Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

de, dat 'er zeker geval, ten nadeele van AthanaXVIII. Boek. fius te Alkmaar voorgevallen was: Men had daar1736. over, met eenige Gemagtigden dier Stad, welken

[ocr errors]

zig in den Haage bevonden, gefproken, en deezen hadden aangenomen, de bewyfen daarvan, herwaars te zenden (). Burgemeefteren en Schepenen van Alkmaar fchreven eenigen tyd daarna, dat zy het verzoek van Athanafius om Liefdegaven daar ter Stede intezamelen, afgeflagen hadden, doch wiften niets tot zynen lafte, dan alleen, dat hy de Vrouw, en Dogter van den Herbergier, by wien hy zyn intrek genomen had, tot onkuisheid had tragten te verleiden (u). Schepenen alhier zonden den gewaanden Voorfchryfbrief der Konftantinopolitaanfche Kerk nevens het Blad uit zyn Gaderboekje, daar de Liefdegaaven der beide Keizerinnen hier voorgemeld, op gefchreven waren, aan Burgemeefteren en Schepe nen van Amfterdam, met verzoek, om die door de Geeftlyken der Griekfche Kerk hunner Stad, te doen naarzien, en met eene verklaaring van de Echtheid, of Onechtheid te rug te zenden (v). Niet lang daarna kreeg men berigt van Amfterdam; dat de Griekfche Kerk dier Stad, geen eigen Geeftlyken had; Athanafius had aan Burge meefteren verzogt, eene Inzameling van Penningen te mogen doen, dit was hem, om dat zyne papieren verdagt voorkwamen, geweigerd: Hy had

(t) NOTULEN van Schepenen van den 5. Maart 1736.

(u) BRIEF van Schour Burgemeefteren en Schepenen van Alkmaar van den 13. Maart 1736. In de NOTULEN van Schepenen van den 15. Maart 1736.

() NOTULEN van Schepen van den 23. Februari 1736.

XVIII.

had hun ook eenen Brief des Hertogs van Newkaftle vertoond, waarvan de ondertekening, ge- Boek. weldig met de echte verfchilde. Van daar was hy 1736. naar Friesland vertrokken (w). Zeker Paspoort des Hoofskrygs Raad te Weenen, onder zyne papieren gevonden, werd derwaars gezonden, van waar tyding kwam, dat het zelve valích, en het Zegel nagemaakt ware: Dit moet egter wel nagebootft zyn geweeft, om dat 's Keizers Afgezand in den Haage, wien het vertoond was, hem mede een Paspoort gaf. Het laaste werd egter, na dat de valíchheid des eerften aan den dag kwam, weder ingtrokken.

Na dat alle deeze bewyzen ingewonnen, en Hy bekend Athanafius voor oogen gelegt waren, beleed hy, de valsheid dat veele andere Papieren, en Getuigschriften,zyner Pa. die by hem gevonden werden, mede naar gepieren. maakt waren. Hoewel hy alle de valsche Papieren zelf niet nagebootft had, was hy egter hunner valfchheid niet onkundig geweeft. Hier door had hy veele Lieden bedrogen, en de ingezamelde gelden door een flegt, en ontugtig leven verfpild. Schepenen veroordeelde hem, na dat zyne Valfche Brieven. door den Scherpregter op een En word bort, boven de galge gefpykerd waren metter dood de koorde geftraft te worden, dat 'er de dood veroor. naarvolgde. Zyn lighaam zoude vervolgens naar deeld. het Buiten Geregt gebragt, en aldaar ten af

fchrik,

[ocr errors]

in ketenen ten toon gehangen wer

den

(w) BRIEF van Schout en Schepenen van Amfterdam van den 8. Maart 1736. In de NOTULEN van Schepenen van den 10. Maart 1736.

XVIII.

den (x). Wanneer men hem den dood aankon Boek. digde, ftond hy in het eerft verfteld, doch wat bedaard, fprak hy met de Predikanten en Zie. 1736. kentroofters. In den laafte nagt zynes levens, Zyn gedrag gebruikte hy het Avondmaal, naar de wyze der in zyn ui Griekfche Kerk. Boven allen, die by hem kwaterite.

En dood.

men, maakte hy het meeftewerk van den Heere Georg Ulrich Roemer, zeer geagt en getrouw Leerraar des Heiligen Euangeliums hier ter Stede, niet alleen, vermits die in de Oostersche en Griekfche Taalen by uitstek ervaren was, maar ook, om dat die, hem, door zyne gewoone zagtzinnigheid, en vriendlykheid, zeer behaagde. Hy fchonk hem ten teken van genegenheid eenen Ring, waarin een steen gevat was, welke om de zeldzaamheid van het geval, onder de Nakomelingen van dien Leerraar, thans nog bewaard word. Athanafius, heb ik, nog een jongeling zynde, te Regt zien stellen. Op het fchavot ge komen, viel hy op zyne knien, en de Predikant Roemer knielde mede op een kuffen, dat voor hem aldaar gebragt was. Na het Bidden sprak Roemer hem nog hartlyk aan, waarna hy dien Heer, eenen Griekfchen Bybel, van de Zeventig Overzetteren schonk, en hem vervolgens de hand toe reikte! Na dat deeze hem den zynen gegeven had, trok hy dien Leerraar naar zig toe, en kuste hem; Vervolgens ging hy zonder veel te fpreken, en zo het uiterlyk fcheen, moedig ter dood.

Dit

(x) VONNIS tegen Athanafius Paulus, ook Athanafius Tomich, en ook Athanafius Tomaites genaamd van den 23. Auguftus 1736. In het Crimineele VONNIS BOEK ter Griffier der Stad's Hertogenbosch,

Dit was het einde van dien Landloper, die te XVIII. Amfterdam, te Alkmaar, en in Friesland gevan- Boek. gen gezeten had, en weder losgelaten werd, daar 1736. hy reeds in andere Landen de Galey ontkomen

was.

doen maa

De Raad van Staaten had thans voorgenomen, De Raad de Vestingwerken, voor de St. Jans Poort deezer van Staaten Stad merklyk te vermeerderen; Ten dien einde wil dat de Regeering gaf zy door eenen Directeur de Regeering te ken-een Straatnen, dat men met het vermeerderen der Werken weg buiten aldaar, geenfins voorhad, den Weg uit de Stad, de St. Jans naar het Lande van Heusden, af te fnyden: In Poort zal tegendeel zouden in die Werken, de nodige ken. Bruggen gelegd werden: des verwagte men, dat de Regeering, eenen Laagen Smallen Straatweg, van de uiterste Werken, door het afgegraven Land zoude doen maaken, en onderhouden. Hier op antwoorde de Wethouderfchap deezer Stad; dat by het aanleggen van eenige nieuwe Veftingwerken, de Raad altyd gewoon geweeft was, de Wegen, die daar toe behoorden, op 's Lands kosten, in eenen behoorlyken ftaat te brengen, zo als duidlyk, by zyn goedvinden van den tienden Mei 1689. ten opzigte der Twee Straatwegen, die over den Bedekten Weg, zo buiten de Vugter, als Hinthamer Poorten loopen, bleek; Deezen waren ten koften van den Lande gemaakt: Zy Die hier kon derhalven, niet tot het maaken van eenen toe niet Straatweg, buiten de St. Jans Poort befluiten (y). De Afgezondenen van den Raad, die thans op de Verpagting van 's Lands Tienden, binnen deeze Stad waren, vertoonden de Regeering; dat zy ge

() NOTULEN van den 2. Mei 1736.

laft

kan ko.

men.

Boek.

1736.

laft

XVIII. waren, met haar, daarover te fpreeken; Hier toe benoemde de Regeering eenigen van haare Leden (*). Op hun berigt besloot men, in het maaken van dien Straatweg niets te doen, om En hier deeze reedenen: Eerftlyk de flegte ftaat van Stads van reden Geldmiddelen, die zulken uitgaaf niet gedooggeeft. den. Ten tweeden, om de gevolgen, die dit naar zig zoude fleepen; Hier toe dienden deeze voorbeelden. Het Straatlyk had men in de Laagtens rondfom de Stad, en in de Veftingwerken niet mogen bergen, zy had nogtans eene befchoejing buiten de Vugter. Poort doen maaken, die de Stad op zeshonderd guldens kwam te ftaan. In de Dieze, die altyd open geweeft was, had de Raad, by de Koornbrug eenen Sluis, ten dienste der Veftingwerken doen leggen: Die Vaart zoude daar door gefloten zyn geweeft, indien de Regeering, by de Vifchbrug geen Verlaat, het welk de Stad op elf honderd guldens had komen te ftaan, gelegd had. Men zag derhalven, dat telkens, by het aanleggen van nieuwe Veftingwerken, de Stad daarin, op de eene, of andere wyze getrokken zoude werden. Eindelyk om dat de Weg, buiten de St. Jans Poort, zo als die zig thans bevond, voor het gebruik bekwaam was: Wanneer de Raad oordeelde, dat die, ten diens, te der Veftingwerken beftraat, of veranderd moeft worden, vereischte de billykheid, dat dit buiten Waarmede kosten der Stad gefchiede. Dit alles werd den by de Ge- Afgezondenen der Regeering gelaft den Raad magtigden voor te draagen (a). Doch deeze nam hier in des Raads geen genoegen, en zeide, dat fchoongenomen de

geen ge

noegen ge.

nomen (2) NOTULEN van den 13. Juli 1736. NOTULEN van den 1. Auguftus 1736.

werd.

Stad

« VorigeDoorgaan »