeegolven, zoo als wij hopen, in staat is om weder tot het draagen van vruchten bequaam gemaakt te worden,... en Wichardus, abt van Bloemkamp. Oudh. en Gestichten II, 25/6.

'Scharnum' houdt men voor 'Scharnegoutum'.

A° 1230: tot et tanti confluxerunt, ut exercitus in duos... divideretur ita ut omnes de decanatu Staurie, et de Westergo, et de Nova Terra, et de Bornego et de Smalena super Backenvene convenirent, illic Drentos inpugnaturi; reliqui vero, hoc est illi qui manent a Ly wart usque ad Lavicam, omnes per Mernam cum Hunsegonibus Groninge intrarent.

P. Hordijk, Quedam Narr. 71; Matthaeus, Anonym. Ultraject.; Mon. Germ. XXIII, 422.

Hier moet Nova Terra blijkens de overige genoemde landstreken, het 'Nieuwland' om-ende-bij Sneek en Bolsward wezen; onderscheiden als het wordt van Westergo en Oostergo (d. i. Bornego, Smalena, etc. zie het Register, iv.).

A° 1233. fundavit dominus Dodo 4us abbas Floridi Campi monasterium ordinis Cisterciensis sanctimonialium dictum Aula Dei (vulgo Nyecloes

1) Vgl. het Oostfries ssol, die seichte, schliekige oder schlammige Stelle eines Hafenbassins, bz. die abseits des eigentlichen Fahrwassers od. Strombettes liegende höhere, aus Schliek od. Schlamm bestehende Stelle im Hafen, worauf die Schiffe trocken u. fest liegen, wenn das Meereswasser abgeëbbt ist. Doornkant Koolman.

2) Afwijkend in Acker Stratingh, Aloude Staat I, 276—7.

ter)... in possessionibus fratris Ulbodi conversi, professi in Floridi Campo. Worp, Kroniek I, 164.

Dit klooster lag noord van Goënga.

A° 1242 (?). Wilker thes nya landes twiska Walters gersdam by suda and thine salta zee by norda toe up Aste(r)go nya lande.

Vrije Fries XIV, 433.

Dit land lag waarschijnlijk nabij Bozumerzijl; daar woonde in later tijd. noch het geslacht 'Walta'; en stond in 1664 noch een stins Walta; Schotanus, Beschrijv. 208; Vrije Fries, t. a. pl.

A° 1250. die Middelzee... ginc verby Liewerden, Wirdum, Rauwert, Goutem, voert westwerts weder op, dat men nu hiet Nylant. Petrus van Thabor, Kroniek (XVIe eeuw). I, 4.

Zie over 't dorp Nyland, het Register, i. v.

A° 1256-1279 zou de Boxamer dam naar Goutum zijn gemaakt. van der Aa, Geogr. Woordbk.

Vanwaar?

A° 1297... Westergo, quorum terra per mare quod Bordena vocatur, et per specialem jurisdictionem a terra nostra (i. e. Ostergo) distincta est. Schwartzenb. Charterb. I, 130; zie boven, blz. 21/2. A° 1398: een uutlant, geheeten Bil, dat aengheworpen is buten dijcs ende ghelegen is tusschen Meynaertsgae ende S. Mariengaerde. Schwartz. I, 284.

Dekenaatsregister van 1482: Dekenschap van 't Nieuwlandt op het
Bildt": de kerken van S. Jacobus, S. Anna en S. Maria (= Lieve-
vrouweparochie, Vrouwbuurt). Oudh. en Gesticht. I, 253.
A° 1505: de lande, de grote Bildt genoempt.... te bedycken.
Schwartz. II, 243.

[ocr errors]

Vgl. vooral Brouwer-Eekhoff, Nasporingen over de Middelzee (1834). Friesche Volksalm. 1843, blz. 69. Wybrants, Gesta Abbat. Orti S. Mariae, 254, 260, 265.

Toen de Middelzee aanslibde, werd de Swette de grens. Het Amelander gat, de oude mond der Burdine bleef echter. De Bilt-bedijkingen zijn de laatste tot heden.

Voor het Amelander gat ten oosten ligt noch het Bornerif.

In het >>Seebuch" 1) uit de XVe eeuw, waarvan de inhoud echter veel ouder is, staat cap. XI, §18 opgetekend:

1) Ed. Koppmann, Mit einer nautischen Einleitung von Breusing; mit glossar von Walther. Bremen, 1876. Verein f. Niederdeutsche Sprachforsch., Band I.

>>Item also gy wilt insegelen de Borne, so sole gy 2 torne myddes landes bringen van der Scellinge over (ên), unde lopet denne an de Borne up 3 vadem unde wiket denne wedder up 4 vadem van der Borne, efte gy segelt up Bornereff, unde gat denne langes landes in by juwen lode; unde also gy komen an endes der Schellinge, so schut dar en reff over van der Schellinge an dat Bornereff, dat is de Dorpel, dar vinde gy id dêp up myt ener halsen tide 21⁄2 vadem........” Lauwes.

Omtrent de Lauwes zie men deze Nom. Geogr. II, 156.
Het volgende dient daarbij noch gevoegd.

De verstopte geul ten oosten van Schiermonnikoog draagt noch de naam van de oude Lauwes; en zuidelijker heet het vervolg er van, ten westen van de Kapers en Boschplaat, de Lau wes 1), terwijl noordelijker de Gronden van de Lauwes liggen.

Dit eiland Schiermonnikoog hoorde van ouds aan de abdij Klaarkamp in Oostergo, stond kerkelijk onder het bisdom Utrecht. De taal is een ouderwets fries dialect, 't meest overeenkomend met het westerlauwes.

In 1400 geeft hertog Albrecht in leen aan Herman Howenpe een »eylant, geheten Moenkelangenoe ende Bercmeroe", gelegen tussen »der Lauwers ende der Wester Eem" 2).

Verwijs houdt Moenkelangenoe wel voor Schiermonnikoog, en laat door dat aan te nemen de Lauwes toen al ten westen van dit eiland in zee vallen.

Dit is echter onzeker, zelfs onwaarschijnlijk.

In 1401 worden der Schellinge, Amelant, Grint en anders die Vriessche eylanden bevredigd, naast Oostergo en Westergo. Dit wijst er op dat Schiermonikoog toen aan Friesland hoorde; behalve dit kan alleen het vrij onbeduidende Bandt (Bank, Emmius fo 14) 3), dat later aan de noordoosthoek van Oostdongeradeel werd aangedijkt, genoemd; in de XVIe eeuw was het noch een eilandje, zie de kaart van VAN DEVENTER, uit die tijd.

A° 1421 worden de eilanden west van de Lauwes aan Jan van Beyeren graaf van Holland; oost van de Lauwes aan de tegenpartij gelaten, vol

1) De Scholbalg (A° 1485, Vrije Fries XII, 383, 410; in de XIVe eeuw al genoemd, naar de 'Schol' vgl. t. a. pl. 385) of zoals 't vaker heet, het Friese gat ('t eerst in 1649 genoemd, a. w. 388) is nú de uitmonding van Lauwes, Reitdiep (Hunse), en Dokkumerdiep in de Noordzee. Vgl. Andreae, Lauwerszee, 3.

[merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small]
« VorigeDoorgaan »