Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

waaronder 374 bund. belastbaar land; telt 68 h., bewoond door 69 huisgez., uitmakende eene bevolking van 370 inw., die meest hun bestaan vinden in den landbouw.

De inw., die allen R. K. zijn, maken met die van de gem. Strucht, waar geen kerk is, eene par. uit, welke tot het vic. apost. van Limburg, dek. van Gulpen, behoort; door cenen Pastoor bediend wordt en 460 Communikanten telt. Men heeft in deze gem. cene school, te Schin-op-Geul, welke gemiddeld door een getal van 30 leerlingen bezocht wordt.

Het d. ScHIN-OP-GEUL, in het Fr. SCBIN-SUR-GEULLE, ligt 2 u. O. ten N. van Maastricht, 1 u. N. van Gulpen, aan de Geul. Men telt er in de kom van bet d. 20 h. en 100 inw.

De kerk, aan den H. MAURITIUS toegewijd, is een gewoon gebouw, met eenen toren en van een orgel voorzien.

De kermis valt in den laatsten Zondag van Junij.

SCHINVELD, gem. in het Land-van-Valkenburg, prov. Limburg, arr. Maastricht, kant. Sittard (5 k. d., 5 m. k., 2 s. d.); palende N. en O. aan de Pruissische prov. Rijnland, Z. aan de gem. Brunssum, W. aan Merkelbeek.

Deze gem. bevat niets dan het d. Schinveld, benevens drie huizen, waarvan een, genaamd den Hering, hetwelk 3890 ell. O. van het d. staat. Zij beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 1178 bund. 7 v. r. 65 v. ell., waaronder 1146 bund. 13 v. r. 40 v. ell. belastbaar land; telt 180 h., bewoond door 190 huisgez., uitmakende eene bevolking van 820 inw., die meest in den landbouw hun bestaan vinden. Ook heeft men er twee water-graanmolens, waarvan een tevens water-oliemolen is, eene branderij en eene brouwerij.

De inw., die allen R. K. zijn, onder welke 600 Communikanten, welke tot het vic. apost. van Limburg, dek. van Schinnen, behoort. en door eenen Pastoor eu cenen Kapellaan bediend wordt.

Men heeft in deze gem. eene school, welke door een gemiddeld getal van 70 leerlingen bezocht wordt.

Het d. Schinveld ligt 5 a. N. O. van Maastricht, 1 u. Z. O. van Sittard. De kerk, aan den H. ELIGIUS toegewijd, is een nieuw gebouw, met eenen ouden lagen toren, doch zonder orgel.

De kermis valt in op den 1 December, zijnde het feest van den H. ELIGIUS.

Het wapen betsaat in het beeld van den H. ELIGIUS.

SCHIPBEEK (DE), vaart in Overijssel, van Deventer naar de Regge loopende, van welke rivier zij, ten O. van Schipbeekshuizen, onder Diepenheim, baar water ontvangt en voorts westwaarts door de gem. Holten en Bathmen, naar Deventer loopt, waar zij zich in den IJssel ontlast.

In 1353 vindt men de eerste melding gemaakt van deze vaart in eene rekening. In 1366 en 1368 heet zij die Weteringhe, die men ter Honnepe graven solde" In 1399 maakte de Regering van Deventer plan, om ze van Ter-Hunnepe tot Arkelstein en van daar tot in de Regge door te zetten. Op het jaar 1402 vindt men reeds aangeteekend, dat men getracht heeft, de SCHIPBEEK tusschen Diepenheim en Holten door graven te verbeteren en het blijkt, uit geloofwaardige stukken, dat de gemelde stad reeds in vroege tijden zich de zoogenaamde landweeren, welke eenigzins lager de oevers der beek uitmaken, in eigendom had verkregen. Zij schijnt, in 1404, van Diepenheim tot Deventer voltooid of tot stand gekomen te zijn, tot groot

nadeel van Zwolle en andere plaatsen aan de Vecht, en heeft later den naam van SCHIPBEEK bekomen. Zij was evenwel in het jaar 1422 nog niet geheel voltooid, zijnde het tijdstip, wanneer zij het eerst gebruikt werd, onbekend. Uit kracht van eenen openen brief van Koning FILIPS, op den 17 Maart des jaars 1576 geteekend, waarbij aan die van Deventer het regt gegeven wordt niet alleen om de SCHIPBEEK naar goedvinden te verwijden en te verdiepen, maar ook om er eene schouw op te leggen, stelde de Regering vroeger jaarlijks uit haar midden eenen Dijkgraaf en twee Heemraden aan, die, benevens eenen der Stads-Secretarissen, eens in het voorjaar en eens in den herfst die schouwe verrigten. Deze begon op de hoogte van de kleine stad Diepenheim en ging tot aan de stad Deventer. In het kerspel van Markelo had de Erf-Markenregter, in het schoutambt van Holten en Bathmen de Schout, het regt, om zich als Heemraad bij de schouwe te voegen, gelijk de Burgemeesters van Goor en Diepenheim de zoogenaamde Goorsche-beek, zijnde cene streng van de SCHIPBEEK, welke van het Westerflier naar Goor loopt, mede door hunnen afgevaardigde hielpen bezigtigen. Het zelfde regt genoten de eigenaren van de huizen Weldam, Diepenheim en Westerflier, ieder in hunnen kring. De schouw, geene bijzondere keuren gehad hebbende, regelde zich in hare nitspraken naar het dijkregt van Zalland. Thans wordt de schouw daarover door de besturen der aanbelendende gemeenten gevoerd. De SCHIPBEEK is alleen in het voor- en najaar door schuiten bevaarbaar, en kan 's zomers op vele plaatsen droogvoets doorgegaan worden.

SCHIPBEEKHUIZEN, buurs., prov. Overijssel, arr. en 4 u. O. ten Z. van Deventer, kant. en 3 u. W. ten Z. van Enschede, gem. en 2 u. Z. van Diepenheim; met 6 h. en 40 inw.

SCHIPBORG, ook SCHIPBORK, geh. in Oostermoerderdingspil, prov. Drenthe, arr., kant. en 2 u. N. N. O. van Assen, gem. en u. N. N. W. van Anloo; met 10 h. en 80 inw. Dit geh. had vroeger eene marke, groot 451 bund. 65 v. r., doch deze is onlangs gescheiden en bestaat niet meer.

SCHIPBORGER-AA (DE) of HET SCHIPBORGER-DIEP, riv. in Drenthe. Zie AA of AHA.

SCHIPHOL (HET), b. in Amstelland, prov. Noord-Holland. RIETWIJKEROORD.

Zie

SCHIPHOLSLOOT (DE), waterleiding in Amstelland, prov. NoordHolland, loopende van de grens of scheisloot van Nieuwer-Amstel, in eene westelijke rigting naar de Ringvaarl-van-het-Haarlemmermeer. Zij is de grensscheiding tusschen de gem. Rietwijkeroord en Aalsmeeren-Kudelstaart.

SCHIPHORST, geh. in Dieverderdingspil, prov. Drenthe, arr. en 9 u. Z. Z. W. van Assen, judic. en adm. kant. en 11⁄2 u. 0. ten Z. van Meppel, gem. en 11⁄2 u. W. van de Wijk; met 40 h. en 320 inw.

SCHIPIBO, verl. plant. in Nederlands-Guiana, kol. Suriname, aan de Boven-Commewijne, ter regterzijde in het afvaren; palende bovenwaarts aan bosschen en zwampen, benedenwaarts aan het verl. Landvan-Jokkomomo.

SCHIPLUIDEN, gem. in Delfland, prov. Zuid-Holland, arr. 's Gravenhage, kant. Delft (3 k. d., 24 m. k., 9 s. d.); palende N. aan de gem. Hodenpijl, O. aan het Hof-van-Delft, St. Maartensregt-enDorp-polder-en-Zouteveen, Z. aan St.-Maartensregt-en-Dorp polder, W. aan St.-Maartensregt-en-Dorp-polder-en-de-Lier.

Deze gem. bevat het d. Schipluiden en de Klaas-Engelbregts-polder, benevens gedeelten van den Kerk-polder en van den Dorp-polder en eenige verstrooid liggende huizen. Zij beslaat eene oppervlakte, volgens het kadaster, van 449 bund. 81 v. r. 81 v.ell., waaronder 445 bund. 97 v. r. 45 v. ell. belastbaar land; men telt er 93 h., bewoond door 101 huisgez., uitmakende eene bevolking van 580 inw., die meest hun bestaan vinden in het maken van boter en kaas. Ook beeft men er eene leerlooijerij en eene scheepstimmerwerf.

De Herv., die er 210 in getal zijn, maken met die van de naburige burg. gem. Hodenpijl en St.-Maartensregt-en-Dorp-polder, alsmede eenige uit de gem. Zouteveen en van Abstregt eene gem. uit, welke 390 zielen telt, onder welke 180 Ledematen. De eerste, die in deze gem. het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest JOHANNES LAURENTII VAN VELSEN, die in het jaar 1591 herwaarts kwam en in het jaar 1603 overleed. Bij vacature maakt de kerkeraad een twaalf-, zes- en drietal, uit welk laatste de Ambachtsheer eene keus doct.

De R. K, die er 290 in getal zijn, maken met die uit de naburige gem Hodenpijl, St.-Maartensregt-en-Dorppolder, de Lier, Hof-van- Delft, Groeneveld en Zouteveen eene stat. uit, welke tot het aartspr. van Holland-en-Zeeland, dek. van Delfland, behoort, en waarvan de kerk onder Hodenpijl staat. Deze stat. telt 1100 zielen, onder welke 675 Communikanten, wordt door eenen Pastoor bediend, en heeft eene eigen begraafplaats.

Men heeft in deze gem. eene school, welke gemiddeld door een getal van 100 leerlingen bezocht wordt.

Deze gem. is eene heerl., welke vroeger bezeten werd, door het Overijsselsche adellijke geslacht VAN HUFFEL, doch later een eigendom is geworden van het geslacht BACHMAN, door wien het nog tegenwoordig bezeten wordt, zijnde daarvan tegenwoordig eigenaar Mr. F. D. CAU VAN STELLENDAM, woonachtig te 's Gravenhage.

Het d. SCHIPLUIDEN ligt 2 u. Z. van 's Gravenhage, 1 u. Z. W. van Delft, aan de vaart naar Vlaardingen en Maassluis.

Men vindt den naam van dit dorp op de volgende onderscheidene wijzen gespeld, als: SchijpliedE, SCIEPLEDE, SCHIEPLEDA en SCHeepleda, onder welken laatstgemelden naam het reeds in den jare 900 bekend was. Graaf DIRK V noemde het in den jare 1083, bij zekere opene brieven, SCHIPLEDEN: in brieven van Hertog FILIPS VAN BOURGONDIE, aan de stad Delft enz. verleend, in 1430, wordt het SCHIPLUYDEN, geschreven. Sommige beweeren, ter staving van den oorsprong dezer benaming, dat de Maas weleer tot aan dit dorp zonde gevloeid hebben, en dat de zeevarenden zich derhalve aldaar aan boord hunner schepen begaven, even als nu te Vlaardingen en Maassluis geschiedt, dat men voorts, bij die gelegenheid, gewoon was te roepen, scheeplui!, scheeplui! en dat het dorp van dat geroep zijnen naam zoude ontleend hebben; dit zonde zeker niet onwaarschijnlijk voorkomen, indien er niet tegen bedacht werd, dat het dorp zeer ver van de Maas gelegen en het derhalve onwaarschijnlijk is, dat men van daar op gezegde rivier te scheep zoude gegaan zijn; doch weder anderen opperen daaromtrent weder: dat, vaststellende, zoo als algemeen aangenomen wordt, dat het dorp Maasland, deze zijne benaming gekregen heeft van zijne ligging op eene gorze, uit de Maas aangewassen, het dan ook zeer mogelijk kan zijn, dat gezegde rivier, vóór dat de gemelde gorze aangewassen is

geweest, tot of niet verre van dit ambacht gespoeld heeft; dat dus het zeevolk, de gorze nu daar wezende, en zich van daar moetende te scheep begeven, op dit dorp, als de laatste plaats, welke zij moesten doortrekken, verzameld is, en dat hun aldaar gewoonlijk kan toegeroepen zijn: scheeplui! scheeplui! Op alle plaatsen werden zij slechts aangemaand tot den verderen voorttogt, maar op deze altoos tot het dadelijk aan boord gaan. Anderen leiden den naam af van een water, Lede geheeten, dat voorheen van Vlaardingen door dit dorp stroomde, en daar dit woord zoo veel als leiding beteekend heeft, wil men dat SCHEEPLEDE of SCHEEPLEDA, beteekend hebbe de plaats, of water dat de schepen naar de Maas leidde (de klankverbastering zou er SCHIPLOIDEN van gemaakt hebben). Eene der beschrijvingen van Delft, schijnt te stellen, dat men onder den naam van SCHEEPLEDA of SCHEEPLEDE, moet verstaan schipleiders dat is » menschen die met de lijn om den hals een schuit of scheepje trekken;" mogelijk moet men daarbij vooronderstellen, dat de bewoners van dit dorp zich voornamelijk met die bezigheid geneerd hebben, waardoor derhalve dan ook de naamsoorsprong van SCHIPLUIDEN ontleend zoude wezen.

[ocr errors]

:

Men telt er in de kom van het dorp 81 h. en 330 inw. Het dorp bestaat voornamelijk uit twee aan een gebouwde rijen huizen, ter wederzijde van de vaart, die door twee bruggen met elkander gemeenschap hebben; het is, ruim en luchtig, begint van naast de kerk af, als men van Delft komt, en strekt tot nabij den korenmolen aan den weg, daar men naar Maasland gaat; de huizen ziju doorgaans goede en wel onderhouden gebouwen.

ZOO

De Herv. kerk staat aan den ingang van het dorp, wanneer men van Delft komt, met het achterste gedeelte of de koorzijde naar den weg en de toren naar de landzijde gebouwd, omdat de toren, als vroeger algemeen het geval was, aan de westzijde van de kerk staat, waardoor deze den voorbijganger als verkeerd gebouwd voorkomt. Het jaar der stichting, of aan wie zij vóór de Reformatie was toegewijd, hebben wij nergens kunnen ontdekken zeker is het, dat deze kerk reeds in het jaar 1313 aanwezig geweest is, ingevolge eene uitspraak van Graaf WILLEM VAN HENEGOUWEN, gedaan tusschen den Heer ARNOUD VAN HODENPIJL, en zijne broeders ter eenre, en JAN CAPPAERTSZOON, ter andere zijde. Het gebouw zelf, dat van buiten er goed onderhouden uitziet, draagt alle kenteekenen van oudheid: het is langwerpig vierkant en van eene tamelijke hoogte, zijnde het dak met leijen gedekt. In het jaar 1810 werd de vrij hooge toren, die boven het dak der kerk uitstak en waarin twee klokken hangen, wegens den bouwvalligen toestand afgebroken en vervangen door een net houten torentje, dat op de kerk gebouwd en van een uurwijzer voorzien is, welke door een goed uurwerk gedreven wordt. Van binnen is de kerk vrij ruim, doch geheel zonder pijlaren. Op het lijstwerk van den predikstoel leest men met groote vergulde letters: Maar hij seyde, ja salig zijn degene, die het woord Gods hooren en datselve bewaren, Luc. 11 vs. 28: aan de regterzijde van den predikstoel, tegen den torenmuur, hangt een fraai bord, waarop de Wet des Heeren geschreven is. Aan de linkerzijde ziet men eenen trap, die naar den toren geleidt. Aan de zuidzijde van het koor hangt een bord, waarop de namen der Predikanten, die sedert 1600 aldaar gestaan hebben. Onder deze merkt men mede op den beroemden ANTONIUS HAMBROEK, die in 1647 van SCHIPLUIDEN naar Oost-Indie vertrok en in 1663 op het eiland Formosa, als een andere REGULUS, vrijwillig zijn leven ten offer bragt, om

[ocr errors]

het aan den vijand gegeven woord niet te breken. In het jaar 1788 werd aan het einde van het koor een uitmuntend kunststuk opgebangen, ter gedachtenis van den Heer WILHELM HENDRIK STEENBERCH, overleden te Kenenburg, den 8 December van dat jaar. Het bestaat voornamelijk uit eene kast, verbeeldende eene nis, waarin op een voetstuk gesteld is, eene oude Romeinsche urne, in welke de asch der overledenen, die verbrand werden, plagt bewaard te worden: van het gezegde voetstuk rijzen twee fraaije pilasters, waarop aan iedere zijde vier kwartieren van het wapenschild des overledenen gesteld, welke van boven met een fraai lijstwerk zamengevoegd zijn. Op dat lijstwerk staat het jaartal MDCCLXXXVIII; daar boven ziet men een fraai verzilverd doodshoofd, en onder toepasselijk bijwerk; onder op het voetstuk, leest men in vergulde kapitale letteren het volgende: Den Wel-Edelen-Geboren Heer WILHELM HENDRIK STEENBERCH, leven Heer van Schipluiden, Hodenpijl, St. Maartensrecht, Dorp en Kenenburg, Oud-Raad van de Crimineele en Civiele Justitie in de colonie van Surinamen, geboren te Venlo, op den 19 April . 1725. Obiit te Kenenburg, den 8 December 1788." Onderaan hangt eene wel dooreengewerkte strik van lauwrieren en andere bladen en bloemen, alles zeer konstig, zoo van hout als marmersteen, bewerkt.

D

in

In plaats van het kerkhof, hetwelk voorheen door eenen muur met eene poort omgeven was, is in het jaar 1828 eene burgerlijke begraafplaats aangelegd, welke door een niet hoog, maar net, hekwerk omgeven is.

Sedert jaren staat het pastoriehuis der Hervormde gemeente als spookhuis bekend, een bedaard en gezet onderzoek door den tegenwoordigen Predikant, LEONARDUS JOHANNES LAMBERTUS VAN NECK, daaromtrent gedaan, heeft bewezen, dat al betgeen men hoorde aan natuurlijke oorzaken moet worden toegeschreven, zoo werd, onder anderen, het zooveel geruchtmakende geluid en nu en dan het akelige geklaag veroorzaakt door de toevallige speling van zeer fellen wind op eene bij den grond, in den muur van het huis, bijkans toegeroesten rooster, nadat deze echter, voor omtrent twaalf jaren, weggenomen is, wordt het geluid niet meer gehoord, zoodat men er sedert jaren in de gemeente niet meer van spreekt, en wordt er soms nog door eenen vreemdeling naar gevraagd, dan is het eenstemmig antwoord van de dorpelingen: » Onze Domine heeft de spoken verdreven". De molen ten Noorden van het dorp stond sedert onheugelijke tijden als toovermolen bekend; sedert de vrouw van den vorigen molenaar, in 1839, overleden is, spreekt men er echter niet meer van.

De kermis valt in den 28 Julij.

Het wapen dezer burg. gem. bestaat in een voor anker liggend schip op een stil water; dat van de kerk. gem. is een zeilend schip op een woelend water, met het omschrift: Jezus in 't Scare zyn all de scheepsLOY vylig. Mat. 8 23-27, 14: 24-52.

:

SCHIPLUIDENSCHE-SLUIS, sluis in Delfland, prov. Zuid-Holland. Zij is een der acht westsluizen van Delfland en dient tot uitwatering van de gem. Schipluiden en Hoden pijl, benevens de pold. Woudharnas en Aalkeet.

SCHIPSLOOT (DE), water in Fivelgo, prov. Groningen, meerendeels onder Siddeburen, eenen aanvang nemende bij het dorp Schild wolde en met eene noordelijke rigting naar het westeind van het Schild loopende.

« VorigeDoorgaan »