Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

Boek. overvloedig in de Meyerye, de Baronye van Breda, en in de Brabantfche en Luikfche Kempen, zo dat het fchynt, dat die daar natuurlyk zyn. Cæfar (p) getuigt op twee plaatfen, dat 'er zeer veel fyne maftboomen in Gallien en Germanien waren. Hieruit blykt derhalven, dat die boomen, niet zo als veele denken, uit de noordsche landen herwaards gebragt zyn, maar dat 'er al van alle oude tyden veele hier geweeft zyn. Ik oordeel daarom,dat van het woord, Taxus, Taxandrien, gelyk van Alexander, Alexandrien afftamt, en dat van Taxus, gevoegd by den genitivus van ang dat man beteekent, of Andros, den naam van Taxanders, dat zyn lieden, die in de Taxus-landen wonen, te famen is gebragt. Het woord ang word in het Teutonifch, en Duitfch, man overgezet, en ftelt dus, in de naamen van Alemanni, Germanni, Poemanni, Markomanni, Normanni, lieden voor oogen, die uit zekere landen hunnen oorfprong hebben. Ik ben verder niet vreemd van te denken, dat de Arborichen nakomelingen, der Taxanders, die in of omtrent het jaar 429. een vryen ftaat oprichtten, hunnen naam naar de Romeinsche taal veranderd, en zich, naar het woord Arbor, dat boom beteekent, Arborichen genaamd hebben.

[ocr errors]

De FranNa dezen uitstap ga ik met de verdere lotgeken lopen vallen der Taxanders voort. Het ombrengen der Gallien af.Roomfche Keizers, en het gedurig aanftellen van anderen, gaf verfcheiden volkeren aanleiding om -de grenzen des Ryks te ontruften. Gallien leed 'er

(p) De Bello Gallico Lib. V. Cap. 12. & Lib. VI. Cap. 31.

I.

er veel door. De Franken, een famenvloed van 1. Boek verfcheiden Germanifche volkeren, liepen dit gcheele land af; en richtten 'er deerlyke verwoeftingen aan. AURELIANUS, die naderhand Keizer werd, doch die toen bevelhebber der zesde Gallikaanfche keurbende was, floeg hen deerlyk by Moguntiacum: zederd ondernamen zy ver fcheiden invallen in Gallien, met een wisfelvallig geluk. De Keizer 'PROBUS floeg hen. Het overfchot werd gedeeltelyk verdreven, en een gedeelte bleef met zyn verlof in Gallien, of aan beide oevers des Ryns wonen (q). De Saliers, een byzonder foort van Franken, die eertyds omtrent de rivier Sala in Frankenland fchynen gewoond te hebben (r), van hier door hunne nabuuren de Saxen verdreven, hadden zich onder anderen ook in Taxandrien nedergezet (s). Begerig om deze hunne woningen te behouden, zonden zy gezanten aan den Romeinfchen Veld heer Julianus, die tegen hen opgetogen, en wiens leger, reeds tot omtrent Tongeren genaderd was. Zy verzochten hem, dat, als zy zich geruft hielden, zy ongestoord in hunne bezittingen mogten blyven. Zy boden hem mede aan, de grenzen des Ryks aan de zyde te bewaren; den Romeinen, de krygsvolkeren, die zy hun afvorderden, te verzorgen, en de gewoone fchattingen te betalen. Zy werden door zyn leger eerlang overvallen, zoo dat zy van verbaaftheid raadeloos, zich met vrouw en kinderen, en al wat zy hadden, over

ga

(4) VOPISCUS in Aureliano Cap. VII. & in Probo Cap. XIII.

(r) CLUVERII Germania Antiqua Lib. III. Cap. XVI. (AMMIANUS MARCELLINUS Lib. XVII. Cap. VIII.

Boek. gaven (t). Julianus ftond hen daarna eenige landen af (u), denkelyk dezelfden, die zy reeds bezaten, en onder deze waarfchynlyk geheel Taxandrien. Julianus, die hen het Kafteel der Menapiers ontnomen had, herstelde het zelve, nevens twee andere veftingen aan de Maas gelegen (v). Na den dood van Julianus, deden de Franken verfcheiden invallen in Gallien, met wisfelvallige uitflagen.

409. Honorius

hun

Omtrent het jaar 409, ftond de Keizer HONOftaat RIUS, eenigen van hun toe, om zich aan de Galtoe in Gal-lifche zyde des Ryns, in Tongrien, dat is in het lien te wo landgebied der ftad Tongeren, neder te zetten, alwaar zy, door zo veel Koningen, als zy steden

[ocr errors]
[ocr errors]

of landftreeken bezaten, geregeerd werden (w). Doch wanneer zeer veele Barbaaren in Italien vielen, ontboden de Romeinen hunne bezettingen van den Ryn derwaards (x). Deze gelegenheid namen de Franken, op het voorbeeld der Burgondiers, waar, en trokken onder het beleid hunnes Konings KLOVIS over den Ryn. Zy veroverden alle de landen in Gallien, tot boven Doornik. De Romeinen dreven hen onder het beleid van Aëtius, wel te rug. Echter konden zy niet beletten, dat zy zich, omtrent Tongeren, en Dieft, handhaafden (y).

(*) IDEM ibid.

En

(u) LIBANIUS de laudibus Juliani, in notis VALESII ad -Ammianum Marcellinum ibid.

(v) AMMIANUS MARCELLINUS Lib. XVII. Cap. 18. Mi RAI Chron. Belg. ad annum Chrifti 358.

(w) GREGORIUS TURONENSIS Hiftor. Lib. II. Cap. 3. (x) CLAUDIANUs de Bello Getico Lib. I. verfu 421.

PETAVII Rationar. Temp. Part. I. Lib. VI. Cap. 13.

En alzo de Romeinen niet in flaat waren, hunne 1. Boek. wingeweften te beschermen, hebben de Brabanders, en daar onder de inwoners van de Meyerye, zich Vrye staat van de heerfchappy der Romeinen onttrokken der Arborichen. en onderling eene vrye Staatsregering, die der' Arborichen genaamd, opgericht, om zich dus tegen de indringende Barbaren te befchermen. Zy deden dit denklyk op het voorbeeld van Brittanje, alwaar men onlangs het Romeinsche juk afgelegd had. Van de schikking dezes Gemeenebefts, en deszelfs Regering hebben de oude gefchriften ons niets nagelaten. Zeker is het, dat de Arborichen, zo wel als verfcheidene Gallifche Landschappen, de Rechters, en de verdere Amptenaaren der Romeinen, afgezet, en verjaagd, en hun Gemeenebeft, naar hunne eigene wyze, beftierd hebben (z).

Het westersche Keizerryk had onder AUGUS TULUS een einde genomen. De Romeinfche bezettingen bezaten echter nog, onder den algemeenen Landvoogd SYAGRIUS, die te Soiffons zyn verblyf hield, een groot gedeelte van Gallien. Dezen waren met den Staat der Arborichen naauw verbonden. Klovis, Koning der Franken, verfloeg dien Landvoogd, en liet zich met de zynen dopen. Hy deed de Arborichen den oorlog aan; doch zy deden zo eenen dapperen tegenstand, dat hy genoodzaakt wierd, zich met hun te verdragen; mids dat de twee volkeren, door huwelyken, als andersfins, zich op het naauwfte verbonden.

476.

Einde des

Wefter

fchen

Ryks.

De Arborichen namen deze voorwaarden aan; 497. het welk gelegenheid gaf, dat zy onder de Fran- De Fran

[ocr errors][merged small][merged small]

ken

I.

ken vereenigen

zich met de Arbo richen.

1. Boek, ken verfmolten, en te zamen een zeer magtig volk wierden. Hier door eindigde dit Gemeenebeft. De Romeinfche Krygsknegten, op de grenzen van Gallien in bezetting liggende, konden niet befluiten, zich den Gothen te onderwerpen. Zy begaven zich in dienst der Arborichen, en Franken, en ruimden hun de landen, die hun toevertrouwd waren, in, doch behielden in alles hunne oude gewoonten (a).

ken.

Zy delen De Franken zetteden hunne overwinningen Gallien in voort. Zy maakten zich eindelyk van geheel twee Ry Gallien meefter, het welk zy den naam van FRANKRYK gaven. Zy verdeelden het in Austrafien, en Weftrafien, of Ooft- en Weft-Frankryk. In ieder van het zelve ftelden zy byzondere Koningen aan. Ik zal van die allen, als buiten myn beftek, niet meer melden, dan daartoe volftrekt, om de aaneenfchakeling te houden, nodig is. Ik merk alleen aan, dat Auftrafien alle de landen bevattede, die tusfchen den Ryn, de Moezel, de Maas, en de Schelde gelegen waren, en dus was Brabant gevolgelyk onder dit Ryk gelegen. De Hoofdstad van het zelve fchynt Metz geweeft te zyn. Immers, de munten van THEODEBERT, of Diderik, oudsten zoon van Klovis, aan wien Auftrafien na deszelfs dood te beurt viel, zyn te Metz gemunt (b).

Ooft Frankryk.

Op hem volgden verfcheidene Koningen. Onder dezen was SIGEBERT, welke de zorg des Ryks op zynen Groothofmeefter Grimoald, zoon van Pipyn van Landen, die dezelfde waardigheid bekleed had, meeft aankomen liet. De Koning hield

(a) PROCOPIUS de Bello Gothico Lib. I. Cap. 12. (b) GREGORIUS TURONENSIS Lib. IV. Cap. 22. VAN LOON Aloude Hollandfche Hiftorie Deel I. bladz. 248.

« VorigeDoorgaan »