OVERDENKINGEN, GESPREKKEN, ENZ. TEN GEBRUIKE VAN GODSDIENSTIGE HUISGEZINNEN, TER BEVORDERING VAN DEN OPENBAREN EN HUISSELIJKEN CESCHIKT VOOR DEN MORGEN MIDDAG EN AVOND, DOOR JACOB HOFMAN EN HENDRIK POLMAN, ANTHSZ. LIDMATEN DER HERVORMDE GEMEENTE EERSTE DEEL. TE HAARLEM, BIJ Boekverkooper in de Anégang, Koninklijke Dit werkje, het welk bij Nummers werd uit gegeven, is eigenlijk door ons gefchikt, om in de Christelijke Huisgezinnen, tot een Huis en dagboek gebruikt te worden, op dat ook zij, die geene gelegenheid hebben, om uitgebreide werken van eenen Godsdienftigen aard, dagelijks te lezen, benevens den Bijbel, die altoos boven alle andere fchriften vooraan behoort te staan, en welks dagelijksch verftandig gebruik in geen Christelijk Huisgezin te fterk kan worden aangeprezen, eene kleine lekture zouden hebben, welke aanleiding en opwekking tot Godsdienftige gedachten en gefpreke ken (die maar al te dikwerf, vooral in onze ongodsdienstige tijden, in de Huisgezinnen en Gezel fchappen der Christenen verzuimd worden) kan geven. 's Morgens heeft men meestal eene Godsdienftige Overdenking of befchouwing, het zij uit de zigtbare natuur of uit het een of ander voorval uit het gemeene leven, of uit een of anderen Bijbel tekst, ontleend. 2 's Middags komt meestal een Godsdienftig Huisgezin, met elkander Sprekende, voor; -"de" geSprekken, die meestal verondersteld worden over Tafel gehouden te zijn, loopen over verschillende onderwerpen, doch hebben altoos eene Godsdienftige femming. Het huisgezin beftaat uit VADER, MOEDER en twee KINDEREN, bij welke fomtijds een BUURMAN of BUURVROUW komt. De VADER is een geoefend Christen die, gelijk een Christen Huisvader betaamt, dikwijls tot onderrigt en opwekking voor zijne Huisvrouw is, en gepast onderwijs aan zijne kinderen geeft. De MOEDER is, mede eene zeer waardige Christen Huismoeder, hoewel in kennis zoo ver niet gevorderd als de VADER. De kinderen zijn een Zoon en eene Dochter; de laatfte, MARIA genaamd, is een aankomend meisje, van tusschen de 14 en 16 jaren; de Zoon, ja• KOB genaamd, is wat jonger, tusschen de 10 en 12 jaren, beide leerzame en gefchikte kinderen. En daar deze Gesprekken meestal gefchikt zijn, om ook van kinderen van die jaren, of nog jonger. gelezen te worden, moet zich niemand floten, indien de vragen, in dezelve voorkomende, foms kinderachtig zijn. 's Avonds 's Avonds komt een Gezelschap, onderling Spre kend, voor, over een of ander Godsdienftig onderwerp, Bijbeltekst, of Bijbelfche Gefchiedenis. De karakters der fprekende Perfonen, zijn uit hunne benamingen kenbaar. Men kan uit den Bladwijzer, welke achter dit deel geplaatst is, zien, in welke orde men dagelijks, gedurende de maand Januarij, dit deel zou kunnen gebruiken. Wij hebben ons een jaar voorgeBeld, hetwelk op Woensdag begint, dus valt de eerfie Zondag op den 5den Januarij, en daar naar berekend loopt de Bladwijzer door. Begint nu het jaar op eenen anderen dag, dan kan men deze verfchikking maken: dat men op de Zon- en bewe gelijke Feestdagen, of op welke het Belijdenis-predikatie, Voorbereiding of Avondmaal is, leze, wat voor dezelve geschikt is, hetwelk men in den Bladwijzer kan zien: men neme in dit geval de dagreekening dan niet in aanmerking, maar plaatse de Aukjes, voor ieder dag gefchikt, naar de omftandigheden. Dit kan men ook in aanmerking ne men in andere gevallen; bij voorbeeld: het gaat niet altoos door, dat het op den 3den Fan. 's nachts zał gevroren hebben; op den 4den een koude nacht zal geweest zijn, en op den 6den zal gefneeuwd hebben, en zoo meer met gevallen en omftandigheden van ons leven, die aan onze zijde befchouwd, meer toevallig en aan geene bepaalde tijden verbonden zijn, in welke gevallen dan ook verfchikkingen moeten plaats hebben. Dat de Heere dit werkje (van hetwelk wij wel bewust zijn, dat het niet zonder gebreken is) ze genen moge, en dat het nog iet tot verheerlijking van onzen grooten God en Zaligmaker, en tot ftichting van onze mede- Christenen moge toebrengen de hartelijke wensch van Haarlem 22 Novemb. 1807. DE SCHRIJVERS. VERBETERINGEN. Bl. 154 reg. 21 itaat maar lees naar. aangenamen lees onaangenamen. 8 moet nit weg. 192 18 239 وو MORGENOVERDENKING OP EENEN NIEUWJAARSDAG. ,... Zoude mijn Aangezigt moeten mede gaan om ,, u gerust te ftellen?" Was eens de nederbuigende vraag, welke de Heere aan MOZES deed Exod. XXXIII: 14. toen deze, als Leidsman van Israël, met dat volk den berg Sinaï verlaten de woestijnen van Arabiën verder doortrekken zoude naar het land, het welk God aan hun had beloofd. en Ik heb nu wel geene Arabische woestijnen voor mij, maar eenen nieuwen jaarkring, welken ik intrede, een nieuw gedeelte van mijne reis, door de woestijne dezer wereld, Een aanmerkelijk deel van den weg is reeds afgelegd, doch, in het vooruitzigt is hij met nevelen overtogen, alles ligt in het donkere. Vraag ik; wat zal het lot zijn van Gods kerk; van mijn Vaderland; ,, yan mijn huisgezin; van mijne bloedverwan ,, ten; van mij zelven ?" Het blijft onbeantwoord, alles is voor mij verborgen. A Wie weet, wel |