Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Bladz. 148. regel 11. ftaat door de Stad lees door die der geheele Stad.

Bladz. 155. regel 26. fleat dier Ampten, die vernie tigd lees wiens Ampten vernietigd.

Bladz. 176. regel 24. flaat Drunen Baartwyk lees Drunen, en Baartwyk.

Bladz. 183. regel 22. flaat hun lees heen.

Bladz. 183. regel 32. ftant van lees op.

Bladz. 211. regel 21. ftaat begvaen lees begaven. Bladz. 219. regel 28. ftaat dezelven lees denzelven.

Nadere Verbeteringen in het Eerfte Deel.

Bladz. 87. regel 24. ftaat 1122. lees 1114. Bladz. 116. regel 30. doe uit het woord geen. Bladz. 167. regel 31. ftaat plegtig willen lees plegtig te willen,

Bladz. 175. regel 30. ftaat te Brabant lees Brabant te
Bladz. 200. regel 13. ftaat 13. 6. lees 1356.
Bladz. 208. regel 12. doe uit de wooorden omdat.
Bladz. 311. regel 22. en 23. ftaat voor ten ten lett
Voorregten ten.

Bladz. 421. regel 10. ftaat Brakel lees Bakel.
Bladz. 422. regel 18. doe uit het woord van.
Bladz. 519, regel 3. doe uit het woord hun.
Bladz. 528. regel 3. ftaat niemand lees iemand.

Byvoegingen in het Eerfte Deel.

Bladz. 285. heb ik verhaald, dat, nadat JAKOBA Herto gin van Brabant, en Gravinne van Holland, eenigen tyd te Gent verzekerd geweeft was, zy haare wagters verfchalkte, en dat twee Hollandfche Edelen met naame Aarnoud Spiering, en Aarnoud van Aelburg haar hielpen ontvlugten. Ik heb dit gehaald uit HARRÆUS Tom. I. pag. 400. en uit DIVEUS Lib. XVIII. pag. 238. Beide die Schryveren verhaalen woordlyk Erant Arnoldi duo, es Hollandorum non infima Nobilitate, unus Spieringius, alter

[ocr errors]

ab Alburgo cognominatus, dat is, daar waren twee Aar nouten, van den eerften Hollandfchen Adel, de eene Spie ring, en de andere van Aelburg bygenaamd. Op het gezag dier beide Schryveren heb ik hun verhaalde te boek gefteld. De Geleerde WAGENAAR doed in zyne Vaderlandfche Hiftorie Deel III. Bladz. 463. het zelve verhaal, en haaid ten bewyze van dat, DivÆUS hier voorgemeld aan. Ik heb naderhand gevonden, dat hier omtrent een misflag ingeflopen is, om dat ik uit het geflacht der Heeren van Heusden, geenen gevonden heb, die den naam van Aelburg droeg: zie CHRISTINEUS Juris prudentia Heroica Tom. 1. pag. 196. maar wel eenen Tak die den naam van Spiering van Aelburg droeg, ter onderfcheiding van een anderen Tak, die den naam van Spiering van Wel voerde. OUDEN. HOVEN Befchryving van het Land van Heusden Bladz. 23. SIMON VAN LEEUWEN meld wel van een Adelyk geslacht van Aelburg in zyn Batavia Illustrata Bladz. 1189. doch by noemd maar Wolphaart, en Turken van Aelburg, die in het jaar 1050. leefden, en eenen N. van Aelburg, die vol gens zyn verhaal in het jaar 1475. de Prinfeffe Jakoka, nevens Aarnout Spiering uit de gevangenis verlofte. Hy begaat daar in dezelve misflag als Harræus, en Divæus, en boven dien noch eene, dat hy de verlosfing van Vrouw Jakoba op het jaar 1475. fteld, om dat Jakoba in het jaar 1436. overleden is. WAGENAAR Deel III. Bladz. 517. De rede die my tot het ftellen van eenen misflag hier om. trent doed overhellen is, om dat my uit een afschrift van de uitgift der Heerlykueid Herpt in den Lande van Heusden, gebleken is, dat die door JAKOBA Gravianne van Holland op den 7. April 1429. naar den styl van den Hove, dat is 1430. aan Arnoud Spiering van Aelburg gegeven is, en wel om de menigvuldige diensten, die deeze haar gedaan had. Denklyk is hier onder de hulp van haare ontvlugting uit Gent gerekend geworden. Uit dit alles ftelle ik vaft, dat Aarnoud Spiering van Aelburg, Jakoba in haare vlugt bygestaan hebbe, en dat de Schryvers uit dien naam, twee Lieden gevormd hebben. Deeze misflag hoewel van geen groot belang, heb ik tot nader ontdekking der waarheid alhier bygebragt.

Bladz. 336. heb ik gemeld, dat er door den geweldigen brand hier ter Stede, in het jaar 1463. voorgevalten, ruim vier duizend Huifen verteerd zyn. Ik heb dit in de

aangehaalde plaatfen onder de letter (b) op Bladz. 337. zo aangetekend gevonden. Na het uitgeeven van het Eerfte Deel hebben my eenige naauwkeurige Leezers de onmooglykheid van dat getal voorgehouden, om dat er thans, weinig meer, dan vier duizend Huifen binnen de Stad zyn. Het is klaar, dat de Stad zederd dien tyd merklyk in getal van Huifen is afgenoomen, doch egter in ver na zo veel niet, dat het toen afgebrande gedeelte vier duizend kan bevat hebben. Ik heb derhalven alles na gezien, en overdagt, om dit op te helderen. Zekere gefchreeve oude Kronyk der Stad, fchynd oorzaak tot deezen misflag ge geven te hebben, daar in staat met schryfletteren aangetekend, dat er toen meer als vier duizend Iluisen af branden. Het komt my voor, dat Oudenboven, die Kronyk by het opstellen van den tweeden druk zynes werks gelefen heeft, om rede dat er geheele verhaalen daar in voorkomen, die woordlyk in die Kronyk ftaan. In het opstellen mynes werks, heb ik meeft den tweeden druk van Oudenboven, als den volmaaksten gevolgd. Thans heb ik den eerften druk hierop nagezien, en ik vinde aldaar op Bladz. 89. in fchryfletteren aangetekend, dat er meer als vier honderd Huifen afbranden. In den tweeden druk Bladz. 175. ftaat het getal van vier duizend in Cyferletteren. Ik giffe dat een van beiden waar is, of dat by het drukken der tweede uitgaave van Oudenhoven, een druk. feil ingeflopen zy, of wel, dat hy na het leefen der gemelde Kronyk, het getal der verbrande Huisen, op vier dui, zend gesteld zal hebben. Zeker is het dat het getal van vier honderd Huifen, vry aanneemlyker, en waarschyn, lyker, dan dat van vier duizend is. Ik heb dit, ter out dekking van de waarheid in deezen, opgehelderd.

Nadere Verbeteringen op het Tweede Deel.

Bladz. 61. regel 27. voeg agter het woord vyf duizend bet woord guldens.

Bladz. 227. regel 6. ftaat meeftend lees meeften. Bladz. 245. regel 18. ftaat uitdagen lees uitdagingen. Bladz. 303. regel 17. doe uit het woord by dat er twee maal staat.

Bladz. 368. regel 23. doe uit het woord daar dat er twee maal staat.

Bladz. 380. regel 11. doe uit het woord toe.
Bladz. 442. regel 6. ftaat terstond lees toeftond.
Bladz. 444. regel 21. ftaat Kopmanfchappen lees Hop-
manfchappen.

Bladz. 447. regel 27. ftaat zeventi lees zeventien.
Bladz. 500. regel 11. doe uit het woord had.
Bladz. 514. regel 25. Staat Gasthuis lees Geefhuis.
Bladz. 540. regel 15. ftaat als lees al.

Byvoegingen in het Tweede Deel.

Bladz. 6. heb ik van eene duurte van Graanen verhaald. en dat er omtrent dertig duizend Menfchen in het Armhuis Brood haalden. Toen ik, by het herzien der proefbladeren begreep, dat hier omtrent een faut ingeflopen moeft zyn, voegde ik er in de aanhaaling (g) by, dat dit getal my veel te groot voorkwam. Oudenboven verhaald dit zo, en hy voegd er by, dat hy dit uit een oud boekje met de hand gefchreven, gehaald hebbe. In den eerften druk des jaars 1649. nog in Mollii Annales, nog in een geschreeve Kronyk der Stad, welke beide handfchriften ik bezitte, vind ik hier van niets gemeld. Ik zal derhalven hier de rede opgeven, waarom ik meene, dat daar omtrent eenen misflag ingeflopen zy. Het is een zekere waarheid dat 's Hertogenbosch in getal van Inwoners, zederd dien tyd, tot heden toe merklyk is afgenomen, doch egter zoo veel niet, dat de armen dertig duizend kunnen bedragen hebben. Het getal der Inwoners buiten de Bezetting beloopt thans ruim dertien duizend zielen. Ik ftelle eens dat het omtrent met vyf duizend zederd dien tyd verminderd zy, dat het grootste getal is, dat ik naar de Huizen, die er geweeft kunnen zyn, kan stellen, dus zouden er in het jaar 1557. ruim agtien duizend Zielen de Stad bewoond hebben. Zeker is het, dat ten minsten twee derden der Inwoners, geen brood van den armen gehaald zullen hebben, maar dat die zig buiten dien, voorzien konden: be halven dat de arme lieden, die om Brood in het Armhuis kwamen, volgens het verhaal van Oudenboven, van de Geerlingfche Brugge af, aan de eene, en van den hoogen fteenweg aan de andere zyde, tot aan het Armhuis, twee aan twee geplaatft waren, geen drie duizend uitgemaakt kunnen hebben, om dat de Geerlingsche Brug zestig, en het uiterfte van den hoogen fteenweg omtrent zeventig Ryn

land.

landfche roeden van het Armhuis afgelegen zyn. Dus
bedraagt die geheele wyte honderd en dertig Rynland-
fche roeden, gevolglyk is het onmooglyk dat er drie, ik
laat staan dertig duizend Menfchen twee aan twee, hoe
digt die tegen elkanderen gepakt waren
2 geplaatft kun-
nen worden, fchoon men voor ieder menfch maar eenen
voet ruimte ftelde. Ik ftelle derhalven vaft, dat op 't al
lermeeft genomen, dit getal maar drie duizend bedragen
hebbe.

Even eens is het gelegen met het getal der geenen, die in het jaar 1557. aan de Peftziekte binnen de Stad overleden. Oudenboven, Bor, en het handschrift in de aanbaaling (i) gemeld, geven dit zo op, en het is onmooglyk dat het waar kan zyn, om dat de Stad, die ze ker, in dat jaar, vry meer Inwoners dan thans bevatte, genoegzaam uitgeftorven zoude zyn. Ik giffe derhalven, dat de oude handfchriften, waaruit Oudenhoven en Bor dit gehaald hebben, vyftien honderd zullen aangetekend hebben, het welk omtrent een twaalfde gedeelte der toenmaalige Inwoners uitmaakte,

[merged small][ocr errors]

Bladz. 206. regel 1. doe uit het woord zy.

Bladz. 264. regel 13. ftaat de lees te.

Bladz. 294. regel 23. ftaat te doen brengen lees daarin te doen brengen.

Bladz. 310. regel 16. ftaat geflaakt lees geftaakt.

Bladz. 314. regel 20. ftaat Goeverneur lees Gouver

neur.

Bladz. 360. regel 14. ftaat onder het Bakkers Gilde alhier behoorden lees onder het Bakkers Gilde alhier niet behoorden.

Bladz. 422. regel 13. en volgenden ftaat Deeze vorderde van ieder Ton, zo Vriesfche als Hollandsche Turf vyf en dertig ftuivers lees Deeze vorderde van ieder Schip, zo Vriesfche als Hollandfche Turf, vyf en dertig stuivers, naderhand een en een halven ftuiver van ieder Ton.

Bladz. 459. regel 27. en volgenden staat zy had de vreugde Maaltyden en de belastingen op Stads Ampten en alles wat bedagt kon werden om Stads Kas in ftaat te houden, afgefchaft lees zy had de vreugde Maaltyden

[ocr errors]

1

« VorigeDoorgaan »