Dichters en verdiensten: De sociale verankering van het dichterschap van Jan Vos (1610-1667)

Voorkant
Uitgeverij Verloren, 2012 - 264 pagina's
Over het algemeen wordt aangenomen dat broodschrijverij in Nederland pas in de achttiende eeuw opkwam en in de negentiende eeuw een rol van betekenis ging spelen. Voorbeelden van financiële vergoeding voor literair werk in de Gouden Eeuw zijn schaars, en dichters beweerden zelf bij hoog en laag dat ze enkel voor de eer dichtten. Nina Geerdink laat zien dat er wel degelijk voordeel te behalen viel voor zeventiende-eeuwse dichters. Dat doet zij aan de hand van het dichterschap van de katholieke Amsterdammer Jan Vos (1610-1667). Vos was glazenmaker van beroep en als schouwburghoofd betrokken bij het reilen en zeilen van het stedelijke toneel. Zijn gedichten speelden een centrale rol in een patronagerelatie met de Amsterdamse regentenelite die maakte dat het hem niet alleen als dichter voor de wind ging, maar ook als schouwburghoofd, glazenmaker en katholiek.
 

Geselecteerde pagina's

Inhoudsopgave

Gedeelte 1
4
Gedeelte 2
5
Gedeelte 3
9
Gedeelte 4
11
Gedeelte 5
13
Gedeelte 6
31
Gedeelte 7
46
Gedeelte 8
47
Gedeelte 16
132
Gedeelte 17
134
Gedeelte 18
150
Gedeelte 19
164
Gedeelte 20
169
Gedeelte 21
171
Gedeelte 22
176
Gedeelte 23
179

Gedeelte 9
51
Gedeelte 10
78
Gedeelte 11
81
Gedeelte 12
98
Gedeelte 13
110
Gedeelte 14
115
Gedeelte 15
129
Gedeelte 24
189
Gedeelte 25
210
Gedeelte 26
214
Gedeelte 27
215
Gedeelte 28
248
Gedeelte 29
260

Veelvoorkomende woorden en zinsdelen

Bibliografische gegevens