Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

en voorzichtigh menfch voorkomen, dezelven te ontfangen, van dezulken, welker wyze van denken hen niet ten vollen bekent zyn.

[ocr errors]

In 't kort, een zeer geringe opmerking kan ons overtuigen, dat in een groote menigte gevallen, 't geen men gewoon is Dankbaarbeit te noemen, eene ondeugd wezen kan, zelf in alle Staten, van den Prins tot den Boer, geene uitgeflooten: Van de vrouwen durf ik zeggen, en niemant zal het tegenfpreeken, dat een Vrouw, die veel aanbidders heeft, zich zoo niet kan gedragen, dat zy voor derzelver oplettenheit en liefde erkentelyk wezen kan zonder een voorwerp van altoosduurende verfmading, en verfoeing, zelf voor die aanbidders, en voor de geheele wereld, te worden.

,

Het is grootelyks te wenfchen, tot welzyn en roem van het Koninkryk, dat 'er minder Gevallen van die verdervende Dankbaarheit, onder de beide Sexen plaats hadden, als, eenige Jaaren herwaarts 'er levende bewyzen van opgelevert hebben; en dat wy vrouwen, onder ons konden befluiten, eerder tot de boersheit van de oude Brittonnen te rugh te keeren, dan, met eene fchuldige toegeeflykheit, onze Verleiders te gemoet te gaan, en daar meede toe te brengen, tot ons eigen bederf niet alleen, maar tot den opbouw van de fchande, en elende onzer nakomelingen.

Niemant verbeelde zich echter, dat wy,

met

met de Klippen aan te wyzen, waar op een al te erkentelyk gemoed gevaar loopen kan om te ftranden, voornemens zouden weezen om ze eenen geheel tegengeftelden Cours te doen zeilen, als den zekerften om behouden te blyven, en dus de Ondankbaarbeit ten voordeel zouden fpreeken: De hemel hoede het, dat zulk een denkbeeld in iemant opkoome, zulk een leer zou de verderflyke en onmenschelyke mogen genaamt worden, ook zouze aanstonds verfoeit, en gelyk ze waardig zou wezen niet gehoort worden. - Al wat ik gezeght heb, is alleen geweeft, om te tragten, eenige misbruiken, en kwalyk gedagte redeneringen, die deswegens plaats hebben, te verbeteren en aan te toonen, dat het niet altoos ondankbaarbeit is, 't geen zoo genoemt word; en, dat, veele zaken, die wezentlyk ondankbaarheit kunnen genaamt worden, niet anders hadden kunnen gefchieden, zonder aan nogh alzoo groote fouten zich fchuldig te maken.

[ocr errors]

Ik heb reets meer als eens voorgedragen, dat de fchranderfte nadenking, en het diepste onderzoek, vereischt worden, om in fommige omftandigheden te ontdekken, hoe men, in zulke gevallen, te werk te gaan hebbe maar daar zyn 'er ook anderen, in welken'er geen gelegenheit is om in bedenken te staan:

pligt, reede, eerlykheit, en goedaardigheit, leiden ons klaarlyk op na den wegh welken wy te wandelen hebben, en daar

wy

wy niet van kunnen afdwalen, en onfchuldigh blyven.

In de eerste plaats; zyn niet de verpligtingen die wy aan den Hemel hebben, ten uitersten klaar? om niet te fpreeken van ons zyn, [wy hebben meermalen gehoord dat Perfoonen die 't niet alles na hunnen zin en onbedagte begeerte hebben, het leven voor geen zegen aanmerkten], nog van onze Verloffing, en Hoope op eene eeuwige Zaligbeit, [wy moeten hier ieder een overtuigen, zelf die, welken aan die groote hoofdzaken niet denken willen] al die groote uitzichten op het toekomende, eens daar latende, zoo vraag ik, of, onze bewaring in het tegenswoordige, daar wy geduurzaam bloot ftaan aan duizend gevaren welken

ons, fchoon niet zichtbaar, of onder 't bereik van ons begrip, echter geduuriglyk omringen, alleen niet meerder dankbaarbeit van ons vorderd, als wy geringe Schepzelen bekwaam zyn te betragten? Zy die 't meeft geveiligd fchynen tegens rampen, door den toevloed van goederen en vermogens die in hunne Koetzen gewieght wordende, naauwlyks haare handen op hunne hoofden brengen willen, zyn, van ogenblik tot ogenblik, in gevaar, om hun gantfche Samenftel in beroerte gebraght te zien.- Ik heb ontleedkundigen hooren zeggen, dat, zoo wy de werkzaamheit van 't menfchelyk geftel kenden, gelyk het is, de duizende vezelen en draaden, welke het geheele lig

chaarh

chaam alöm doorkruiffen, en van welke geen eene kan wech genomen, buiten werking, of uit haar plaats gebraght kan worden, zonder het geheel geftel te beschadigen, zoo niet geheel te bederven, wy beven zouden, op 't bewegen van eene vinger, uit vreeze van haare uitzettende kragt er door te befchadigen; en met de Koninklyke Pfalmift zouden uitroepen.

6 Godt; gy bebt my vreeselyk en wonderlyk gemaakt.

En egter zyn alle onze bewegingen zoo geregeld en geright, door een onzichtbaar Vermogen, dat, zeer zeldzaam, een van deeze toevallen gebeurt.-zelf niet aan de geenen die het zwaarfte werk doen, en, met heffen en tillen, 'er 't grootste gevaar van loopen. moeten wy dat niet erkennen?

Als wy de verbazende Vertooningen, die de Wereld opgeeft, rondzien, en de velerlei Voortbrengzelen van de aarde en lught nagaan, het ondoorgrondelyke diep, de rivieren die 'er van voortkomen, en alles wat ten onzen gebruike en overeenkomstig met onze benodigtheeden, in dezelven gefchapen is, befchouwen, moet ons harte dan niet overvloeien, en wy verlegen worden, dat wy niet eene overeenkomftige dankbaarbeit betuigen aan den Schepper van alle die Zegeningen! Of zoo wy onze oogen opnaan, na de onmeetbaare ruimte boven ons alwaar menigte boven menigte van vafte H

chaa

chaamen, over onze hoofden dryven: over ons, die zelve in den æther hangen en voort rollen en dan te zelver tyd aanmerken, dat, in dien een eenige van die klooten uit zynen wegh geraakte, die, door zynen val, ons tot nietigheeden zoude kunnen verbryzelen: hoe moeten wy dan niet aangedaan worden, en niet, in een dankbaare en verwonderende gemoets geftalte, ons zelven verliezen, in 't befchouwen van de grootheit dier almaght, wiens enkel, bet zy, dat alles heeft voortgebraght, en zoo regeert, dat alles volgens zyne ordonnantie ftaande blyft: en wy behoed worden tegens de gevaren die ons anders alomme en van rondsomme omringen!

De geenen die alle overige verpligtingen niet gelooven, of zich gelaten die niet te gelooven, kunnen echter deeze niet ontkennen, en vinden zich verlegen, en vol fchaamte, als zy hunne ondankbaarheit jegens zoo Goeddoenden, Almogenden, Alwyzen, en Alomtegenswoordigen Opperwezen indenken.

Onze Ouderen, zyn ons daar na't naaste, als tweede oorzaken van ons zyn; de befchermers van onze reddelooze Kindsheit, behoort zekerlyk, na den Hemel, het grootfte deel onzer liefde en erkentenis. Nooit kunnen wy hen de tedere zorgen, welke voor ons aangewend zyn, vergelden; maar wy moeten 't geen wy kunnen: liefde en agting voor hen te hebben, zyn zulke bekende pligten, zoo algemeen onder de menfchen aangenoomen, dat, wanneer iemant 'er wezentlyk in nalaII. Deel 1 Stubje. D

tig

« VorigeDoorgaan »