Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

pryswaardige beweegredenen agter te verbergen. Daar is, een andere zaak, die, na myn gedagten, algemeen kwalyk begreepen word, en die is, als van een of twee Perfoonen, die elkander lang bemind hebben, de eene afvald, zonder dat van de andere 'er reede toe gegeven is: en ter liefde van een ander voorwerp, alle beloften verbreekende, alle verpligtingen vergetende, de beledigde overgeven word, oin, met ydel klagen, den tyd al kwynende door te brengen: in zulken geval is Ondankbaarbeit, de zaak, daar de Perfoon, die zyne, of hare, trouwe breekt, gemeenlyk meede befchuldigd word; maar ik kan het in genendeel toeftaan, en zal des noghmaals zeggen, dat te beminnen, of niet te beminnen, geen daad is, afhankelyk van onze Wil: en wy niet kunnen geven dat wy niet en hebben:

iemant kan zoo veranderen, als ik gezeght heb, en echter erkennen dat zyne verandering onredelyk is, zelf opregtelyk wenfchen, dat het mogelyk ware, om de eerste liefde en plight in die kragt gelyk te voo ren; te herstellen, dan komt de verandering niet voort uit een grondbeginsel van ondankbaarheit, maar uit zwakheit, en onftandvafte vermogens, van een ziel, die niet weet wat ze wil, nogh wat ze tot haare voldoening benodigt is.

Met dat alles moeft men hier niet begrypen, dat ik de Misdaad van zoo grooten be lediging tegens de liefde, zoude willen verkleinen, o neen, o neen, die is ten hoogften te II. Deel 1. Stukje. E

ver

verfoeijen. Al wat wy met ons gezegde bewyzen willen, is, dat ze verkeerdelyk aan het grondbeginfel van ondankbaarbeit word toegeschreeven. Een man die 'er aan fchuldigh is, verdiend op 't ftrengft gestraft te worden, al was hy al niet zoo hooglyk te befchuldigen over zyne verandering van onderwerp, zoo kan hy niet verantwoorden, wegens niet wel zyn hart onderzogt te hebben, eer hy 't aan 't eerfte onderwerp hegtte: een hartstogt ontvonkt door een natuurlyke overeenkomft, gegrond op reede, en beloond met genegenheit, kan nooit veranderen; en een man moest eerst zich zelven vragen, of hy wezentlyk beminde? en wel verzekert wezen, dat hy het deed, in maniere om het altyd te zullen doen.

Ik kan het ook geene ondankbaarbeit noemen, als een Perfoondoor de magt van ouderen, tot trouwen gedwongen, naderhand zyne afkeer ontebovenkomelyk gevonden heeft, en onmogelyk aan de liefde, die van de andere zyde beweezen wierd, heeft kunnen beantwoorden. Dat is, ik beken het, een zeer medelydens waarde omftandigheit, aan wederzyden; maar ze geeft geen gegronde reden, aan een van beide, om elkanderen te befchuldigen; ten ware, de party daar den weerzin plaats heeft, dezelve, onedelmoedig, voor het trouwen had bedekt gehouden, of de party daar den weerzin tegen was, harnekkig had willen afwagten, hoe veel aangenamer zy na het trouwen worden zoude.

In een woord, ik kan niet vinden dat 'er

in

[ocr errors]

in zaken van liefde ondankbaarbeit plaats heeft, als in één geval: Wanneer een Perfoon, uitnement bemind, geen genegenheit, nogh weerzin, tegens, die bemind gevoeld; huuwen of niet, in 't volmaakte onverfchillig is, en, intuffchen, alleen het meefte voordeel zoekt te doen, met de liefde die aangebooden word; en naar meer en meer voordeelen trogcheld, na mate zyn of haar vermogen, zulks medebrengt, uit hoofde van die eenzydige genegenheit: zulk een gegedragh is ondankbaar en baatzuchtigh.

Wy hooren dikmaals van zulke gevallen, maar ik wensch van harte, dat al zulke on dankbaare Perfoonen, even zoo mogen va ren, als eenen, wiens gebeurtenis myne Lezers zekerlyk niet onaangenaam zal zyn.

CELEMENA was de Doghter, en eeni ge Erfgename van een zeer vermogend Heer, zeer aangenaam in haare Perfoon, zonder noghtans eene fchoonheit te wezen. Zy had veel bekwaamheden, dus niet te verwonderen, dat haare Ouderen, haar zeer teder beminde, nogh dat zy haar deden onderwyzen, in alles wat een Perfoon van haare Sexe, en bezitting, welvoeglyk was.

Onder alle fraaie wetenfchappen was zy 't meeft geneight voor de Muziek, en voerde ze uit met eene fraaie ftem: Zy zou den gantfchen dagh aan haare Clavefimbaal door gebraght hebben, om de leffen die ze in den vroegen morgen 'er op gekregen had, te beoeffenen, zoo ze niet op de geregelde tyden om te spyzen, 'er af geroepen ware, en wierd E 2

met

1

met den tyd 'er zoo zeer opgezet, dat ze alle andere zaken als verwaarloosde, - haare opvoedster berispte haar zomtyds, en zei, dat of fchoon de Muficq zeer aangenaam was, 'er echter oeffeningen waren, van vry meerder aangelegenheit, die meede moeften beyvert worden. Hier was zy dan wel door overtuigt, maar kon echter niet zoo ver komen, van haar Muzicq boeken en Clavecimbaal te verlaten. Tegens dat de tyd van haar les te neemen aankwam, zaghze telkens op haar Uurwerk; als de Meefter kwam, was ze ten eerften gereed, geen zaak, welke ook, belette haar, om niet aanftonds na't Clavecimbaal te vliegen: en ieder ogenblik, als hy eens later komen mogt, gaf haar eene groote ongeruftheit, en zichtbaar ongeduld.

Dit, en fommige manieren van doen, die zy zelf niet wift dat opmerking verdienden, en echter by haare Opvoedster gemerkt waren, maakte dat die zorgvuldige Vrouw hooglyk begon te dugten, of niet wel het jonge hart, zonder het te weten, reeds meer op den meefter als op de Muziecq gevat ware:

Zy hield dien agterdogt niettemin eenigen tyd verborgen, maar dagh op dagh door nieuwe gevallen dezelve verfterkt vindende, dagt zy het haare pligt, om de moeder van Celemena 'er kennis van te geven.

De oude Dame deelde aan haar' Man mee. de 't geen zy van de Voedster gehoort had, en over 't onderwerp fpreekende, en agt gevende op haar Doghters jonkheit, haare

ver

verzotheit op de Muficq en de fraaie gestalte van haren Meefter, begonden zy meede te vrezen dat de Meeftreffe niet zonder reede berigt van zaken gegeven had;

Daarop beradende wat te doen in zulk een zaak, dagten zy beft Monfieur Kwaver wy noeme hem dus, af te danken, zonder eenige andere redenen 'er van te geven als dat zy meenden Celemena reets tot zoo ver gevordert te zyn, als zy het gewenst hadden.

[ocr errors]

Met dat te werk te ftellen, wierden zy overtuigd, dat het maar al te waar was. Celemena verviel in droefgeeftigheit toen ze haren Meefter miffen moeft, dit toonde aan dat zy hem beminde, en zelfs dat zy hem beminde op een wyze die meer als gemeen ernftig was. Alles wat men doen konde tot haar vermaak had geen uitwerkmg, en de ongestalte harer Ziele, werkte zoo op haar lichaam, dat ze wel haaft in een hevige Koorts verviel: Men dugtte zelf voor haar leven, en had haare jeugd, met de bekwaamheit van de Doctoren niet te zaam gefpannen, zou de dood haar zekerlyk te vroeg aan zyne Zegekar meede gevoert hebben.

De Koorts verliet haar, maar de oorzaak bleef, en deed haar in een andere krankheit vervallen, die geen minder gevaar, dog met vooruitzicht op langer tyd, fcheen te bedrygen; in 't kort men ontdekte alle voor en kentekenen van de tering, en de Doctoren die in de voorige en tegenswoordige ziekte haar waargenoomen hadden, ontdekten wel

E 3

haaft

« VorigeDoorgaan »