Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

KONINKL. BIBLIOTHEEK

TESNAGE.

VOOR REDE.

Buiten alle tegenspraak moet onder de nuttigste Weetena

fchappen gefteld worden, de kennis der veelerleie deelen van den bol dien wij bewoonen maar voornaamlijk de naauwkeurige en volkomene kennis van het Land dat mèn Vaderland noemt, om regen, dat men er in geboren is; en hoe zeer dat zelfde Land zig dikwijls der inwooninge van verftandige en braave lieden onwaardig maakt, blijft het echter 't Land der inwooninge, en behoort als zodanig gekend te worden, wil men niet aan de befpotting ` van vreemdelingen blootftaan, niet alleen, maar wil men niet als een vreemdeling zelf in zijn vaderland verkeeren, dat zeker duizenden van onaangenaamheden na zig kan fleepen - hoe kan een bezige man, met genoegen een huis bewoonen, zo hij 't niet kent niet weet hoeveel en welke kamers er in zijn, hoe hij ieder kamer tot zijn vermaak en nut zoude kunnen gebruiken? enz.

De gezegde kennis fluit twee voornaame weetenschappen in, naamlijk de Aardrijkskunde, en de Hiftoriekunde ; van de laatstgemelde zeiden de Ouden te recht, dat zij is, eene kunst door welke men fchrijvende uitdrukt, de

[ocr errors]
[ocr errors]

gedenkwaardige handelingen der menschen, de déëlin"gen der tijden, de Natuur, en de voorledene en te

[ocr errors]

genwoordige toevallen van perfoonen en zaaken; begrij,, pende in zig drie dingen, te weeten, Waarheid, Orde ,, en Overéénftemming; men noemt de geschrevene historiën ook gedachtenisfen van de gemoederen, en beeldenisfen van het ligchaam; waarover PETRARCHA, in zijn vier- en- tagtigste klinkdicht, zingt:

PANDULPH! dit werk is veel te broos,

Om te duuren voor altoos 2

Doch onze kunst die altoos blaakt,

Is 't die den mensch onfterflijk maakt.

Niemand zeker zal de nuttigheid der Historiekunde, en der Geographie, gevoeglijk ook niet, de algemeene kennis der bijzondere deelen van zijn vaderland ontkennen; jammer alleenlijk dat men zo dikwijls in de werken, daarvan voorhanden zijnde, verwardlijk onderricht wordt ; en 't is die beklaagelijke omstandigheid, welke wij, gelijk reeds ten overvloede bekend is, in ons werk trachten te verbeteren, door niets blindlings van anderen overteneemen, maar alles natefpooren, en des een geheel nieuw werk te leveren in welk oogmerk wij zonder voorbeeld flaagen, ter oorzaake van de veele en waardige Vaderlanders die zig wèl willen verledigen ons de behulpzaame hand te bieden:

Niet onze dank alleen,

Zij 't loon dier weldaén, neen!

De verre naneef zal die edle Bato's zoonen ง
Nog met den warmften dank beloonen.

Het Boekdeel dat wij de eer hebben thans onzen leezer

Gantebieden, bevat eene volledige en zeer uitvoerige be fchrijving van geheel Delfland, waarmede wij, ter oorzaake van onderfcheidene omftandigheden het eerst gereed zijn, offchoon 't niet de eerfte plaats in ons plan befla, en wij het derhalven niet eerfte; maar tweede deel moeten noemen; onze leezer zouden geene gegronde reflexiën daartegen kunnen inbrengen, alzo ieder deel een, op zig zelf flaand, volkomen geheel uitmaakt.

Ware het dat wij ieder deel onzes werks op zig zelf, in den bepaaldften zin, aanzage als een reisboek door dat gedeelte van onze Republiek, waarover het handelt, zo zouden wij in eenë geheel andere schikking de afzonderlijke ftukjens op elkander hebben moeten laaten volgen, en ook verpligt geworden zijn, de grenzen van dat gedeelte gronds't welk in een zelfd Deel verhandeld wordt,te buiten te gaan, om een gefchikte reis te kunnen doen; dan, daar het geheele werk, zo wel als ieder deel op zig zelf, flechts in zo verre den naam van reisboek verdient, als het dient om van ieder ftad en dorp, in de geheele Republiek, te kunnen naflaan, wat de reiziger er voornaamlijk van dient te weeten, hebben wij onze Decken in eene geregelder en bepaal der orde kunnen houden.

"

In hoope dat deeze fchikking naar genoegen zal weezen van die onzer geëerde Leezeren, welken verkiezen het werk tot deelen verzameld te hebben, (anderen begeeren het aan losfè bladen te houden, om dat zij dan, eeni reijen gaande doen, flechts zo veele bladen behoeven medeteneemen, als zij voorneemens zijn fteden en dorpen te gaan bezoeken;) in hoope, zeggen wij, dat alles naar genoegen zal weezen, gaan wij met verdubbelden ijver Poord:

[ocr errors]
« VorigeDoorgaan »