Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

hun verslag genomen, werden op den agtsten Maart deezes jaars, des morgens om agt uuren, de Vlaggen op de Torens der Hoofd Kerk, en het Stadhuis geheift. By welke gelegenheid de Vier ftukjes Gefchut, voor de Puye geplaatft, driemaal geloft werden. Dit werd door eenige Manschappen, uit de Vier Schutteryen, met het klein Geweer beantwoord. Met alle de Klokken der Stad, werd dien dag driemaal, een geheel uur telkens geluid, en op die van het Stadhuis, werd gedurende dien tyd, gefpeeld. Wanneer de Vlaggen opgehaald werden, gaf men aan de Regee ring op het Stadhuis een Ontbyt. Des avonds waren het Stadhuis, en alle de Huizen binnen de Stad verlicht. Des Zondags avonds, na den agtften Maart, werd door den Eerwaarden Heer Herman Gideon Clemens oudsten Predikant der Stad, in de Hoofd Kerk eene Leerreden, op de tyds omftandigheden toepaffelyk gedaan, welke, ten kosten der Stad gedrukt werd (p). Den Leerraar werd eenen gouden Stads Penning ter waarde van dertig guldens gefchonken (q). Hy had zyne Leerreeden aan de Regeering op gedragen (r). Op den veertienden, de dag wanneer men den Volke, de Aanvaarding der Hooge Bedieningen van den Prinfe, bekent maakte, was de Puye van het Stadhuis met groen Laken behangen. Des nademiddaags vergaderde de geheele Regeering op het Stadhuis, en omtrent drie uuren begaven zig de Stadhouder des Hoog en Laagfchouts

[ocr errors]

(p) NOTULEN van den 20. Januari en 12. Maart 1766.

(9) NOTULEN van den 12. Maart 1766... () NOTULEN van den 23. April 1766.

XX.

Boek.

1766.

XX. fchouts met Twee Schepenen, en Een der GeheimBoek. fchryvers, naar de Puye, en na het Trompetten 1766. gefchal, gefchiede de Afkondiging door den Ge

heimfchryver met ongedekten hoofde. Hier na werd met vier ftukken Gefchut, driemaal gevuurd; het welk de Burgery, die ter zyden het Stadhuis gefchaard was, met het klein Geweer, telkens beantwoorde. Met alle de Klokken der Stad, werd dien dag driemaal geluid, en die van het Stadhuis werden ter zelver tyd befpeeld. Des avonds werd 'er op het Stadhuis een pragtige Maaltyd gegeven, waarop de Kommandeur der Stad, De Generaals, die zig alhier bevonden, en de Stadhouder van den Hoogfchout, 's Lands Rentmeesters en Ontfangers, beneffens de Hoofd Offifieren der Bezetting genodigd waren. Telkens wanneer men de hooge gezondheden dronk, werd het Gefchut voor het Stadhuis geloft. Het Gebouw was dien avond, en nacht verlicht; en werd door een Onderluitenant met vierentwintig Burgers, en een Tromflager bezet (s). De Algemeene Staaten gaven van het aanvaarden der hooge bedieningen des Prinse, de Regeering kennis, gelyk ook, dat zy zyn Hoogheid, het veranderen der Wet alhier, opgedragen hadden; met laft zig ten tyde der aanftaande verandering, by den Prinse te vervoegen (t). Men had reets in het begin deezes jaars befloten, om ter gelege ner tyd, den Voorzittenden Schepen, den Oudften

(s) NOTULEN van den 20. Januari en 12. Maart 1766.

(t) TWEE RESOLUTIE der Staaten Generaal beiden van den 8. Maart 1766. in de NóTULEN van den 12. Maart

XX.

Boek.

1766.

men.

ften Raad, en den Penfionaris naar den Haage te zenden, om den Prinse wegens het aanvaarden zyner bedieningen, van haarent wege geluk te wenfchen (u). Deezen vervoegden zig kort hierna, derwaars, en werden vriendelyk ontfangen (v). Was de Vreugde by een ieder hier ter Stede De Regee by deeze gelegenheid groot, die, welke men,ring bewanneer zyne Do. Hoogheid, binnen de Stad komd ty. zoude komen, vernam, overtrof ver de eerfte. Zoding dat dra de Regeering hier van kennis kreeg, zond zyheid voorzyn Hoogden voorzittenden Schepen naar den Haage, omnemens is den Hertog van Brunswyk, Bevelhebber der Stad, binnen de over het ontfangen van zyne Hoogheid te onder-Stad te ko houden (w). Na zyne te rug komft begreep zy, dat alzo het de grootfte eer was, den Stadhouder van Neerlands Gemeenebeft in de Stad te zien, 'er niets behoorde gefpaard te worden, om het ontfangen van zyne Hoogheid, luifterryk, en desfelfs verblyf aangenaam te maken (x). De Prins reed den 17. Juni uit Breda, en kwam des na de middaags om twee uuren, aan het eerfte Tolhuis op den Straatweg naar Vugt. Daar ter plaatze paald het grondgebied der Stad, tegen het Dorp Vugt. Agt Leden der Regeering, nevens de Oudste Geheimschryver, wagtten zyne Hoogheid aldaar op: Zodra deffelfs Koets op het Vrydom der Stad gekomen was, traden de Gemagtigden naar dezelven, wanneer de Geheimschryver den Prinfe, uit den naam der Regeering op het Grond

(u) NOTULEN van den 20. Januari 1766.
NOTULEN van den 23. April 1766.
(w) NOTULEN van den 15. Mei 1766.

ge

XX.

gebied der Stad verwelkomde, het geene zyn Boek. Hoogheid vriendelyk beantwoorde.

1766.

De Prins komt bin

nen de Stad.

Immiddels reed de Prins naar de Stad, en de Gemagtigden der Regeering die mede van koetfen voorzien waren, volgden den ftoet, die ten drie uuren binnen de Poort kwam (y). De Burgery was van de Vugter Poort, tot omtrent de Snelstraat in twee reien in de Wapenen geschaard : daar ter plaatze floot, de Bezetting tegen dezelve aan. Deeze ftond vervolgens van daar, de Markt over, tot omtrent de Gevangen Poort, in orde; Van daar floot de Burgery tegen haar in een dubbelde rei door de Hinthamer, Toren, Peper, en Ververstraaten, tot aan het huis van den Bevelhebber, daar de Prins zyn intrek nam (z). Wanneer de Prins op de Markt, omtrent het Stadhuis gereden was, ftond de Hoogfchout, en de Regeering voor de Puye van het zelve, en begroete zyne Hoogheid aldaar, waarna zy zig op het Stadhuis begaven. Zo dra de Gemagtigden, die den Prins van het eerfte Tolhuis op den Straatweg gevolgd waren, denzelven tot aan het huis des Bevelhebbers begeleid hadden, begaven deeze zig mede naar het Stadhuis. De oudste Geheimfchryver, bleef egter aan het huis des Bevelhebbers, die na dat de Bezetting, en de Burgery voorby zyne Hoogheid getrokken waren, van een der Edellieden onderftond, tegen wat tyd het den Hoogfchout en de Regeering geoorloofd zoude weezen, zyne Hoogheid te begroeten. De Geheimschryver kwam ten vyf uuren op het Stadhuis,

(y) NOTULEN van den 17. Juni 1766.
(2) NOTULEN van den 27. Mei 1766.

huis, en bootschapte, dat de Prins Haar thans afwagten zoude. Men begaf zig dan nevens den Hoogfchout, en de vier Minifters in Koetsen, waarin zy, twee aan twee, naar rang zaten, naar het huis des Bevelhebbers. Alle de Bedienden van het Stadhuis gingen met ongedekte hoofden voor de Koetsen, en de Dienaars des Hoogfchouts ter wederzyde van de eerfte Koets, waarin deeze, en de Voorzittende Schepen zaten. Na dat de hooge Krygsbevelhebbers, en verdere Offifieren der Bezetting, hunne opwagting by den Prinfe gedaan hadden, werden de Hoogfchout en de Regeering by den zelven ter gehoor ingeleid. De Penfionaris deed toen eene aanfpraak ter gelegenheid dienende. Deeze werd door den Prinfe vriendelyk beantwoord. De Hoogfchout, en Regeering, namen vervolgens affcheid, en begaven zig op dezelve wyze als zy gekomen waren naar het Stadhuis (a). Vervolgens werden de Raad en Rentmeefter der Domeinen, en die van de Leen en Tolkamer, de Gemagtigden der Klasfen, zo van 's Hertogenbosch, als van Peel en Kempeland, de Kerkenraaden, van de Nederduitfche, Walfche, en Luterfche Gemeentens, De Kollonel, en Hoplieden der Burgery, de Gemagtigden der vier Kwartieren in de Meyerye, mitsgaders veele byzondere Lieden van aanzien, by den Prinse ter gehoor toegelaaten, welke alle vriendelyk ontfangen werden. De avond van dezen dag was tot het verlichten der Huizen in de Stad beftemd. Zyne Hoogheid verklaarde dat

het

XX.

Boek.

1766.

« VorigeDoorgaan »