Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

ze eenzydige toegeventheit, tot ruïne kan gebraght worden, in een meer of minder Graad, na de Staat, en 't Volk, meer of min belang heeft, in 't wel waarneemen van die bediening.

Het geen men Dankbaarheit noemt, is, dikwils, niet meer als eigen liefde, als zynde bedryven van enkele hoogmoedigheit, vernift met de plechtige benoeming van mildheit: - Zoo loopen de grenzen van het ryk der deugden, dikmaals in dat der gebreeken, dat de fcheidingen 'er van fomtyds niet bekent zyn aan hen die 'er zelf onder behooren. - Wy denken alles verplight te zyn wat ons mogelyk is, voor iemant die ons fchynt te beminnen, en by alle gelegenheden op onze wenken gereed is en zelden neemen wy in agt, of wy niet met het erkennen, van een kleine dienft, of, mogelyk maar de schaduw 'er van, een we zentlyke belediging aan anderen doen.

Daar is, na my voorftaat, een oud fpreekwoort, 't geen zegt, dat wy eerft ieder bet zyne moeten geven, en dan milddadig kunnen wezen; en waarlyk, zoo beminnelyke hoedanigheit, als de Dankbaarheit voor weldaden wezentlyk is, moeten wy, eerder tragten een anderen weg 'er toe te vin den, is 't mogelyk, om dezelve te betoonen, dan ze te oeffenen, langs zulk eenen, die ons ontrent anderen fchuldig maakt, en 'er de verdienften van wech neemt: is dat niet in ons vermogen, dan moeten wy eer

der

der kiezen, ondankbaar te fchynen, als dadelyk laagh te zyn. Deeze dubbele ftelregel, beken ik, is hardt;-en veele eedele verftanden hebben verleegen geweeft, en zich benart gevonden, om een midden tuffchen deeze twee uiterftens te vinden.

Niets heeft my des ooit meer vermaakt, als het gedragh van een Lantreghter, in de laatfte verkiezing van Parlementsleden: - twee Edelluiden, van zeer verschillende Karacters, kwamen tegens elkanderen op; een van deezen, die ik Macrobius zal noemen, had korts te vooren den Neef van den Reghter een Vaandel bezorght, dus hield hy zich niet alleen verzekert van zyne Stem, maar, van al wat hy, ten zyne voordeele, by de opgezetenen zoude kunnen bewerken. Hy liet echter niet na, van, by deeze gelegenheit, hem te bezoeken, en de eerfte beleeftheden in agt genoomen zynde, zei hy, myn goede Vrind, ik denk dat bet U bekent is boe ik meen te ftaan na de plaats van Parlementsbeer van dit Landschap; en ik geloof, gyzyt genoeg overtuigd van myne bekwaam beit, en goede Wil, voor onzen Koning, en voor ons Vaderland, om verzekert te wezen dat ik geen onwaardig Parlementslid zyn zal, derbalven stel ik vast, dat gy al doen zult wat mogelyk is, om my in deeze zaak te dienen.

[ocr errors]

De Regter fchudde zyn hoofd, doghantwoordde zonder zich te bedenken: - Myn Heer, hoe bekwaam gy zyt is my zeer wel bekent; maar verfchoon my, indien ik denk,

C5

[ocr errors]
[ocr errors]

denk, dat de andere Heer, uw mededinger na dezelve poft, bekwamer is om dit landfchap te verbeelden, als gy kunt denken te doen: niet alleen om dat hy hier een magtigh goed heeft leggen, maar, om dat hy, in geenen deele, afhankelyk is van 't Hof; en gevolglyk, min gevaar loopt van omgeleid te worden: om die redenen derhalven, vind ik my gehouden, om al wat ik onder myne mede opgezetenen bewerken kan, ten zyne voordeele uit te voeren.

[ocr errors]

[ocr errors]

Hoe! zei Macrobius vol drift, kunt gy zoo ondankbaar wezen! Heb ik uw neef niet onlangs nogh een Vaandel bezorgt? O ja, Myn Heer, antwoordde de Regter ftatiglyk, en Ik, bedank U voor die gunft; ik ben niet ondankbaar, en, wel bereid om bet te vergelden ; myn Neef bad een aanftelling nodig; gy bezorgdeze bem; - zoo gy ooit iemant uwer buiten bediening bebt, zend bem by me, en ik zal bem tot Klerk maken; - Dit myn Heer, vervolgde hy, is al de wedervergelding daar ik in staat toe ben, en ik dénk, dat, bet verfchil onzer Staten in aanmerking genoomen zynde, dit zeer wel aan myne verpligting zal kunnen beantwoorden.

De Lord, dinger na 't Parlementskusfen, borft fchier van inwendigen fpyt, op deezen fchamperen af jagt; dogh wetende hoe veel de Reghter vermogend was, verburgh hy het zoo veel hy konde en verzuimde niets om zyn wyze van denken te vleien, en te gemoet te komen, om, ware het moge

[ocr errors]

lyk

lyk hem in zyn voordeel te lokken; maar zyne vleijingen hadden even gelyken uitflagh: de Reghter was niet om te kopen. nogh te bewegen, om het geene hy verfchuld was aan zyne eerlykheit, op te offeren, aan het erkennen van een gunft, door verkeerde dankbaarheit; en Macrobius, tot zyn groote spyt, was genootzaakt, om weber heen te gaan, en den Reghter te laten gelyk hy dien gevonden had.

g

Wanneer Gunften beweezen worden, met het vuile vooruitzicht om de eerlykheit van een Man, of de kuisheit van een Vrouw, of Vryfter, te verleiden, dan moetenze, wanneer ze blyken als zulke fchandloonen aangelegt te wezen, alleen tot blaam en verfoeijing van den geenen die ze bewees, genoemd worden: nooit kunnen ze aan de zyde des geenen daar ze, des onkundig, dus aan bewezen wierden, in aanmerking komen als verpligtende: de Dankbaarbeit zou, in zulk een geval, de fnoodfte aller ondeugden worden; en alle onnoozele neigingen van 't harte, dat 'er egter over aangedaan zou fchynen, moeten als verraderfche opftookingen tegens eer en deugd, 'er worden uitgebannen.

Sommige menfchen meinen uit overvloedige goedhartigheit, of, vreesagtige ingetogenheit, dat ze wel iets van die naauwgezette geftrengheit mogen afwyken, met de begeertens van de geenen daar ze gunften van genooten hebben, niet zoo bot af te

weigeren, de verpligting legt 'er dogh, en men moet de menfchelyke zwakheit van dezulken, ten minften met beleeftheit tegen gaan maar laat ze toezien; de geringfte overhelling tot een kwade daad, is een tap om 'er de ziel toe te brengen, en neemt, met de tweede, en volgende, gaande weghs, den affchrik tegens het kwaade wech;

niemant bezit kragts genoeg om tot zich zelven te zeggen, tot bier toe, en niet verder, gelyk een edele Lord en Poëet onlangs zeer fraai heeft bygebraght.

Der mannen Eer, de Deugd der Vrouwen,
Doen, bevend', éénen nederftap;
Zy vreezen! deeze mogt ben rouwen !
Terwyl zy, na den tweeden trap,
Befcbreumd, maar, echter, nederdalen.
De derde tree word baaft gedaan,
En, zonder zich meer te bepalen,
Dunkt ben, men kan wel verder gaan.
De geeft is dan niet meer ontrust;
Daar zy verboden Vrugten fmaken,
En echter niet om 't leven raken
Voldoen zy, volop, bunnen luft.

Deeze aanmerking is toepasselyk by grooten en kleinen, en in alle tyden en ftaten des levens; en derhalven, dewyl verpligtingen de lok-azen zyn, waar meede fchrandere, en looze menfchen, toeleggen, om de onnozelder en onbedagtzamer Perfoonen aan hun fnoer vaft te krygen, en van hen te doen afhangen, zoo moet ieder eerlyk

en

« VorigeDoorgaan »