Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

digb aan zyn: waar op de Voorzitter antwoorde, dat ze zoo deed. dan hervatte zy, eifcb ik den dood van den gebeelen Raad! Gy allen, onder wien, de maght en fcbatten van bet Volk zyn vertrouwd, vergeet de groote verdienften van mynen ouden Va der; -Vyftig jaaren was by uwen Veldoverften, en wierd de Befcherm-Engel van dit Volk genaamt; gy duldde niettemin, dat bem de armoede beknelde in zynen ouderdom; en zoud bem tot den bedelftaf bebben doen komen, zoo niet de gunft van de Princes 'er in voorzien baddes terwyl gy zelf, verzoopen in den overvloed op 't weeldrigfte leeft, van den Zegen die zyn bloed uw verkregen beeft; Zoo dit geen ondankbaarbeit is, kan niets ondankbaarbeit genaamt worden; kom, verlaat dan deeze Raadsbeerlyke Zetels, en gaa, breng uwe boof. den, daar ze my, tot boeting wwer ondankbaarbeit, kunnen overgegeven worden.

Nooit was 'er grooter verbaastheit als deezen redenen veroorzaakt; het Volk fterkte deezen eifch, en riep om reght; al de Heeren Leeden van deeze Hooge Vergadering zagen elkanderen op 't verlegendft aan, zonder magt te hebben van te kunnen fpreeken. En wat konden zy zeggen! Hoe konden zy die zoo waaren, zulken overtuigenden aanklagt wederleggen?- De Wet, die haar veroordeelde, was in veel te duidelyke bewoordingen gefteld, om 'er eenigen uitvlugt op te vinden: geen hulpmiddel kon 'er dus gevonden worden, en, zy, welken

[ocr errors]

een

een ogenblik geleden, het Vonnis des doods uitgefprooken hadden tegens anderen, wierden nu geroepen, om het zelve Vonnis te moeten ondergaan; de Trawanten trokken ze de Tekenen harer agtbaarheit af, en voegdeze by de voorige verwezenen, om ze te famen na de plaats des Gerights te brengen.

Wat naarder Vertooning was dit niet? De Koninklyke Princes, de beide Generaals, den geheelen doorlugten Raad, alle op eens verOordeeld te zien! Wie, als zy gevallen wa ren, zouw voortaan het Volk beftieren of befchermen! Wie zou de vrede van Kandia beftendig maken! alle bediening van 't uitdelend reght zou ftil staan, alle Wetten zouden vervallen, en het geheele Ryk in woefte verwarring geraken.

Dat denkbeeld kon den ouden Generaal niet tegengaan: al zyne hardheit fmolt in 't overwegen dat zyn Vaderlant zou verdorven wezen; en weetende dat zyn leven, het leven was van allen, zoo vergaf hy 't zynen Zoon, die Zoon, nog zwemmende in vreugdetraanen, omhelsde de Princes, en zy wagtte niet, om het den Vader te vergeven: de jonge Heldin,die,door deze krygslift,hen alle behouden had, geleidde zelf de Raadshee ren weder op hunne plaatzen, en alles kwam op den voorigen voet. Maar de nootlottige gevolgen welken deeze kwestie ftond veroorzaakt te hebben, en die ze altoos zoude kun nen veroorzaken, maakte, datze met eenparig

1

heit van stemmen, afgekeurt en ingetrok ken wierd.

Dit Uittrekzeltje van de Hiftorie der Kreten kan doen zien, van welken dubbelzinnigen en bedremmelde beftaan, de ondankbaarbeit in zich zelven is; hoe onmogelyk het is, als wy 'er anderen meede befchuldigen, 'er zelf geheel vry van te wezen: en hoe geredelyk wy de befchuldiging op anderen leggen: in 't kort, daar is tot nogh toe, en mogelyk zal 'er nooit, een vaste maat wezen, by welke men wezentlyk zal kunnen weten wat ze is of niet en is.

De minnaars klagen 'er meer over dan de meefte van de overige ftervelingen, en zekerlyk met de meeste redenen; en een Juffer die de verdienften, of het nootlot, heeft, van door verfcheide perfoonen bemint te worden, moet 'er, hares ondanks, fchuldig van gezeght worden, dewyl zy eenen voldoende, by al de anderen voor ondankbaar zal doorgaan.

Alle die het in de werelt tegenloopt, beklaagen zich op 't zeerft over de ondankbaarheit van perfoonen, die zy te eeniger tyd verplight hebben, of roemen verplight te hebben; hoewel mogelyk deeze, die dus gebrandmerkt worden, nooit weten eenige gunft van hen te hebben genooten, of, zoo het zoojzyn mogte, niet in staat kunnen zyn, om ze te vergelden, in maniere gelyk de andere het verlangt.

Men moet erkennen, dat wy meeft alle

iets

lets eenzydigs ten behoeve van ons zelven hebben; wy zyn te gereed om al de goede diensten, welke wy verrigten, uit te venten, en de diensten die ons gedaan worden, te verkleinen en dat is eene ingeboorne ondankbaarheit, die plaats houd, al hadden wy het hart, om de weldaden ons bewezen, duizend fout te vergelden.

Nogh is 'er eene eenzydigheit in ons jegens elkanderen: van twee Perfoonen die wy mo gen kennen, beide van gelyke verdiensten zullen wy, veeltyds, door eene geheime neiging, daar wy geen reden van kunnen geven, getrokken worden, om den eenen beter te mogen lyden als den anderen; en niettemin gebeurt het, dat hy, voor wien wy die geneigtheit gevoelen, door eene even natuurlyke tegenwerking, ons in 't geheel niet verdragen kan, en ons alom vermyd: en dat is een foort van ondankbaarheit daar wy onkundig in vervallen, of zoo ze ons bewust is, zyn wy onmagtig om ze voor te komen, om dat het onze natuur als ingefchapen is, en 'er niet kan uitgeroeit worden.

De Reede, niet te min, en een doorzich tigh verstand, kunnen die neigingen wel palen zetten, en voorkomen, dat ons verkeerde oordeel belet werde werkelyk in oeffening te komen. Wy kunnen ons eigen hart wel eenig geweld aandoen, en, in onze uiterlyke houding, wel den voorrang geven aan de geenen die ons beminnen, voor de gee nen die hares ondanks, van ons bemind II. Deel 1. Stukje.

[ocr errors]

C

wor

worden. Maar weinige willen zoo veel moeite neemen, en ik weet waarlyk niet, of wy alfins verplight zyn, om zoo geftrengen taak onszelven op te leggen, en of het te volbrengen, in allen gevallen pryslyk zyn zoude, of zelf aangenaam voor de Perfoon om wien we het ondernamen.

Dit brengt my een geval te binnen, voor welkers wezentlyke waarheit ik niet in ftaa, fchoon ik het als zoo heb hooren verzekeren • en de waarfchynelykheit 'er niet aan komt te ontbreeken; dus kan het dienen om het geene ik gezeght heb te versterken, als bewyzende, hoe grooten vermogen, perfoonen die op't meeft met nadeelige hartstoghten te worstelen hebben, op zich zelven bekomen kunnen, door de kragt van 'er volftrekt toe te befluiten; als meede, dat 'er omftandigheden kunnen opkomen, in welke het beoeffenen van zulk een vaft genoomen befluit, eerder een fout, als een pryswaarden daad. wezen zoude.

Een EDELMAN in 't Weftergedeelte van Engeland, had twee huwbare Doghters. De oudste van de twee wierd aangezoght door een man van hooger geboorte en vermogen, als zy billyk had kunnen te gemoet zien. Dogh, onaangezien deeze voordeelen verzeld gingen van de welgefcha pendfte geftalte, en veele volmaaktheeden der ziele, kon zy echter niet zoo ver gebraght worden, van zyne opwagtingen met éen genoegde wyze van doen te ontfangen,

ter

« VorigeDoorgaan »